Rechtbank Leeuwarden, 25-03-2010, BL9918, AWB 07/353, 07/354, 07/355, 07/356 en 07/357
Rechtbank Leeuwarden, 25-03-2010, BL9918, AWB 07/353, 07/354, 07/355, 07/356 en 07/357
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 maart 2010
- Datum publicatie
- 2 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBLEE:2010:BL9918
- Zaaknummer
- AWB 07/353, 07/354, 07/355, 07/356 en 07/357
Inhoudsindicatie
Bij naheffingsaanslagen loonbelasting aangebrachte correcties door verweerder niet aannemelijk gemaakt met enkel (de extrapolatie van) het resultaat van een steekproef naar andere jaren, en naar andere inhoudingsplichtigen.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummers: AWB 07/353, 07/354, 07/355, 07/356 en 07/357
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 maart 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[A] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres sub 1,
[B] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres sub 2,
[C] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres sub 3,
[D] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres sub 4,
[E] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres sub 5,
hierna tezamen ook te noemen: eiseressen,
gemachtigde mr. [gemachtigde],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres sub 1 over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 319.548, alsmede bij beschikking een boete van € 20.687; tevens is bij beschikking een bedrag van in totaal € 27.505 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 januari 2007 de naheffingsaanslag alsmede de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot op € 19.836.
Verweerder heeft aan eiseres sub 2 over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 146.732, alsmede bij beschikking een boete van € 11.898; tevens is bij beschikking een bedrag van in totaal € 10.676 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 januari 2007 de naheffingsaanslag alsmede de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot op € 11.387.
Verweerder heeft aan eiseres sub 3 over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 9.861, alsmede bij beschikking een boete van € 1.017; tevens is bij beschikking een bedrag van in totaal € 953 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 januari 2007 de naheffingsaanslag verminderd tot op € 9.000 en de boete verminderd tot op € 893.
Verweerder heeft aan eiseres sub 4 over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 53.644, alsmede bij beschikking een boete van € 5.690; tevens is bij beschikking een bedrag van in totaal € 4.846 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 januari 2007 de naheffingsaanslag verminderd tot op € 51.003 en de boete verminderd tot op € 5.237.
Verweerder heeft aan eiseres sub 5 over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 90.287, alsmede bij beschikking een boete van € 7.015; tevens is bij beschikking een bedrag van in totaal € 8.378 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 januari 2007 de naheffingsaanslag, alsmede de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot op € 6.713.
Hun gemachtigde heeft namens eiseressen daartegen bij brieven van 25 januari 2007, ontvangen bij de rechtbank op 29 januari 2007, voor ieder der eiseressen afzonderlijk beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2010 te Leeuwarden.
Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting de rechtbank op 4 januari 2010, door de rechtbank ontvangen op 5 januari 2010, een pleitnota met bijlagen toegezonden.
Eiseressen zijn daar bij hun curatoren [curatoren], bijgestaan door hun gemachtigde en [naam], verschenen. Namens verweerder is eveneens zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door [namen].
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 In het onderhavige tijdvak exploiteren eiseressen een grote keten fotospeciaalzaken. Zij hadden tezamen in dat tijdvak meer dan 130 filialen, verspreid door heel Nederland. Op 7 december 2004 waren er 622 werknemers bij eiseressen in dienst. Eiseressen doen allen afzonderlijk aangifte voor de loonheffing. Hun respectieve loonadministraties worden gezamenlijk gevoerd.
1.2 Op 7 december 2004 is bij eiseressen door verweerder een controle ingesteld naar de aanvaardbaarheid van (voor zover hier van belang) de aangiften loonbelasting over het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004, van de resultaten waarvan, gedagtekend 6 juli 2005, een rapport is opgemaakt (hierna: het controlerapport).
1.3 Het controlerapport vermeldt onder meer: "Er zijn verschillen geconstateerd in de aansluiting tussen de verzamelloonstaten en de aangiften loonheffing 2002 en 2003 van [A] BV en [B] BV. Het verschil bedraagt 6.478. (..) Inhoudingsplichtige heeft aangegeven dat in verband met financiële overwegingen hier geen aandacht aan besteed zal worden. De verschillen zullen worden nageheven.
