Home

Rechtbank Leeuwarden, 07-06-2011, BQ8439, AWB 10/1536

Rechtbank Leeuwarden, 07-06-2011, BQ8439, AWB 10/1536

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
7 juni 2011
Datum publicatie
17 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ8439
Zaaknummer
AWB 10/1536

Inhoudsindicatie

Rechtbank bepaalt uurtarief deskundige (taxateur) op € 50,-- excl btw. Geen sprake van verwevenheid met werkzaamheden gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 10/1536

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juni 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde mr. [gemachtigde], verbonden aan [Z],

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Kollumerland c.a.,

verweerder,

gemachtigden [gemachtigden] (taxateur).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 februari 2010 bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld voor het kalenderjaar 2010 op € 169.000.

Eiser heeft daartegen op 7 april 2010 bezwaar ingesteld. Daarbij heeft eiser een taxatierapport overgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juni 2010 de waarde nader vastgesteld op

€ 151.000. Daarnaast heeft verweerder aan eiser een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50 (wegingsfactor van 0,25 x € 218).

Eiser heeft daartegen bij brief van 19 juli 2010, ontvangen bij de rechtbank op 21 juli 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011 te Leeuwarden.

Namens eiser is verschenen mr. [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigden].

Motivering

Feiten

2.1 Eiser heeft zich in de bezwaarprocedure en in de beroepsprocedure laten bijstaan door zijn gemachtigde.

2.2 In verband met het ingediende bezwaarschrift heeft eisers gemachtigde op 27 maart 2010 [A] van [makelaarkantoor] b.v. opdracht gegeven om de onroerende zaak [adres] te taxeren. Vervolgens heeft deze taxateur op 31 maart 2010 een taxatierapport opgesteld.

2.3 Halverwege 2010 is [A] in dienst gekomen bij [Y], de makelaarstak van [Z].

Geschil

3.1 In dit geding is uitsluitend in geschil of eiser ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) recht heeft op vergoeding van de in bezwaar gemaakte taxatiekosten.

In beroep heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de in bezwaar gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand moeten worden vastgesteld op

€ 218 (wegingsfactor van 1 x € 218). De gemaakte kosten in verband met de beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn derhalve niet meer tussen partijen in geschil. Het beroep zal gelet hierop in ieder geval gegrond worden verklaard.

3.2 Eiser is van mening dat hij op grond van het Bpb en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) recht heeft op een vergoeding van de door hem in bezwaar gemaakte taxatiekosten van € 326,95 (inclusief BTW) (3,5 uur x € 78,50 (exclusief BTW)). Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser zich nader op het standpunt gesteld dat bij wijze van compromis kan worden ingestemd met een vergoeding van de taxatiekosten gebaseerd op

2 uur. Ten aanzien van de hoogte van de vergoeding per uur stelt eisers gemachtigde zich op het standpunt dat gelet op de marktwerking het uurtarief hoger ligt dan € 50 per uur (exclusief BTW). Eisers gemachtigde verwijst naar in de markt gehanteerde hogere uurtarieven. Door de gemeente Krimpen aan de IJssel wordt een uurtarief van € 67,50 (exclusief BTW) gehanteerd, door de gemeente Boxtel een uurtarief van € 89 (exclusief BTW) en door de gemeente Horst aan de Maas een uurtarief van € 69.00 (exclusief BTW). Ten aanzien van de door verweerder ter zitting ingenomen stelling dat de taxatiekosten deel uit maken van de kantoorkosten van eisers gemachtigde wordt namens eiser aangevoerd dat de werkzaamheden van de taxateur op geen enkele wijze zijn verweven met de werkzaamheden van de gemachtigde.

3.3 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het taxatierapport van eiser niets toevoegt omdat de taxateur van [makelaarkantoor] b.v. de onroerende zaak niet inpandig heeft opgenomen, terwijl het bezwaarschrift daar wel aanleiding voor geeft. Voorts stelt hij dat zowel de gemachtigde als [A] in dienst zijn van dezelfde werkgever. De taxateur is ingeschakeld door de gemachtigde. De kosten van het taxatierapport maken zijns inziens deel uit van de kantoorkosten van gemachtigde en kunnen daardoor niet apart worden vergoed. Hij verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage

van 3 februari 2011, nr. AWB 10/5052, LJN BP4998.

Subsidiair stelt verweerder dat, omdat eisers onroerende zaak niet is bezocht, het aantal uren dat redelijkerwijs aan het opstellen van de taxatie kan worden toegekend, maximaal 2 uur bedraagt. Hij stelt dat het om een summier rapport gaat van 5 pagina's. Zijns inziens kan dit in ongeveer 2 uur worden samengesteld. Tevens acht hij het gehanteerde uurtarief van € 81 te hoog. Gelet hierop is hij van mening dat de proceskostenvergoeding ten aanzien van de taxatiekosten gematigd dienen te worden tot 2 uur maal € 50, te weten € 100

(exclusief BTW).

