Home

Rechtbank Leeuwarden, 16-08-2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:1534 BX7870, AWB 11/1843

Rechtbank Leeuwarden, 16-08-2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:1534 BX7870, AWB 11/1843

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
16 augustus 2012
Datum publicatie
20 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2012:BX7870
Zaaknummer
AWB 11/1843

Inhoudsindicatie

Geen sprake van onredelijke en willekeurige belastingheffing noch van strijd met enig rechtsbeginsel. Verordening verbindend.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 11/1843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Súdwest-Fryslân,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde]

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2011 voor de onroerende zaak/niet-woning aan de [adres] te [vestigingsplaats] een aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) gebruikersdeel (aanslagnummer 180768) van € 393 opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 juli 2011 de aanslagen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 4 augustus 2011, ontvangen bij de rechtbank op 5 augustus 2011, beroep ingesteld. Op 30 september 2011 heeft eiser aanvullende gronden van beroep ingediend.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2012 te Leeuwarden.

Eiseres en verweerder zijn daar verschenen bij hun gemachtigden.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiseres is gebruiker van de niet-woning, een werkplaats/garage, aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Eigenaar van de onroerende zaak is [X Beheer BV]

1.2 De gemeente Súdwest-Fryslân is op 1 januari 2011 ontstaan uit een fusie van de gemeenten Bolsward, Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel en Wymbritseradiel. In de gemeenteraadsvergadering van 27 januari 2011 van de nieuwe gemeente Súdwest-Fryslân is de Verordening op de heffing en invordering van de onroerendezaakbelasting 2011 (de Verordening) vastgesteld. Deze is op 9 februari 2011 gepubliceerd.

1.3 In een persbericht van 11 november 2010 op de website www.fusiesudwestfryslan.nl staat -voor zover hier van belang-:

"Belastingtarieven gelijk krijgen

De vijf te fuseren gemeenten Bolsward, Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel en Wymbritseradiel hanteren verschillende tarieven voor de gemeentelijke belastingen en heffingen. Die tarieven moeten ook voor de nieuwe gemeente Súdwest Fryslân op elkaar zijn afgestemd. Dat bleek een enorme puzzel. De gemeente Súdwest Fryslân wil niet dat de fusie tot grote verhogingen van de belastingen voor de inwoners en bedrijven leidt.

De Wet Arhi (algemene regels herindeling) verplicht de gemeente om de OZB (onroerende zaak belasting) te harmoniseren. De OZB wordt slechts verhoogd met het inflatiepercentage. Daardoor ontstaan verschillende effecten in de belastingdruk voor inwoners en ondernemers van de vijf oude gemeenten. Door de afvalstoffenheffing en rioolheffingen tegelijk met de OZB te harmoniseren worden de verschillen tussen de inwoners van de diverse gemeenten verminderd. Vanwege eenduidigheid harmoniseert Súdwest Fryslân de overige belastingen, heffingen en leges direct vanaf 1 januari 2011. Tevens krijgen de inwoners in 2011 een korting van €25,- op de aanslag.".

Geschil

2.1 In geschil is of de onderhavige aanslag OZB terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. In het bijzonder spitst het geschil zich toe op de vraag of de Verordening als geheel, danwel de daarin opgenomen tarieven voor niet-woningen, rechtens toelaatbaar zijn. De tegelijk bij beschikking vastgestelde WOZ-waarde van € 280.000, is niet in geschil.

2.2 Eiseres stelt primair dat de tariefbepaling in de Verordening onverbindend is, omdat sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing. De tarieven in de nieuwe gemeente zijn onredelijk gestegen ten opzichte van de oude gemeenten Wymbritseradiel en Wûnseradiel. Verder stelt eiseres dat sprake is van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het vertrouwensbeginsel nu er uitlatingen zijn gedaan dat de tarieven in de nieuwe gemeente Súdwest-Fryslân niet of nauwelijks zouden worden verhoogd. Eiseres acht dit eveneens in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Tenslotte is eiseres van mening dat er sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel, nu de nadelige gevolgen van de tariefverhoging onevenredig zwaar zijn ten op zichte van het algemeen belang. Subsidiair wenst eiseres een termijn om naar het nieuwe tarief toe te groeien.

2.3 Verweerder acht de Verordening verbindend. Deze voldoet aan de wettelijke regels en leidt niet tot willekeurige heffing. In de nieuwe gemeente Súdwest-Fryslân moesten de belastingverordeningen en tarieven van de voormalige gemeenten worden geharmoniseerd. Met een OZB-tarief (eigenaarsdeel en gebruikersdeel) voor niet-woningen van 0,3159% is het tarief in Súdwest-Fryslân lager dan het landelijk gemiddelde en in vergelijking met andere Friese gemeenten niet hoog. Verweerder stelt dat het niet mogelijk is voor een bepaalde groep belastingplichtigen binnen een gebied van de gemeente een lager tarief te hanteren dan in een ander gebied binnen de gemeente.