Correctie:
[A] BV 2002: neg. € 6.359
[A] BV 2003: € 12.077
[B] BV 2002: neg. € 4.677
[B] BV 2003: € 5.437".
1.4 Het controlerapport vermeldt voorts: "Inhoudingsplichtige maakt gebruik van de afdrachtvermindering lage lonen. Voor de jaren 2000 en 2001 werd gebruik gemaakt van een softwarepakket van Getronics. Vanaf 1 januari 2003 werd er gebruik gemaakt van een softwarepakket van Paymate." (…) "Inhoudingsplichtige geeft volgens haar eigen berekeningen aan dat er te veel afdrachtvermindering lage lonen geclaimd is. Het foutpercentage na 75% van de geclaimde vermindering zou volgens haar 17% bedragen. De geconstateerde fouten in de berekeningen van inhoudingsplichtige zijn door haar niet meegenomen in bovenstaand percentage. Nog niet bekend is wat het resultaat van de overige 25% zal zijn. Inhoudingsplichtige heeft aangegeven dat de verschillen per werkmaatschappij aanzienlijk zouden kunnen zijn. Of de fouten in de jaren 2002 en 2004 in gelijke verhouding staan tot de fouten in 2003 is niet bekend. Gezien het aantal fouten welke door inhoudingsplichtige zijn berekend en aangezien daarnaast meerdere fouten voorkomen zal 30% van de afdrachtvermindering worden gecorrigeerd.". De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat het vorenbedoelde percentage van 30 is gebaseerd op een "coulante" schatting. Het controlerapport komt vervolgens in totaal tot de volgende correcties over het onderhavige tijdvak:
[C] BV: € 600
[B] BV: € 50.197
[A] BV: € 114.721
[E] BV: € 14.676
[D] BV: € 9.838.
1.5 Het controlerapport vermeldt verder: "Palmer Sport
Vier werknemers van een filiaal hebben in het jaar 2003 een bijzondere beloning ontvangen omdat zij het best presterende filiaal waren. Samen met de regiomanager, de heer [naam] mochten zij een motorsportgala meemaken in West Sussex, Engeland, d.d. 25 en 26 april 2003. Deze bijzondere beloning is een voordeel voor deze vijf werknemers welke als loon in natura in de loonheffing betrokken had moeten worden. De betreffende nota werd geraakt in een steekproef. (...) Om de inhoudingsplichtige hierin tegemoet te komen zal het desbetreffende filiaal als een organisatorische/functionele eenheid worden beschouwd. Voor de vier werknemers van het filiaal kan dan wel rekening worden gehouden met de vrijstelling van € 340,00 per jaar. (…) Fout steekproef: 0,6634". De controleurs concluderen op dit punt tot een correctie van € 3.495,18.
1.6 Het controlerapport vermeldt ten aanzien van het onderwerp "kerstpakket": "Ingaande het jaar 2003 werd de feestdagenregeling afgeschaft. Dit betekent, dat geschenken ter gelegenheid van feestdagen tot het loon gerekend moeten worden. Inhoudingsplichtige heeft aan haar personeel onbelast een kerstpakket verstrekt. Dit is dus niet juist. De betreffende nota werd geraakt in de steekproef. Fout steekproef: 1,0".
1.7 Het controlerapport vermeldt ten aanzien van "inhouding huur": "In het jaar 2003 wordt er voor vijf werknemers rekening gehouden met inhouding huur. Deze werknemers wonen boven de winkel. (..) De bovenverdieping wordt dus verhuurd/onderverhuurd. Een salarisslip van één van deze werknemers, de heer [X] komt voor in de steekproef. Op 28 juni 2000 heeft deze werknemer een huurovereenkomst gesloten met inhoudingsplichtige betreffende het pand, [adres]. Bedrag Fl. 400,00 (€ 181,51) per maand. Er werden geen huurverhogingen toegepast. De heer [X] betaalt niet voor gas, water en licht. Er wordt geen rekening gehouden met de desbetreffende forfaits. In verband met het bovenstaande is een waardeonderzoek ingesteld. Een taxateur van de Belastingdienst heeft de huurwaarde voor het jaar 2003 vastgesteld op € 4.591,00.". Verweerder constateerde op dit punt als correctie: "Netto salaris [X], november 2003:
€ 1.329,96. Fout steekproef: 0.2038".
