Home

Rechtbank Leeuwarden, 06-12-2011, BU7508, AWB 11/736

Rechtbank Leeuwarden, 06-12-2011, BU7508, AWB 11/736

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
6 december 2011
Datum publicatie
9 december 2011
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2011:BU7508
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 11/736
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024], Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 236, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 7:10

Inhoudsindicatie

Leges

- Uitspraak termijn bezwaar van artikel 236 Gem.Wet kan worden verdaagd.

- Ook bij vergunningverlening door tijdsverloop kan sprake zijn van een in behandeling genomen aanvraag, zodat leges zijn verschuldigd.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 11/736

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 december 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veendam,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde]

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 26 maart 2010 een legesnota van € 368 toegezonden voor het door het gemeentebestuur in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning eerste fase. Eiser heeft tegen deze legesnota bezwaar gemaakt op 7 mei 2010.

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 9 augustus 2010 een legesnota van € 445 toegezonden voor het door het gemeentebestuur in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning tweede fase. Eiser heeft tegen deze legesnota bezwaar gemaakt op 25 augustus 2010.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 februari 2011 beide legesnota's gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 24 maart 2011, ontvangen bij de rechtbank op 25 maart 2011, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2011 te Leeuwarden.

Eiser is daar bij zijn gemachtigde verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [personen].

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Op 21 januari 2010 heeft eiser bij de gemeente Veendam (de gemeente) een aanvraag bouwvergunning eerste fase ingediend door het gedeeltelijk veranderen van de voor- en zijgevels aan een bouwwerk gelegen aan de [adres]. De gevraagde vergunning is aan eiser verleend bij beschikking van 4 maart 2010. De legesnota is gedagtekend op 26 maart 2010. Eiser maakt tegen deze legesnota bezwaar op 7 mei 2010.

1.2 Op 6 mei 2010 stuurt eiser de op 27 april 2010 gedateerde aanvraag bouwvergunning tweede fase voor het geheel veranderen van een bestaande bouwval per

e-mail naar de gemeente onder bijsluiting van een ZIP-bestand met daarin de gecomprimeerde aanvraagbescheiden. Op 7 mei 2010 ontvangt eiser van het documentencentrum van de gemeente bericht dat het ZIP-bestand niet kan worden geopend. Eiser stuurt vervolgens bij e-mail van 8 mei 2010 de aanvraagbescheiden in PDF naar de gemeente.

1.3 Op 2 juni 2010 wordt eiser door de gemeente gewezen op de onvolledigheid van de onder 1.2 bedoelde aanvraag, onder vermelding van de ontbrekende gegevens. Eiser heeft een deel van de ontbrekende gegevens op 28 juni 2010 per e-mail toegezonden. Hij heeft voor het indienen van een bodemonderzoekrapport uitstel gevraagd voor de duur van twee weken. De door de gemeente uitgevoerde werkzaamheden ten aanzien van de onderhavige aanvraag zijn vastgelegd op een interne checklist, welke niet tot de gedingstukken behoort.

1.4 Bij brief van 21 juli 2010 informeert de gemeente eiser dat de behandelingstermijn van de onder 1.2 vermelde aanvraag met zes weken wordt verlengd.

1.5 Bij brief van 22 juli 2010 wijst eiser de gemeente erop dat de bouwvergunning inmiddels van rechtswege is verleend, zodat de behandelingstermijn niet kan worden verlengd.

1.6 Bij brief van 28 juli 2010 bevestigt de gemeente dat de bouwvergunning tweede fase op 19 juli 2010 van rechtswege aan eiser is verleend. Op 9 augustus 2010 ontvangt eiser de legesnota voor deze aanvraag.

1.7 Op 22 augustus 2010 stuurt eiser een ingebrekestelling aan verweerder voor de behandelingsduur van het op 7 mei 2010 ingediende bezwaarschrift. Bij die gelegenheid maakt eiser tevens bezwaar tegen de legesnota van 9 augustus 2010.

1.8 Bij brief van 2 september 2010 stelt verweerder zich op het standpunt dat de beslistermijn voor het doen van uitspraak op het bezwaarschrift van eiser van 7 mei 2010 nog niet is verstreken, zodat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend.

1.9 Bij brief van 29 december 2010 ontvangt eiser bericht van verweerder dat de beslistermijn voor beide bezwaarschriften met zes weken wordt verdaagd, te rekenen vanaf 1 januari 2011.

