Rechtbank Leeuwarden, 31-05-2011, BR4939, AWB 08/906
Rechtbank Leeuwarden, 31-05-2011, BR4939, AWB 08/906
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 mei 2011
- Datum publicatie
- 12 augustus 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBLEE:2011:BR4939
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2640, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB 08/906
Inhoudsindicatie
Ten aanzien van de levering van zogeheten growkits is het algemene tarief voor de omzetbelasting verschuldigd.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummer: AWB 08/906
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) omzetbelasting (OB) opgelegd ten bedrage van € 10.521, alsmede bij beschikking een bedrag van € 293 aan heffingsrente.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 maart 2008 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 28 april 2008, ontvangen bij de rechtbank op 29 april 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2009 te Leeuwarden.
Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Met toestemming van partijen is ter zitting eveneens de procedure met nummer 08/907 behandeld.
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.
Partijen zijn daarna in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen en daarop te reageren, van welke gelegenheid zij gebruik hebben gemaakt.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
De voorzitter heeft daarop het onderzoek gesloten.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiser is ondernemer voor de omzetbelasting en levert producten die worden gebruikt voor de kweek van paddenstoelen voor consumptie, welke consumptie een hallucinerende werking beoogt. Deze producten zijn onder meer het zogeheten broed en zogeheten growkits. Het broed bestaat uit een beschimmeld graanproduct en wordt in plastic zakken geleverd. Een growkit bestaat uit een afgesloten doorzichtig plastic bakje, met een inhoud van ongeveer een liter, met daarin broed en een tweetal toevoegingen: vermiculiet en perliet. Deze toevoegingen zijn geen voedingstoffen maar dienen voor de vochtregulatie.
1.2 Verweerder heeft op 27 maart 2007 een boekenonderzoek bij eiser ingesteld en de uitkomsten daarvan op 4 mei 2007 in een rapport vastgelegd. Verweerder schrijft daarin onder meer:
"2006
Verschuldigde omzetbelasting € 102.093 x 19/119 = € 16.300
Aangegeven 6/106 = € 5.779
Meer verschuldigde omzetbelasting € 10.521
(…)
De na te heffen omzetbelasting bedraagt € 10.521".
1.3 Verweerder heeft eiser bij brief van 13 maart 2008 onder meer het volgende geschreven:
"Zowel het broed als een growkit is geen pootgoed bestemd voor de teelt van groente of fruit zoals hierboven omschreven. Zoals blijkt uit de brief die de Staatsecretaris op 14 juni 2000 tijdens de parlementaire behandeling heeft geschreven, heeft de toepassing van het verlaagde BTW-tarief op prestaties die bestemd zijn voor gebruik in de landbouw, zoals de levering van pootgoed, een technisch karakter dat samenhangt met de toepassing van het zogenoemde landbouwforfait. Dat is niet het geval bij de levering van broed en growkits. Uit informatie bij de controlerend ambtenaar is mij gebleken dat het broed en de growkits door u worden geleverd aan growshops en niet aan groente- en/of fruitkwekers. Broed en growkits zijn voornamelijk bestemd om te komen tot paddestoelen met een hallucinerende werking, de zogenaamde paddo’s. Paddo’s vallen als verdovend middel onder de genotmiddelen en zijn geen groente of fruit.
Broed is bij het boekenonderzoek belast geacht tegen het verlaagde tarief op grond van post a 3 van Tabel I. Uit het vorenstaande blijkt dat ook broed niet onder de post kan worden gerangschikt. Met ingang van heden dient u de levering van het broed te belasten met het algemene tarief omzetbelasting.".
1.4 Eiser heeft de rechtbank bij brief van 7 december 2009 onder meer het volgende geschreven:
"Naar aanleiding van de door U gevraagde inlichtingen kan ik u het volgende melden.
Bij mijn weten hebben de volgende bedrijven gelijksoortige producten verkocht en belast met het verlaagde tarief voor de omzetbelasting, zijnde verpakt paddestoelbrood ook wel aangeduid als growkids.
[X] BV, [vestigingsplaats X]
[adres]
[Y] BV, [vestigingsplaats Y]
[adres]
[Z] B.V.. [adres] [Vestigingsplaats Z]".
Geschil
2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder aan eiser terecht onderhavige naheffingsaanslag OB heeft opgelegd. Deze vraag spitst zich toe op de vraag of eiser ten aanzien van de levering van de zogeheten growkits (zie 1.1) het algemene tarief of het verlaagde tarief voor de omzetbelasting verschuldigd is.
2.2 Eiser is van mening dat het verlaagde tarief van toepassing is en dat onderhavige naheffingsaanslag vernietigd dient te worden en verweerder is van mening dat het algemene tarief van toepassing is en dat de naheffingsaanslag gehandhaafd moet blijven.