1.8 Onder het hoofd "Verwerking gegevens steekproef" vermeldt het controlerapport: "In de steekproef werden de volgende fouten geconstateerd:
3.22: 0,6634
3.29: 1,0000
3.30: 0,2038
Het gemiddelde percentage is berekend op 53,12%. Er zal rekening worden gehouden met een gemiddeld percentage van 53%.
Correctieberekening: € 75.630 x 0,6634 = € 50.172
€ 90.000 x 1,2038 = € 108.342
€ 158.514
€ 158.514 x 53% = € 84.012
De administratieve procedures in de overige jaren zijn zeker niet beter geweest dan die in 2003. Ook zijn er in de personeelsbezetting geen ingrijpende wijzigingen geweest. Aan de hand van de auditfiles 2002 en 2004 hebben wij kunnen vaststellen dat er in die jaren soortgelijke fouten voorkomen als in 2003. Dit zal voor 2000 en 2001 niet anders zijn. De omvang van de bruto loonheffing van het concern is in de gecontroleerde jaren ongeveer gelijk gebleven. Er is dan ook voldoende aanleiding om ook voor de andere jaren uit te gaan van het voor 2003 geldende bedrag. Dit is door ons ook al naar voren gebracht in de controlerapporten. Belastingplichtige heeft daarop op geen enkele wijze aangegeven of en waarom de populaties in die jaren wel goed zouden zijn.
Correctie:
2000: € 84.012
2001: € 84.012
2002: € 84.012
2003: € 84.012
2004: € 84.012
De bedragen zullen verdeeld worden (verdeeld) in verhouding van de totale loonsommen per bedrijf." Het rapport concludeert dan tot de volgende correctie in het onderhavige tijdvak:
[C] BV: € 8.400
[B] BV: € 95.775
[A] BV: € 199.109
[E] BV: € 75.611
[D] BV: € 41.165.
1.9 Ten aanzien van de boete vermeldt het controlerapport: "Voor de kennisgeving van de vergrijpboete wordt verwezen naar het tweede conceptrapport van 3 juni 2005. Daarin is ook de verweermogelijkheid aangegeven waarin de mogelijkheid wordt geboden om binnen twee maanden na dagtekening van de kennisgeving, dan wel tijdens de eindbespreking, de gronden waarop het voornemen van het opleggen van de boeten berust, gemotiveerd te betwisten. Over de naheffingen m.b.t. 3.15.3 en 3.33 worden boeten opgelegd van 25% ingevolge artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 en 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB 98). (..) De onderwerpen Palmer Sport, inhouding huur en kerstpakketten zijn geraakt in de steekproef. Voor de hoogte van deze facturen zal een vergrijpboete worden opgelegd. Voor het resterende bedrag van de steekproef zal een verzuimboete worden opgelegd.".
1.10 Verweerder heeft wegens door hem gestelde grove schuld van de desbetreffende inhoudingsplichtige bij beschikking de volgende vergrijpboeten van 25% van de desbetreffende correcties opgelegd over het onderhavige tijdvak, welke zijn gematigd tot op 12,5% in verband met de bijzondere financiële omstandigheden:
[C] BV: € 156
[B] BV: € 7.361
[A] BV: € 16.150
[E] BV: € 2.478
[D] BV: € 1.632.
1.11 Verweerder heeft voorts aan de desbetreffende inhoudingsplichtigen bij beschikking de volgende verzuimboeten van 10% van de desbetreffende correcties opgelegd over het onderhavige tijdvak:
[C] BV: € 861
[B] BV: € 4.537
[A] BV: € 4.537
[E] BV: € 4.537
[D] BV: € 4.058 .
1.12 Eiseressen zijn alle bij vonnis van de rechtbank Groningen op 21 oktober 2005 failliet verklaard. Als curator - aanvankelijk tezamen met [curator] - is aangesteld [curator].
Geschil
2.1 Partijen houdt verdeeld het antwoord op de volgende vragen:
- Zijn de onderhavige naheffingsaanslagen tot de juiste bedragen opgelegd?
- Zijn de bestreden vergrijpboetes terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
2.2 Eiseressen concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslagen, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen.