1.10 Bij brief van 7 januari 2011 stelt eiser verweerder in gebreke, nu voor beide bezwaarschriften. Deze ingebrekestelling wordt door verweerder in zijn brief van 18 januari 2011 afgewezen.

1.11 Bij zijn uitspraak van 11 februari 2011 beslist verweerder op beide bezwaarschriften.

Geschil

2.1 Na het verhandelde ter zitting is enkel nog in geschil het antwoord op de volgende twee vragen:

- Dient verweerder wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar te worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom?

- Heeft verweerder eisers aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning tweede fase in behandeling genomen in de zin van artikel 2 "Belastbaar feit" van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2010 van de gemeente Veendam (Vo)?

2.2 Eiser beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, toekenning van een dwangsom en vernietiging van de legesnota van 9 augustus 2010.

2.3 Verweerder is van opvatting dat de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord en de tweede bevestigend. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en afwijzing van het verzoek een dwangsom toe te kennen.

2.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

3.1 Bij de beantwoording van de eerste onder 2.1 vermelde vraag overweegt de rechtbank dat artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet (GemWet) een afwijking bevat van de in artikel 7:10, eerste lid, Awb vastgestelde uitspraaktermijn. Voornoemd artikel 236 GemWet bevat geen uitzondering op het bepaalde in het derde lid van artikel 7:10 Awb. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder bevoegd was de uitspraaktermijn, die voor de onderhavige bezwaarschriften eindigde op 31 december 2010 te verdagen met zes weken. Vaststaat dat verweerder vervolgens uitspraak heeft gedaan op 11 februari 2011. Dit betekent dat verweerder binnen de verdaagde termijn op de bezwaarschriften heeft beslist, zodat geen grond bestaat voor een veroordeling tot betaling van een dwangsom.

3.2 Bij de beantwoording van de tweede onder 2.1 vermelde vraag overweegt de rechtbank dat in artikel 2 Vo onder de aanduiding "Belastbaar feit" is bepaald dat onder de naam leges rechten worden geheven ter zake van het genot door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Verder is in de desbetreffende tarieventabel in hoofdstuk 9 "Bouwgerelateerde leges" in de paragraaf "Bouwvergunningen" onder 9.2 het volgende bepaald:

"Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van (…)"

3.3 De rechtbank overweegt verder dat de Hoge Raad in zijn arrest van 21 december 2007, 41 303, LJN BC0652, heeft geoordeeld dat de uitdrukking "in behandeling nemen" in een met de tarieventabel als die van de gemeente Veendam vergelijkbare situatie, moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, GemWet, in welk artikel de bevoegdheid is gegeven rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. De Hoge Raad wijst er vervolgens op dat in een geval waarin ter zake van een aanvraag een besluit wordt genomen op de voet van artikel 4:5 Awb er reeds diensten verstrekt kunnen zijn welke de heffing van rechtvaardigen. De feitelijke gang van zaken is daarvoor bepalend. De rechtbank is van oordeel dat het vorenstaande eveneens aan de orde kan zijn bij een door tijdsverloop van rechtswege verleende bouwvergunning.

3.4 De rechtbank komt op grond van de onder 1.2 en 1.3 vastgestelde feiten tot haar oordeel dat het gemeentebestuur na de ontvangst van de aldaar bedoelde aanvraag diensten jegens eiser heeft verstrekt door eiser erop te wijzen dat het per e-mail toegestuurde bestand niet kon worden geopend en vervolgens door eiser in de gelegenheid te stellen ontbrekende gegevens aan te vullen. Derhalve is sprake van een belastbaar feit als bedoeld in de van toepassing zijnde tarieventabel van de gemeente Veendam. Voor dat geval is niet in geschil dat de legesnota niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

3.5 Uit de bovenstaande slotsom van de rechtbank volgt tevens dat de brief van de gemeente Veendam van 2 juni 2010, waar eiser zich op beroept en waarin is gesteld dat aan het niet in behandeling nemen van de bouwaanvraag geen kosten zijn verbonden, geen aanleiding hoefde te zijn voor verweerder om af te zien van het heffen van leges, aangezien eisers bouwaanvraag door het gemeentebestuur wèl in behandeling is genomen.

3.6 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, mr. M. van den Bosch en mr. J.F.H. van den Belt , rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2011.

H.J. Haanstra J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.