2.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

3.1 Krachtens artikel 219 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Aan de gemeenteraad komt bij de vaststelling van onder meer de heffingsmaatstaf een ruime beoordelingsvrijheid toe. Het staat een gemeente in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de belastingheffing. Voor onverbindendverklaring van de Verordening is slechts plaats indien een heffingsmaatstaf leidt tot onredelijke en willekeurige belastingheffing of in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel (vgl. HR 14 augustus 2009, nr. 43 120, LJN BI1943, BNB 2009/276).

Onredelijke en willekeurige belastingheffing?

3.2 Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de mening van eiseres dat met het tarief voor niet-woningen voor het jaar 2011 sprake is van een forse stijging ten opzichte van het voorgaande jaar, kan dit gegeven op zich niet leiden tot de conclusie dat er in het jaar 2011 sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing.

Naar het oordeel van de rechtbank is met het vastgestelde tarief geen sprake van het overschrijden van de grenzen van bovengenoemde ruime beoordelingsvrijheid, zeker gelet op de door verweerder genoemde noodzaak tot harmonisatie van de tarieven. Van een willekeurige en onredelijke belastingheffing waarop de wetgever bij het aan de lagere overheden toekennen van de bevoegdheid tot heffen van belasting niet het oog kan hebben gehad, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

Strijd met enig rechtsbeginsel?

3.3 Eiseres heeft gesteld dat sprake is van schending van het rechtszekerheidsbeginsel. De onderhavige Verordening, vastgesteld en rechtsgeldig gepubliceerd als genoemd onder 1.2, is in werking getreden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011. Ingevolge artikel 32 van de Wet algemene regels herindeling is de raad van de nieuwe gemeente bevoegd om binnen drie maanden na de datum van herindeling een nieuwe OZB Verordening vast te stellen die zal gelden met ingang van de datum van herindeling. Van strijd met het formele rechtszekerheidsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake. Eiseres heeft voorts gewezen op het onder 1.3 genoemde persbericht en de Memorie van Toelichting bij het Voorstel tot samengaan van de vijf gemeenten, kamerstuk 32242 nr.3 en het Herindelingsadvies gemeente Súdwest-Fryslân. Eiseres stelt zich op het standpunt dat hiermee sprake is van schending van het rechtszekerheidsbeginsel c.q. schending van het vertrouwensbeginsel. Uit onder meer HR 7 juli 1993, nr. 28 448, BNB 1993/336 en HR 21 september 2007, nr. 42 215, NTFR 2007/1808 volgt dat een belastingplichtige aan uitlatingen van bewindslieden, die zijn gedaan in het kader van de behandeling van een wetsvoorstel, alleen in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen, indien de uitlatingen zijn gedaan als uitvoerder van de (uiteindelijk tot stand gekomen) belastingwet. De uitlatingen van waarop eiseres zich beroept, zijn niet gedaan in de hoedanigheid van uitvoerder van de belastingwet, maar als medewetgever. Dit betekent dat de uitlatingen voor eiseres geen (rechtstreeks) in rechte te beschermen vertrouwen opleveren, nog daargelaten dat het persbericht melding maakt van verschillende effecten in de belastingdruk voor de inwoners en ondernemers van de vijf oude gemeenten. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel c.q. het vertrouwensbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.

3.4 Voor zover eiseres betoogt dat sprake is van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is de rechtbank van oordeel dat de communicatie weliswaar beter had gekund, echter van een zodanige schending van het zorgvuldigheidsbeginsel dat deze zou moeten leiden tot de onverbindendverklaring van de Verordening is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

3.5 Eiseres heeft voorts gesteld dat sprake is van een schending van het evenredigheidsbeginsel. Het gaat bij de beoordeling van het evenredigheidsbeginsel om de vraag of de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Gelet op de onder 3.1 genoemde ruime beoordelingsvrijheid die een gemeenteraad heeft ten aanzien van de vaststelling van tarieven en gelet op de doelstelling namelijk het op doelmatige kunnen heffen van OZB, die voor alle eigenaren van niet-woningen in de nieuwe gemeente gelijk is, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een schending van het evenredigheidbeginsel.

3.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Verordening niet leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, noch dat deze in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel, zodat de Verordening verbindend is. De daarmee in overeenstemming zijnde aanslag is terecht aan eiseres opgelegd. Eiseres' subsidiaire beroepsgrond dat, indien zij gehouden is aan de tarieven uit de Verordening, haar door de rechtbank een termijn zou moeten worden geboden om naar een hoger tarief toe te groeien, vindt geen steun in het recht.

3.7 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van R.H. Wolfslag, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2012.

w.g. R.H. Wolfslag

w.g. A.F. Germs-de Goede

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.