2.3 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
2.4 Naar partijen ter zitting eenparig hebben verklaard spitst het geschil zich uitsluitend toe op de vraag of door verweerder bij de bestreden naheffingsaanslagen aangebrachte correcties uitsluitend kunnen worden gebaseerd op steekproeven waarbij de personeelreis (Palmer Sport), de verstrekte kerstpakketten en de verhuur van een woning in [plaats] aan werknemer [X], zijn geraakt, en voorts of de afdrachtvermindering lage lonen voor een percentage van 20 dan wel 30 moet worden gecorrigeerd en of de opgelegde vergrijpboetes ter zake terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
2.5 De opgelegde verzuimboetes zijn tussen partijen, naar zij ter zitting eenparig hebben verklaard, als zodanig niet in geschil.
2.6 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
3.1 Artikel 31, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2005; hierna; de Wet) luidt: "In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt de belasting over de in het tweede lid genoemde en bedoelde bestanddelen van het loon (eindheffingsbestanddelen) geheven van de inhoudingsplichtige naar het in het derde lid aangegeven tarief." Het tweede lid van dat artikel luidt (voor zover hier van belang): "Eindheffingsbestanddelen zijn: bestanddelen van het loon waarover de verschuldigde belasting niet is betaald, in verband waarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, behoudens: (..) voor zover de inhoudingsplichtige verzoekt, onder verstrekking van de daartoe noodzakelijke gegevens, met betrekking tot dat loon het eerste lid niet toe te passen".
3.2 De rechtbank constateert dat de gemachtigde van eiseressen ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat een verzoek als hiervoor - onder 3.1 - namens eiseressen niet is gedaan.
3.3 Daarmee ligt in het onderhavige geval de vraag voor of de bestreden correcties, zoals hiervoor - onder 2.4 - genoemd, bestanddelen van het loon vormen waarover de verschuldigde belasting niet is betaald, in verband waarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag is opgelegd.
3.4 Ter zake van de hiervoor - onder 3.3 - opgeworpen vraag rust de bewijslast, naar het oordeel van de rechtbank, op verweerder, die immers stelt dat sprake is van meer belaste loonbestanddelen dan door eiseressen in de desbetreffende aangiften is aangegeven.
3.5 Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder met hetgeen hij in de gedingstukken en ter zitting naar voren heeft gebracht in deze bewijslast niet geslaagd.
3.6 In zijn arrest van 14 maart 2008, nr. 39 866, onder meer gepubliceerd in V-N 2008/14.5, heeft de Hoge Raad onder meer overwogen: "Voor zover middel 2, dat opkomt tegen het onder b vermelde oordeel, ervan uitgaat dat de Inspecteur de naheffingsaanslagen heeft gebaseerd op de resultaten van de steekproef, miskent het dat de Inspecteur aan de naheffingsaanslagen ten grondslag heeft gelegd dat belanghebbende geen of althans onvoldoende gegevens heeft verstrekt omtrent de woonplaats van haar Britse werknemers zodat de kostenvergoedingen in beginsel moesten worden geacht tot het loon te behoren. Het Hof heeft de Inspecteur hierin gevolgd. Dat de Inspecteur de naheffingsaanslagen heeft vastgesteld naar bedragen lager dan die van de kostenvergoedingen, berust op een zijnerzijds gemaakte schatting van de vermoedelijke omvang van het deel van de kostenvergoedingen waarvoor kan worden aangenomen dat daarover geen loonbelasting behoefde te worden ingehouden, welke schatting de Inspecteur heeft gebaseerd op de uitkomst van de steekproef en de extrapolatie daarvan. Het in dat kader en op die wijze nader bepalen door de inspecteur van een van de werkgever na te heffen bedrag brengt voor hem niet de verplichting mee het nageheven bedrag onder te verdelen in bedragen per werknemer aan wie een kostenvergoeding is verstrekt. Zulk een onderverdeling zou een onderzoek vergen dat van de inspecteur, gegeven het feit dat hij in een geval als het onderhavige niet de bewijslast heeft met betrekking tot de gegevens waarop het onderzoek zich zou moeten richten, niet kan worden gevergd. Het middel, dat van een andere opvatting uitgaat, faalt derhalve. (..) Middel 3 komt op tegen het hiervoor onder c vermelde oordeel. Het middel strekt er kennelijk toe te betogen dat de resultaten van de over 1996 uitgevoerde steekproef niet zonder meer geëxtrapoleerd kunnen worden naar de jaren 1993 tot en met 1995. Dat betoog is op zichzelf genomen niet onjuist. Een dergelijke extrapolatie van het resultaat van een steekproef naar andere tijdvakken is in beginsel slechts