Home

Rechtbank Limburg, 19-11-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9891, AWB 13 _ 3560u

Rechtbank Limburg, 19-11-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9891, AWB 13 _ 3560u

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
19 november 2014
Datum publicatie
27 november 2014
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2014:9891
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 13 _ 3560u

Inhoudsindicatie

De door verweerder verstrekte dienst, inhoudende het in behandeling nemen van de aanvraag voor de escortvergunning en het uitvoeren van de Bibob-intake en screening, dient in overheersende mate het belang van eiser en niet in overheersende mate het publieke belang. De door verweerder verstrekte dienst is dan ook een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. De Legesverordening en de daarbij behorende Tarieventabel voldoen voorts aan de vereisten van artikel 217 van de Gemeentewet. Dit geldt met name voor de omschrijving van het voorwerp van de belasting, het belastbare feit en de heffingsmaatstaf. Verweerder heeft niet ten onrechte van eiser leges geheven ten behoeve van de Bibob-intake en screening.

Uitspraak

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 13/3560

(gemachtigde: V.A.L. van Oostrum),

en

(gemachtigden: mr. G.J.A.J. Goessens en mr. K. Heijens).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder van eiser leges ten bedrage van € 893,= geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een escortvergunning.

Bij besluit van 16 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2014. Eiser is niet in persoon verschenen maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich eveneens laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 2 september 2013 een vergunning voor een escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) aan het adres [adres escortbedrijf]te [naam gemeentenaam] aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser ervan in kennis gesteld dat hij wegens de door hem aangevraagde vergunning ingevolge artikel 3 van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013 (de Legesverordening) leges is verschuldigd tot een bedrag van € 893,=, bestaande uit € 325,= wegens het in behandeling nemen van de aanvraag van de escortvergunning en € 568,= wegens onderzoek inzake de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Op 10 oktober 2013 is de gevraagde vergunning aan eiser verleend.

2. Eiser is het niet eens met de door verweerder in rekening gebrachte leges van € 568,= wegens het verrichten van een Bibob-intake en screening. Eiser betoogt dat het voor hem bij indiening van de aanvraag voor de escortvergunning onvoldoende kenbaar was welk bedrag hij aan leges verschuldigd zou zijn. Op grond van artikel 3.3, sub b, van de bij de Legesverordening behorende Tarieventabel 2013 (Tarieventabel) is eiser enkel gebleken dat hij € 325,= verschuldigd was voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een escortvergunning. Dat hij tevens € 568,= verschuldigd zou zijn omdat verweerder een zogenoemde Bibob‑intake en screening uitvoert, was eiser onbekend. Nu noch uit de Legesverordening noch uit de daarbij behorende Tarieventabel, meer specifiek uit de artikelen 3.3.3 en 3.3.4 van de Tarieventabel, eenduidig volgt wanneer sprake is van een vergunningsaanvraag waarbij een Bibob-intake en screening plaatsvindt, is eiser primair van mening dat voornoemde artikelen van de Tarieventabel niet in overeenstemming zijn met artikel 217 van de Gemeentewet dat aangeeft aan welke eisen een belastingverordening moet voldoen - en daarom onverbindend zijn. Voorts bestrijdt eiser dat er in zijn geval een Bibob-intake en screening heeft plaatsgevonden.

2.1.

Verder stelt eiser zich op het standpunt dat de legesheffing voor de Bibob-intake en screening in strijd is met artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. Ingevolge voornoemd artikellid kunnen er slechts rechten worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Voor diensten in voormelde zin kunnen volgens vaste jurisprudentie slechts leges worden geheven indien de dienst - kort gezegd - een individualiseerbaar belang als doel heeft. De uitvoering van de Wet Bibob heeft volgens eiser uitsluitend de publieke taakuitoefening als doel.

2.2.

Tot slot is eiser van mening dat het bestreden besluit is genomen in strijd met enkele beginselen van behoorlijk bestuur. Zo ontbeert het bestreden besluit volgens eiser een deugdelijke motivering en is er sprake van schending van het legaliteitsbeginsel nu er geen grondslag voor het heffen van de leges van € 568,= bestaat. Voorts heeft het bestuursorgaan door het primaire besluit na bezwaar te handhaven, gehandeld in strijd met het beginsel van détournement de pouvoir en met het zorgvuldigheidsbeginsel. Tenslotte heeft eiser naar voren gebracht dat de kosten van de Bibob- intake en screening de kosten van de aanvraag excessief overschrijden.

