Home

Rechtbank Leeuwarden, 31-05-2011, ECLI:NL:RBLEE:2011:1131 BR4897, AWB 11/766

Rechtbank Leeuwarden, 31-05-2011, ECLI:NL:RBLEE:2011:1131 BR4897, AWB 11/766

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
31 mei 2011
Datum publicatie
12 augustus 2011
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2011:BR4897
Zaaknummer
AWB 11/766

Inhoudsindicatie

Beroep niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar; gebruik fax in de bezwaarprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

procedurenummer: AWB 11/766

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.4 en 8.2.4a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde: [gemachtigde eiser],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen,

verweerder,

gemachtigde: [gemachtigde verweerder].

Procesverloop

1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2007 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (aanslagnummer [nummer].H76), met dagtekening 2 juli 2010.

1.2 Eisers gemachtigde heeft bij brief van 8 juli 2010, namens eiser bezwaar gemaakt tegen voormelde aanslag, hierna te noemen: het bezwaar.

1.3 Op het bezwaar staat vermeld: "Tevens per reguliere post" en "PER FAX". Eisers gemachtigde heeft het bezwaar per fax verzonden aan verweerder, welke fax daar op 8 juli 2010 is ontvangen.

1.4 Verweerder heeft eiser bij brief van 13 juli 2010 aan zijn gemachtigde als volgt geïnformeerd:

"Hierbij uw fax retour.

Deze kan niet in behandeling worden genomen, dit om 2 redenen.

Ten eerste mag een bezwaar niet per fax worden gedaan, het kan alleen schriftelijk. Stuurt u in het vervolg uw bezwaren alleen per post.

Ten tweede er staat geen aanslagnr. op vermeld. Als u dat niet wet, vermeld dan in ieder geval de Belastingsoort, het belastingjaar en het Sofinummer van de klant en of u bezwaar maakt tegen een definieve of een voorlopige aanslag.".

1.5 Eisers gemachtigde heeft verweerder, namens eiser, bij brief van 29 juli 2010, die hij per fax heeft verzonden, onder meer als volgt geïnformeerd:

"Een bezwaarschrift mag wel degelijk per fax worden ingediend! Wij verwijzen hierbij naar uitspraken van de Hoge Raad van 22-09-2006 (ons volgnummer 635), de Hoge Raad van 26-01-2007 (ons volgnummer 713) en de Rechtbank Arnhem van 20-08-2007 (ons volgnummer 882).

Overigens is dit een greep uit de zeer vele uitspraken met betrekking tot dit onderwerp.

Op grond van de bepalingen van de A.B.B.B. diende u ons juist te informeren, doch ook thans blijkt dat u ons willens en wetens om de tuin tracht te leiden en onjuiste informatie verstrekt.

Het indienen van een klacht bij de Nationale Ombudsman zal in casu op zijn plaats zijn.

Op het per fax verzonden bezwaarschrift staat vermeld "Tevens per reguliere post". Dat exemplaar MET EEN KOPIE VAN DE AANSLAG met alle benodigde en volgens u ontbrekende gegevens hebben wij, zoals aangekondigd, per reguliere post naar u verzonden. Of is dit exemplaar "in het ongerede geraakt", zoals vele malen in het verleden ook reeds bij u heeft plaatsgevonden? Ja, wij zijn het zo langzamerhand wel gewend dat op uw postverwerking, zowel inkomende, als uitgaande, veel is aan te merken. Of spelen daarbij andere factoren die het daglicht niet kunnen verdagen?

Wij zullen u dit schrijven per fax doen toekomen; immers "mag" dat van u want het betreft geen bezwaarschrift.".

1.6 Eisers gemachtigde heeft namens eiser, verweerder bij brief van 9 maart 2011, die hij per fax heeft verzonden, in gebreke gesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar.

1.7 Verweerder heeft eiser bij brief aan zijn gemachtigde van 11 maart 2011 als volgt geïnformeerd:

"Op 10 maart 2011 ontving ik uw brief van 9 maart 2011 omtrent uw bezwaarschrift te name van uw cliënt de heer [eiser] te [woonplaats], BSN [nummer]. In uw brief geeft u aan dat uw cliënt nog geen antwoord heeft gehad op een op 8 juli 2010 ingediend bezwaarschrift, dat de Belastingdienst niet heeft voldaan aan de behandeltermijn, dat u per ommegaande het besluit wilt ontvangen en dat u niet akkoord gaat met enig verzoek tot termijn verlenging.

Uit uw brief kan ik niet opmaken over welk belastingjaar en om welk belastingmiddel het gaat. Uit mijn gegevens kan ik alleen opmaken dat er gecorrespondeerd is over de voorlopige teruggaaf 2010 inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Dit is in september 2010 gebeurd, waarna een schriftelijke afronding heeft plaatsgevonden. Ik vraag u mij aan te geven om welk jaar en welk belastingmiddel het gaat. Ook vraag ik u een kopie van het bezwaarschrift van 8 juli 2010 te sturen. Mocht het bezwaar niet traceerbaar zijn dan kan het direct door mij in behandeling genomen worden en wellicht is het mogelijk per ommegaande uitspraak te doen, dan wel vragen te stellen. U kunt de gegevens te name van

ondergetekende in de bijgevoegde retourenvelop opsturen, zodat verder geen tijd verloren gaat.

Een kopie van uw brief van 9 maart 2011 voeg ik bij zodat het voor u inzichtelijk is dat het belastingjaar en belastingmiddel inzake het bezwaarschrift van uw cliënt [eiser] niet in de brief genoemd is.".