verantwoord indien er voldoende grond is om aan te nemen dat de desbetreffende tijdvakken een constant beeld vertonen wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie. Het middel miskent evenwel dat, zoals hiervoor in 3.3.2 is overwogen, de Inspecteur de belastbaarheid van de kostenvergoedingen niet heeft gebaseerd op (extrapolatie van) de resultaten van de steekproef over 1996, maar daaraan ten grondslag heeft gelegd dat belanghebbende geen of althans onvoldoende gegevens heeft verstrekt omtrent de woonplaats van haar Britse werknemers. De Inspecteur heeft niettemin, zoals ook hiervoor in 3.2.2 is overwogen, een deel van de kostenvergoedingen onbelast gelaten op grond van een zijnerzijds gemaakte schatting van de vermoedelijke omvang van het deel van de kostenvergoedingen waarvoor kan worden aangenomen dat daarover geen loonbelasting verschuldigd is, welke schatting de Inspecteur heeft gebaseerd op de uitkomst van de steekproef en de extrapolatie daarvan. Ook al zouden de resultaten van de steekproef niet kunnen bijdragen aan het bewijs van de omvang van de kostenvergoedingen waarover in de jaren 1993 tot en met 1995 ten onrechte geen loonbelasting is ingehouden, dat betekent niet dat de Inspecteur die resultaten niet kon bezigen ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van belanghebbende noch dat hij die resultaten buiten beschouwing diende te laten bij zijn schatting van die omvang. Op belanghebbende bleef immers de last rusten te bewijzen dat de over die jaren verstrekte kostenvergoedingen ten onrechte in de belastingheffing zijn betrokken. Het middel faalt derhalve.".
3.7 De rechtbank oordeelt dat in het onderhavige geval, waarin de bewijslast ten aanzien van de in de bestreden naheffingsaanslagen begrepen overige correcties rust op verweerder, verweerder daarin niet kan slagen met enkel (de extrapolatie van) het resultaat van een steekproef naar andere jaren, en naar andere inhoudingsplichtigen. Zoals de Hoge Raad - in het kader van een steekproef bij slechts één inhoudingsplichtige - heeft overwogen in het hiervoor - onder 3.7 - aangehaalde arrest, is een extrapolatie naar andere jaren in beginsel slechts verantwoord indien er voldoende grond is om aan te nemen dat de desbetreffende tijdvakken een constant beeld vertonen voor wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie. Naar het oordeel van de rechtbank, doet zich in dat opzicht ten deze geen uitzonderingssituatie voor. Ten aanzien van de aanwezigheid van een constant beeld in vorenbedoelde zin heeft verweerder, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan, onvoldoende gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt. Sterker nog: de gemachtigde van verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het er naar zijn mening niet toe doet of in de andere jaren een met de hiervoor - onder 2.4 - bedoelde geconstateerde fouten vergelijkbare problematiek speelt. Het vorenoverwogene klemt temeer daar extrapolatie van de resultaten van de steekproef in casu meerdere - voor de loonbelasting zelfstandig aangifteplichtige - inhoudingsplichtigen betreft, terwijl uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting bovendien niet is gebleken op welke van de vijf gecontroleerde inhoudingsplichtigen de in de steekproef gesignaleerde fouten betrekking hebben. Voor zover verweerder met de steekproeven, waarvan de rechtbank, gelet op het vorenoverwogene, de beoordeling van de juiste uitvoering daarvan in het midden kan laten, op dit punt met een (begin van een) bewijsvermoeden heeft willen komen, is dat vermoeden, naar het oordeel van de rechtbank, door eiseressen met hetgeen zij naar voren hebben gebracht voldoende ontzenuwd. De rechtbank overweegt voorts nog dat verweerders betoog dat in een geval als het onderhavige van een inhoudingsplichtige op dit punt een actieve(re) houding mag worden verwacht, in die zin dat het na de gehouden steekproef in het geval van extrapolatie van de resultaten daarvan op de weg van de inhoudingsplichtige zou liggen de juistheid van de daarop gebaseerde correcties door middel van een integrale controle te weerleggen, miskent dat dit in feite ertoe zou leiden dat de op verweerder rustende bewijslast zou omkeren, zonder dat sprake is van dermate aanzienlijke gebreken dat niet van een vereiste aangifte, dan wel niet van een betrouwbare boekhouding, gesproken zou kunnen worden. Dat is, naar de rechtbank oordeelt, in strijd met het bepaalde in artikel 27e AWR, waarin omkering (en verzwaring) van de bewijslast nu juist wel aan dermate ernstige gebreken in aangifte of boekhouding wordt voorbehouden.