3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan eiser in rekening gebrachte leges niet ten onrechte van hem zijn geheven. Uit het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.3.3 van de Tarieventabel volgt volgens verweerder voldoende duidelijk dat ingeval een belanghebbende een aanvraag tot het verkrijgen van een escortvergunning indient, de leges voor deze aanvraag € 325,= zijn, welk bedrag verhoogd wordt met € 568,= ingeval er een Bibob-intake en screening plaatsvindt. Het standpunt van eiser dat de artikelen 3.3.3 en 3.3.4 van de Tarieventabel niet in overeenstemming zijn met artikel 217 van de Gemeentewet onderschrijft verweerder dan ook niet. In de Legesverordening en de daarbij behorende Tarieventabel zijn volgens verweerder die onderdelen opgenomen die artikel 217 van de Gemeentewet vereist. Ter zitting hebben verweerders gemachtigden voorts toegelicht dat de aanvrager van een escortvergunning bij het intakegesprek, welk gesprek ook met eiser heeft plaatsgevonden, altijd geïnformeerd wordt over het feit dat er een Bibob-intake en screening zal worden uitgevoerd. Ook over de kosten hiervan wordt de aanvrager bij het intakegesprek geïnformeerd. Dat eiser niet op de hoogte was van het feit dat hij leges verschuldigd zou zijn voor de Bibob-intake en screening bestrijdt verweerder dan ook uitdrukkelijk. Een aanvrager wordt zelfs in de gelegenheid gesteld desgewenst zijn aanvraag niet door te zetten en is alsdan ook geen kosten verschuldigd.

Voorts volgt verweerder eisers stelling niet dat de legesheffing in het kader van de Wet Bibob een wettelijke grondslag ontbeert. Uit de wetsgeschiedenis van de Wet Bibob volgt dat de kosten die voortvloeien uit het laten uitvoeren van een Bibob-onderzoek op de vergunning aanvrager kunnen worden verhaald door middel van de heffing van leges. Op grond hiervan, en op grond van het feit dat een Bibob-onderzoek slechts wordt uitgevoerd indien een aanvrager bepaalde activiteiten wenst te ontplooien waarvoor een vergunning is vereist, is sprake van een individualiseerbaar belang en acht verweerder het redelijk voor het laten uitvoeren van een Bibob-onderzoek leges te heffen. Tot slot is verweerder niet gebleken van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

4. De rechtbank acht het volgende wettelijk kader van belang.

5. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

Ingevolge artikel 2 van de Legesverordening worden onder de naam “leges” – voor zover van belang – rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij horende tarieventabel.

Ingevolge artikel 3 van de Legesverordening is – voor zover van belang – belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Ingevolge artikel 3.3 van de Tarieventabel bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een escortvergunning € 325,=.

Ingevolge artikel 3.3.3 van de Tarieventabel wordt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 in geval een zogeheten Bibob-intake en screening plaatsvindt, verhoogd met € 568,=.

Ingevolge artikel 3:14, eerste lid en onder d, van de Algemene Plaatselijke Verordening [naam gemeentenaam] 2011 (APV) wordt een vergunning voor het exploiteren van een seksbedrijf geweigerd indien een advies in het kader van de Wet Bibob negatief is.

Artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat een belastingverordening in de daartoe leidende gevallen vermeldt de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en invordering van belang is.

6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder van eiser terecht leges ten bedrage van € 325,= heeft geheven ten behoeve van het in behandeling nemen van de aanvraag escortvergunning. In geschil is enkel of verweerder van eiser tevens € 568,= heeft mogen heffen voor de uitgevoerde Bibob-intake en screening. De rechtbank stelt vast dat een van de gemachtigden van verweerder ter zitting heeft verklaard persoonlijk bij het betreffende intakegesprek van eiser aanwezig te zijn geweest. De rechtbank heeft geen reden aan deze verklaring te twijfelen. Voorts hebben verweerders gemachtigden ter zitting toegelicht dat er in eisers geval ook een Bibob-screening heeft plaatsgevonden. Hiervan heeft verweerder ook (interne) documenten, waarvan hij ter zitting heeft verklaard bereid te zijn ze over te leggen. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan verweerders verklaring in dit verband. De rechtbank gaat er in onderhavige zaak derhalve van uit dat er daadwerkelijk een Bibob-intake en screening heeft plaatsgevonden.

7. De rechtbank beoordeelt of voor de hier in geschil zijnde legesheffing een wettelijke grondslag bestaat.

8. Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. In een gemeentelijke verordening wordt vervolgens de heffingsgrondslag van de leges bepaalt. Wat er onder het begrip “dienst” dient te worden verstaan is niet neergelegd in een wettelijke regeling. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105) volgt dat een dienst als bedoeld in voornoemd artikel van de Gemeentewet rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar particulier belang moet betreffen en niet in overheersende mate tot de vervulling van de publieke taak van de overheid moet behoren.

9. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder verstrekte dienst, inhoudende het in behandeling nemen van de aanvraag voor de escortvergunning en het uitvoeren van de Bibob-intake en screening, in overheersende mate het individualiseerbaar belang van eiser dient en niet in overheersende mate het publieke belang. Door het aanvragen van de escortvergunning is het voor eiser mogelijk een escortbedrijf binnen de gemeente [naam gemeentenaam] te exploiteren. De dienstverlening door de gemeente in de vorm van het in behandeling nemen van de aanvraag en het uitvoeren van de Bibob-intake en screening is ten behoeve van dit individualiseerbaar belang uitgevoerd. Dat verweerder door de Bibob-intake en screening onderzoekt of hij door het verlenen van de vergunning criminele activiteiten faciliteert, dient weliswaar tevens een algemeen belang, maar neemt niet weg dat het individualiseerbaar belang van eiser bij het verkrijgen van de vergunning overheersend is. Het doel van het aanvragen van de escortvergunning is naar het oordeel van de rechtbank dan ook doorslaggevend.