2.3 Eiser voert daartoe - kort gezegd - primair aan dat een growkit, evenals champignonbroed en het broed dat hij in zakken verkoopt, is aan te merken als pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit, als bedoeld in tabel I, post a3 bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet), hetgeen betekent dat het verlaagde tarief van toepassing is. Subsidiair voert eiser aan dat belastingplichtigen in gelijke gevallen na controle door verweerder geen naheffingsaanslag opgelegd kregen en derhalve wel het verlaagde tarief mochten toepassen.
2.4 Verweerder voert ter onderbouwing van zijn standpunt - kort gezegd - primair aan dat op het leveren van een growkit niet het verlaagde tarief van toepassing is, omdat het product niet bestemd is voor de teelt van groente en fruit in de zin van pootgoed, als bedoeld in tabel I, post a3 bij de Wet. Subsidiair is verweerder van mening dat de growkit geen pootgoed is, omdat door de toevoeging van een bakje met deksel en mineralen een samengesteld product ontstaat. Wat betreft eisers beroep op gelijke gevallen voert verweerder aan dat hem van de door eisers onder 1.4 aangevoerde gevallen niet bekend is dat het verlaagde tarief wordt toegestaan, dan wel dat de inspecteur in die situaties geen bewuste standpuntbepaling heeft ingenomen, dat deze door eisers aangevoerde gevallen niet onder de competentie van verweerder vallen en eiser daar derhalve geen beroep op kan doen. Tenslotte voert verweerder aan dat in tenminste drie gevallen, waarin hij wel bevoegd is, het verlaagde tarief voor de omzetbelasting is gecorrigeerd en nageheven.
2.5 Partijen hebben ter zitting eenparig verklaard dat er geen geschil bestaat ten aanzien van de cijfermatige uitkomst van elkaars standpunten.
2.6 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
3.1 Gelet op de onder 1.1 vastgestelde feiten, bezien in onderlinge samenhang, overweegt de rechtbank dat een growkit specifieke kenmerken heeft waaraan afnemers van dergelijke goederen (groot) belang hechten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat het broed in de zakken door kwekers veelal wordt verdeeld en verdund over compost en dat daaraan vermiculiet en perliet wordt toegevoegd. Eiser heeft voorts verklaard dat particulieren daarentegen doorgaans over te weinig kennis beschikken en slechts het deksel van de growkit verwijderen waarna de paddenstoelen gaan groeien. Hieruit leidt de rechtbank af dat afnemers van growkits er voor kiezen om een kant-en-klaar product te kopen dat enkel nog hoeft te worden geopend, in plaats van de afzonderlijke bestanddelen van het product zoals het broed in zakken. Dat de toevoegingen aan het broed, vermiculiet en perliet, zoals eiser heeft gesteld geen voeding voor de paddenstoelen zijn en relatief weinig kosten doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Door specifieke bestanddelen in de juiste verhouding samen te voegen tot een growkit hebben de samenstellende delen hun zelfstandigheid verloren. Van een enkele portionering en verpakking van de oorspronkelijke bestanddelen is geen sprake.
3.2 Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een growkit niet is te kwalificeren als pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit, als bedoeld in tabel I, post a3 bij de Wet, zodat toepassing van het verlaagde btw-tarief op die grond niet aan de orde is. Voor dit geval is niet in geschil dat de naheffingsaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.3 Voor zover eiser, met zijn verwijzing naar de onder 1.4 vermelde gevallen, een beroep doet op de zogenoemde meerderheidsregel overweegt de rechtbank dat voor de toepassing van die regel zowel vóór als na 1 januari 2003 slechts in aanmerking worden genomen de gevallen ten aanzien waarvan de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord bevoegd is (zie HR 29 mei 2009, nr. 43 632, www.rechtspraak.nl, LJN BI5110). Aangezien ten aanzien van deze drie door eiser aangedragen gevallen uit [vestigingsplaats X], [vestigingsplaats Y] en [vestigingsplaats Z] dit kennelijk niet het geval is, dienen deze gevallen, wat daar overigens ook van zij, naar het oordeel van de rechtbank voor de toepassing van de meerderheidsregel buiten beschouwing worden gelaten. Eisers beroepgrond faalt derhalve.
3.4 Eiser heeft voorts geen afzonderlijke grieven aangevoerd tegen de hoogte van de in rekening gebrachte heffingsrente. Voor de rechtbank is er geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder berekende heffingsrente.
3.5 Nu de rechtbank reeds op grond van het voorgaande het beroep ongegrond zal verklaren, komt zij niet toe aan de overige stellingen van verweerder.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2011.
w.g. H.J. Haanstra
w.g. J.W. Keuning
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.