3.8 De op de bovenbedoelde correcties kunnen, gelet op het vorenoverwogene niet in stand blijven.
3.9 Ten aanzien van de afdrachtvermindering lage lonen, rust de bewijslast dat de afdrachtvermindering terecht en tot het juiste bedrag is gevraagd op eiseressen. Eiseressen hebben, naar het oordeel van de rechtbank, met hetgeen zij in de gedingstukken te dien aanzien naar voren hebben gebracht het bewijsvermoeden in het leven geroepen dat - in verband met de vanaf 2003 bij eiseressen nieuw in gebruik genomen software - 20% teveel afdrachtvermindering lage lonen is gevraagd. Dit vermoeden is door verweerder niet ontzenuwd met zijn enkele stelling dat de bedoelde afdrachtvermindering voor - in plaats van de niet in geschil zijnde 20% - 30% ten onrechte zou zijn geclaimd, laat staan dat hij zulks aannemelijk maakt, nu hij ter zitting heeft verklaard dat het bedoelde percentage van 30 op een schatting berust. Het gelijk is ook in zoverre aan de zijde van eiseressen.
3.10 Voor deze situatie verschillen partijen, naar zij eenparig ter zitting hebben verklaard, niet van mening over de cijfermatige gevolgen voor de opgelegde naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen. De naheffingsaanslagen opgelegd over het onderhavige tijdvak dienen dan ook te worden verminderd tot op de volgende bedragen aan enkelvoudige belasting:
[C] BV: € 400;
[B] BV: € 34.224;
[A] BV: € 82.198;
[E] BV: € 9.784 en
[D] BV: € 6.558.
Met betrekking tot de opgelegde boetes kwamen partijen ter zitting - voor het geval het gelijk aan de zijde van eiseressen is - overeen dat de opgelegde vergrijpboetes moeten worden verminderd tot nihil, terwijl ter zake van de in stand gelaten correcties een verzuimboete van 10% moet worden opgelegd. Naar de rechtbank begrijpt, hebben partijen in deze afspraak de omstandigheid verdisconteerd dat de redelijke termijn van artikel 6, tweede lid, van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. De rechtbank heeft geen redenen partijen niet in hun standpunten te volgen.
3.11 Ter zake van de mede in geschil zijnde beschikkingen heffingsrente overweegt de rechtbank dat dienaangaande geen afzonderlijke grieven zijn aangevoerd, zodat de bedoelde beschikkingen overeenkomstig de verminderde naheffingsaanslagen dienen te worden verminderd.
3.12 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseressen in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand - voor deze vijf samenhangende zaken tezamen - vastgesteld op € 966,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1,5).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslagen tot op de volgende bedragen:
[C] BV: € 400;
[B] BV: € 34.224;
[A] BV: € 82.198;
[E] BV: € 9.784 en
[D] BV: € 6.558.
- vermindert de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindert de boetebeschikkingen tot op 10% van belasting verschuldigd volgens de verminderde naheffingsaanslagen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen ten bedrage van € 966,-;
- gelast dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht van ieder € 281,-vergoedt.
Aldus gegeven door dr.mr. P. van der Wal, voorzitter, en mrs. A.T. de Kwaasteniet en A.F. Germs-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2010.
M. Hiemstra P. van der Wal
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.