10. Wat betreft eisers beroepsgrond dat het hem bij de aanvraag van de escortvergunning niet duidelijk was dat verweerder naast het in behandeling nemen van de aanvraag tevens een Bibob-intake en screening zou uitvoeren en verweerder hiervoor van eiser bovendien leges zou heffen, overweegt de rechtbank als volgt.

11. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de artikelen 3.3 en 3.3.3 van de bij de Legesverordening behorende Tarieventabel genoegzaam welke leges eiser (mogelijk) diende te betalen voor de aanvraag van zijn escortvergunning. Hoewel artikel 3.3.3 wat ongelukkig is geformuleerd, daar het woord “plaatsvindt ” ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat uit voornoemd artikel desondanks voldoende duidelijk blijkt dat de aanvrager van een escortvergunning mogelijk naast het betalen van leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag, tevens leges dient te betalen voor een Bibob-intake en screening als die plaatsvindt. Dat uit de Legesverordening en de Tarieventabel niet volgt dat iedere aanvrager van een escortvergunning wordt onderworpen aan een Bibob-intake en screening, doet aan voornoemd oordeel niet af. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor de legesheffing niet noodzakelijk dat uit de Legesverordening en Tarieventabel volgt in welke gevallen er een Bibob-intake en screening wordt uitgevoerd. Wel dient hieruit te blijken dat het mogelijk is dat de aanvrager van een escortvergunning wordt onderworpen aan een Bibob-intake en screening en dat hier met name genoemde kosten aan zijn verbonden zodat hij hiermee rekening kan houden, hetgeen in onderhavige zaak het geval is. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de artikelen 3.3 en 3.3.3 van de bij de Legesverordening behorende Tarieventabel in overeenstemming zijn met artikel 217 van de Gemeentewet.

12. Bovendien merkt de rechtbank op dat dat uit de Regeling Beleidslijn Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur van de gemeente [naam gemeentenaam] (Beleidslijn) volgt dat bij iedere aanvraag voor een escortvergunning een Bibob-intake en screening plaatsvind. Deze beleidslijn is door het college van burgemeester en wethouders aangenomen en gepubliceerd op 15 september 2004 en ook met ingang van dezelfde datum inwerking getreden. Tot slot hecht de rechtbank in deze zaak waarde aan de door verweerder ter zitting gegeven nadere toelichting dat eiser zowel telefonisch als bij het intakegesprek is geïnformeerd over de uit te voeren Bibob-intake en screening en de daarmee verband houdende kosten. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat deze werkwijze overigens standaard is en dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, voor een aanvrager altijd na volledig ingelicht te zijn over de mogelijkheid van een Bibob onderzoek en de daarmee gepaard gaande kosten de mogelijkheid bestaat om - zonder enige kosten- van de vergunningaanvraag af te zien. Eisers stelling dat hij eerst bij het ontvangen van het primaire besluit op de hoogte is gesteld dat een Bibob-intake en screening hebben plaatsgevonden waarvoor hij leges verschuldigd is, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.

13. Eisers beroepsgrond dat de kosten van de Bibob-intake en screening de kosten van de vergunningsaanvraag met 175% overschrijden en daarmee onredelijk hoog zijn, hetgeen moet leiden tot onverbindend verklaring van de Legesverordening, slaagt evenmin. Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen gemeenten – behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in de wet gegeven nadere regelen – zelf invulling geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat hun in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de belastingheffing (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, p. 65-67 en p. 77-78). Aldus heeft de wetgever ervoor gekozen gemeentebesturen een grote vrijheid te geven bij het kiezen van heffingsmaatstaven en het bepalen van de aan die maatstaven gekoppelde tarieven. Voor ingrijpen door de rechter is slechts plaats indien met de gekozen tariefstelling sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Het hanteren van een tarief ad € 568,= voor het uitvoeren van een Bibob-intake en screening kan, mede rekening houdend met het gegeven dat de daadwerkelijke kosten van een Bibob-intake en screening leges veelal slechts een bijdrage aan de daadwerkelijke kosten betreffen, naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als onredelijk of willekeurig.

14. Tot slot merkt de rechtbank op dat haar niet is gebleken van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende zorgvuldig voorbereid en voldoende gemotiveerd. Van strijd met het legaliteitsbeginsel is evenmin sprake gelet op het overwogene in de rechtsoverwegingen 8 en 9.

15. Het beroep is ongegrond.

16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Oosterman (voorzitter), mr. F.H. Machiels en mr. N.J.J. Derks-Voncken, leden, in aanwezigheid van mr. E. van Rie griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2014.

w.g. E. van Rie,

griffier

w.g. A.W. Oosterman,

rechter

Voor eensluidend afschrift:

de griffier,

Afschrift verzonden aan partijen op: 19 november 2014

Rechtsmiddel