Home

Rechtbank Leeuwarden, 02-09-2010, BO3262, AWB 09/1844

Rechtbank Leeuwarden, 02-09-2010, BO3262, AWB 09/1844

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
2 september 2010
Datum publicatie
8 november 2010
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2010:BO3262
Zaaknummer
AWB 09/1844

Inhoudsindicatie

proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a; eiseres ten tijde van instellen beroep nog geen kennis genomen van verminderingsbeschikking.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 09/1844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden,

verweerder,

gemachtigde [verweerder].

Procesverloop

Verweerder heeft aan verzoekster voor het jaar 2006 een ambtshalve aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer].H66) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.613, een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 109, alsmede een boetebeschikking ten bedrage van € 113.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 juli 2009 de aanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

Verzoekster heeft bij brief van 12 augustus 2009, op dezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep geregistreerd onder het kenmerk 09/1844.

Bij beschikking van 15 augustus 2009 heeft verweerder de aanslag verminderd naar een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.416. De beschikking heffingsrente heeft verweerder verminderd naar nihil. De boetebeschikking is door verweerder verminderd naar een boetebeschikking ten bedrage van € 22.

Bij brief van 6 november 2009, ontvangen bij de rechtbank op 9 november 2009, heeft verzoekster het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking heeft verzoekster verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure.

Verweerder heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, op 5 maart 2010, een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft besloten tot afdoening van de zaak met toepassing van afdeling 8.2.4 van de Awb.

Motivering

1.1 Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat ingeval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met intrekking van het beroep.

1.2 Verzoekster heeft ten aanzien van de zaak met het kenmerk AWB 09/1844 verzocht om een kostenvergoeding krachtens de wet.

1.3 Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verzoekster geen kostenvergoeding toekomt. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het een zeer lichte zaak betreft in de zin van punt C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht en dat de kostenvergoeding derhalve beperkt dient te worden tot ¼ punt.

1.4 De rechtbank is van oordeel dat moet worden aangesloten bij verzoeksters standpunt en ziet aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Hierbij acht de rechtbank het volgende van belang. Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder aan verzoekster een brief heeft gestuurd met dagtekening 16 juni 2009, waarin hij aankondigt het bezwaar van verzoekster te zullen afwijzen indien hij niet vóór 30 juni 2009 van haar heeft vernomen. Verzoekster heeft verweerder hierop geantwoord bij brief met dagtekening 24 juni 2009, welke op 26 juni 2009 door verweerder is ontvangen. Uit een brief van verweerder aan eiser met dagtekening 23 september 2009 blijkt dat verzoeksters brief van 24 juni 2009 voor verweerder aanleiding is geweest om de aanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking te verminderen. Voormelde vermindering heeft plaatsgevonden met dagtekening 15 augustus 2009. Ondanks verweerders stelling dat de verminderingbeschikking op of omstreeks 11 augustus 2009 aan verzoekster is toegezonden, acht de rechtbank het goed denkbaar dat verzoekster, op het moment dat zij beroep instelde bij de rechtbank, nog geen kennis had genomen van voormelde verminderingsbeschikking.

1.5 Voor wat betreft de hoogte van de proceskostenvergoeding is de rechtbank van oordeel dat moet worden aangesloten bij verweerders subsidiaire standpunt. Derhalve stelt de rechtbank overeenkomstig artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het op artikel 8:75 van de Awb berustende Besluit de door verweerder aan verzoekster te vergoeden proceskosten vast op € 80,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 322 en met een wegingsfactor 0,25) ter zake van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

1.6 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank het verzoek zal toewijzen in die zin dat de rechtbank verweerder voor een bedrag van € 80,50 zal veroordelen in de proceskosten. Op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb dient het bedrag van de kosten te worden betaald aan de griffier van de rechtbank, omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand.

1.7 Voor zover het verzoek tevens betrekking heeft op het door verzoekster betaalde griffierecht wijst de rechtbank erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, vierde lid, eerste volzin, van de Awb gehouden is het door verzoekster in beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan haar te vergoeden. Een afzonderlijke rechterlijke beslissing is daarvoor niet nodig.

Beslissing

De rechtbank:

- wijst het verzoek toe;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 80,50 en wijst hem aan dit bedrag te voldoen aan de griffier van de rechtbank.

Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J.S. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2010.

w.g. A.J.S. van der Kroft

w.g. A.F. Germs-de Goede

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (verzetschrift) te zenden aan:

Rechtbank Leeuwarden

sector Bestuursrecht

Postbus 1702

8901 CA Leeuwarden

In het verzetschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. U kunt daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.