3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

4.1 De kosten, die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de AWB, door verweerder uitsluitend vergoed op verzoek van eiser voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid.

Op basis van het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Daarbij is volgens de Nota van Toelichting bij het besluit van 22 december 1993, houdende nadere regels betreffende de proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures, de kostenveroordeling niet bedoeld als een volledige schadevergoeding maar als een tegemoetkoming in de kosten (NvT. Stb. 1993, 736, p. 5).

4.2 Op grond van artikel 1, aanhef en onder a en b, van het Bpb kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de AWB uitsluitend betrekking hebben op:

a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.

4.3 Het bedrag van de kosten wordt op grond van artikel 2, aanhef en onder a en b, van het Bpb bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:

a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;

b. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b: op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36, tweede lid, van de AWB is verschuldigd indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep wordt deze vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.

4.4 Volgens artikel 6 van het Bts - voor zover hier van belang - geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 onderdeel a, van de Wet tarieven in strafzaken, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste

€ 81,23 per uur. Dit bedrag dient ingevolge artikel 15 van het Bts te worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.

4.5 Ter beoordeling staat de door verweerder in het bestreden besluit toegekende proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. Verweerder heeft in de bezwaarfase de waarde die in het primaire besluit voor de woning was vastgesteld, verlaagd. Daarmee is een grondslag aanwezig voor het toekennen van een vergoeding van de kosten die eiser heeft gemaakt in verband met de behandeling van zijn bezwaar.

4.6 Door eiser in bezwaar gemaakte kosten komen alleen op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de AWB in aanmerking wanneer voldaan is aan de zogenoemde redelijkheidstoets: niet alleen de kosten zelf moeten redelijk zijn, maar het maken van de kosten als zodanig moet eveneens redelijk zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat het taxatierapport is opgesteld door [A], taxateur. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of [A] dit taxatierapport heeft opgesteld in de hoedanigheid van deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb (standpunt eiser), dan wel als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb (standpunt verweerder). Partijen zijn het nader met elkaar eens geworden dat indien de taxatiekosten voor vergoeding in aanmerking komen het aantal uren dat aan het taxatierapport wordt geacht te zijn besteed 2 uur bedraagt. Tussen hen is in dat geval enkel de hoogte van de vergoeding per uur nog in geschil.

4.7 De bepalingen van de Awb en/of het Bpb staan er naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg dat [A] in het onderhavige geval is aan te merken als een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. De stelling dat in de onderhavige procedure sprake zou zijn van de vermenging van de functie van gemachtigde als rechtsbijstandverlener en de functie van deskundige is niet aannemelijk geworden, en zal daarom worden verworpen.

4.8 Met betrekking tot het te vergoeden uurtarief voor de werkzaamheden van een taxateur stelt de rechtbank vast dat in het Bts daarvoor geen specifiek tarief is opgenomen. Gelet op artikel 6 van het Bts hangt het te hanteren tarief af van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden.

De rechtbank is van oordeel dat voor de werkzaamheden van een taxateur een vergoeding van € 50 volstaat, nu niet aannemelijk is geworden dat van een dergelijke wetenschappelijke of bijzondere aard in casu sprake is. De rechtbank betrekt daarbij mede in haar overwegingen dat uit de bij 4.1 vermelde Nota van Toelichting volgt dat de kostenveroordeling niet is bedoeld als een volledige schadevergoeding, maar als een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten (zie ook Hoge Raad van 8 april 2011, LJN BQ0415). De te vergoeden taxatiekosten bedragen derhalve € 119 (2 uur x € 50 = € 100 + 19% BTW).

4.9 Gelet op het vorenoverwogene zijn de te vergoeden proceskosten, toe te rekenen aan de bezwaarfase, als volgt:

- Kosten van door een derde verleende rechtsbijstand (1 x € 218) € 218

- Taxatiekosten (2 x € 50 + BTW) € 119

Totaal te vergoeden € 337

4.10 Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op

€ 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het betreft de kostenvergoeding en laat de uitspraak voor het overige in stand;

- bepaalt dat verweerder de proceskosten van eiser in de bezwaarfase dient te vergoeden ten bedrage van € 337, te betalen door verweerder aan eiser onder inhouding van de reeds betaalde proceskosten;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar voor zover vernietigd;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 874;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

Aldus gegeven door mr. M. van den Bosch, als voorzitter en mr. P.G. Wijtsma,

en mr. J.W. Keuning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.

w.g. K. van der Leij w.g. M. van den Bosch

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.