1.8 Vervolgens heeft eisers gemachtigde bij brief van 24 maart 2011, ontvangen door de rechtbank op 25 maart 2011, namens eiser beroep ingesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

1.9 Verweerder heeft bij brief van 18 april 2011, ontvangen door de rechtbank op 19 april 2011, een reactie ingediend.

Motivering

Geschil

1.1 Eiser is van mening dat verweerder, op straffe van een dwangsom alsnog op korte termijn uitspraak op bezwaar moet doen.

Beoordeling van het geschil

2.1 Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

2.2 Ingevolge artikel 7:10, tweede lid, van de Awb wordt de in het eerste lid vermelde termijn opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

2.3 Ingevolge artikel 6:6 van de Awb kan een bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep of indien het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

2.4 Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, bevat een bezwaarschrift ten minste een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

2.5 Artikel 2:15 van de Awb luidt:

1. Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.

2. Een bestuursorgaan kan elektronisch verschafte gegevens en bescheiden weigeren voor zover de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor het bestuursorgaan zou leiden.

3. Een bestuursorgaan kan een elektronisch verzonden bericht weigeren voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dit bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.

4. Het bestuursorgaan deelt een weigering op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk aan de afzender mede.

2.6 In zijn besluit van 27 april 2005 (nr. CPP2004/2807M) heeft de Staatssecretaris van Financiën het elektronisch verkeer voor een aantal gevallen niet opengesteld, waaronder bezwaarschriften, ex artikel 6:5 en 6:6 van de Awb. Ten aanzien van het gebruik van de telefax vermeldt het besluit:

"Gegeven het feit dat de fax technisch niet kan voldoen aan de vereisten voor vertrouwelijkheid en ondertekening wordt de fax niet opengesteld voor het zenden van formele / vertrouwelijke berichten aan de Belastingdienst zoals voor het doen van aangifte en het indienen van (pro-forma) bezwaarschriften. Dit heeft tot gevolg dat berichten die desondanks per fax worden ontvangen worden geweigerd. (…) Weigering houdt in dat het bericht zondermeer niet in behandeling wordt genomen. Ook wordt geen mogelijkheid van herstel van vormverzuimen gegeven anders dan dat belanghebbende via een ander (wel opengesteld) kanaal zijn bericht in kan zenden."

2.7 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eisers gemachtigde op 8 juli 2010 per fax een bezwaarschrift heeft ingediend waaraan een tweetal vormverzuimen kleeft: het indienen van het bezwaarschrift per fax en het ontbreken van een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder eiser bij de onder 1.4 vermelde brief weliswaar heeft gewezen op de vormverzuimen, maar mede door het ontbreken van een termijn, niet in de gelegenheid heeft gesteld om dit verzuim te herstellen. Ook nadat eisers gemachtigde bij de onder 1.5 vermelde brief had gereageerd, heeft verweerder eiser die gelegenheid niet geboden. De rechtbank is tenslotte van oordeel dat eiser tot op heden de vormverzuimen niet heeft hersteld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beweerdelijk per post verzonden bezwaarschrift van 8 juli 2010 inclusief een kopie van de aanslag IB/PVV 2007 door verweerder is ontvangen. Verzending per post van een bezwaarschrift, dat niet door verweerder wordt ontvangen, komt in dit geval voor rekening en risico van eiser.

2.8 Hetgeen vermeld onder 2.7 leidt, naar het oordeel van de rechtbank, tot de conclusie dat de in artikel 7:10 Awb vermelde beslistermijn niet is opgeschort.

2.9 Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 24 september 2010 uitspraak op bezwaar moeten doen.

2.10 Ingevolge artikel 7:10, derde lid, van de Awb kan de onder 2.1 vermelde termijn door het bestuursorgaan met ten hoogste zes weken worden verdaagd en doet het bestuursorgaan, indien hieraan toepassing is gegeven, hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbende.

2.11 Gelet op hetgeen vermeld onder het procesverloop, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval geen mededeling heeft gedaan aan eiser van de verdaging van de beslistermijn op bezwaar.

2.12 Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 24 september 2010 uitspraak op bezwaar moeten doen. De rechtbank constateert dat deze beslistermijn is overschreden, nu verweerder bij indiening van eisers beroep nog geen uitspraak op bezwaar had gedaan. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser verweerder bij brief van 9 maart 2011 in gebreke heeft gesteld. Eiser is derhalve terecht in beroep gekomen.

2.13 Het beroep is kennelijk gegrond.

2.14 Ingevolge artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank, indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. Ingevolge het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.

2.15 De rechtbank ziet gelet op artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb, aanleiding in dit geval te bepalen dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak alsnog uitspraak op het bezwaar doet, vanwege de omstandigheid dat eerst bij toezenden van de stukken van onderhavig beroep door de rechtbank aan verweerder de onder 2.7 vermelde vormverzuimen als hersteld kunnen worden beschouwd.

2.16 De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.

2.17 Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 109,25 (1 punt x factor 0,25 x € 437) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van zeer gering gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn van artikel 7:10 van de Awb is overschreden.

Beslissing

De rechtbank verklaart:

- het beroep tegen het niet tijdig nemen van een uitspraak op het bezwaar gegrond;

- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing op dit bezwaarschrift neemt;

- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee eerstgenoemde de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;

- veroordeelt verweerder in de kosten van eiser in dit geding ten bedrage van € 109,25 te betalen door verweerder aan eiser;

- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 41 aan eiser vergoedt.

Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Haanstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2011.

w.g. H.J. Haanstra

w.g. A.F. Germs-de Goede

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (verzetschrift) te zenden aan:

Rechtbank Leeuwarden

sector Bestuursrecht

Postbus 1702

8901 CA Leeuwarden

In het verzetschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. U kunt daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.