Home

Rechtbank Maastricht, 23-12-2004, AR8142, 03-008129-04

Rechtbank Maastricht, 23-12-2004, AR8142, 03-008129-04

Gegevens

Instantie
Rechtbank Maastricht
Datum uitspraak
23 december 2004
Datum publicatie
23 december 2004
ECLI
ECLI:NL:RBMAA:2004:AR8142
Zaaknummer
03-008129-04

Inhoudsindicatie

De rechtbank veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaren.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het leidinggeven aan een criminele organisatie die het oogmerk had de gebruikersmarkt voor harddrugs te voorzien van die drugs. De verdachte had hierbij een dominante rol en was uitsluitend gericht op eigen geldelijk gewin. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte samen met anderen, , xtc-pillen produceerde, waarbij door de verdachten grondstoffen werden aangeleverd, xtc-pillen werden geproduceerd en de xtc-pillen werden afgeleverd. De samenwerking tussen al deze personen had een duurzaam karakter.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Strafrecht

Parketnummer: 03/008129-04

Datum uitspraak: 23 december 2004

Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 en 25 november 2004 en 9 december 2004 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen

[naam verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum verdachte],

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze te Maastricht.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, althans in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende magnesiumstearaat en/of

- hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende zoutzuur en/of

- hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende lactose en/of

- hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende coffeïne, en/of

- hoeveelheden of een hoeveelheid microcelac,

in elk geval grondstoffen en/of chemicaliën

en/of gereedschappen en/of instrumenten

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, althans in Nederland, althans in België, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, heeft deelgenomen aan het handelsverkeer zonder Onze Minister onverwijld in kennis te stellen dat geregistreerde stoffen die in de handel zullen worden gebracht of vervaardigd of voor de in-, uit-, of doorvoer zijn bestemd, misbruikt kunnen of zullen worden voor de illegale vervaardiging

van verdovende middelen of psychotrope stoffen;

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, meermalen althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, althans in Nederland en/of in België en/of in Duitsland, meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk hoeveelheden of een hoeveelheid cocaïne vervoerd of doen vervoeren met bestemming het buitenland;

4.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, althans in Nederland, en/of in België, en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine en/of cocaïne, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

5.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid hennep en/of een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en hasjiesj, (telkens) een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II, immers heeft verdachte opzettelijk een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj vervoerd of doen vervoeren met bestemming de Bondsrepubliek Duitsland;

6.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (meermalen) (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of aanwezig hebben van middelen of een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en II terwijl hij, verdachte, leider van die organisatie was.

De vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3, 4 en 5 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat

1.

hij in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen meermalen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA en MDMA en N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- een hoeveelheid van een materiaal bevattende magnesiumstearaat of

- een hoeveelheid van een materiaal bevattende lactose of

- een hoeveelheid van een materiaal bevattende coffeïne of

- een hoeveelheid microcelac,

en gereedschappen en/of instrumenten

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.

2.

hij in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in het arrondissement Maastricht meermalen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA en MDMA en N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

6.

hij in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 mei 2004 in de gemeente Maastricht en/of in België tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, vervoeren van middelen of een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I terwijl hij, verdachte, leider van die organisatie was.

Bijzondere overweging ten aanzien van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband, waarin een aantal personen een vaste rol vervulde en waarvan de verdachte leider was. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte samen met anderen, te weten [J.], [M.] en [S.], xtc-pillen produceerde, waarbij door de verdachten grondstoffen werden aangeleverd, xtc-pillen werden geproduceerd en de xtc-pillen werden afgeleverd. De samenwerking tussen al deze personen had een duurzaam karakter. In de loop van de in de dagvaarding bewezenverklaarde periode is een reeks soortgelijke feiten gepleegd, ten aanzien waarvan telkens dezelfde werkwijze werd gevolgd.

Binnen deze organisatie vervulde de verdachte een leidinggevende rol, nu hij van hen de meeste bestellingen aanbracht, zorgde voor de aanvoer van alle vulstoffen en instrumenten ten behoeve van de productie heeft geleverd. Blijkens de stukken heeft de verdachte de meeste samenstellingen van de bestellingen en de recepten daarvan op briefjes geschreven als werkinstructie, bestemd voor de andere leden. Ook is het verdachte die samen met [J.] besloten had om de productielocatie te verhuizen. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte een derde van de winst kreeg, terwijl de overige twee derde verdeeld werd tussen de andere drie deelnemers van de criminele organisatie.

Het oogmerk van de organisatie was het vervaardigen van harddrugs en het onder andere binnen het grondgebied van Nederland brengen daarvan.

De partiële vrijspraak

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 en 6 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.

Feit 1 primair:

medeplegen van: om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, vervoermiddelen of stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd

Feit 2:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod

Feit 6:

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij daaraan leiding heeft gegeven

De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

De redengeving van de op te leggen straf

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2 en 6 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving.

Voorts is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het leidinggeven aan een criminele organisatie die het oogmerk had de gebruikersmarkt voor harddrugs te voorzien van die drugs. De verdachte had hierbij een dominante rol en was uitsluitend gericht op eigen geldelijk gewin.

Het produceren van MDMA is daarbij schadelijk voor het milieu vanwege de wijze waarop chemische afvalstoffen van dergelijke productieprocessen vaak illegaal worden afgevoerd in het openbare riool, dan wel middels lozingen in openbare wateren of dumping in de openbare ruimte.

MDMA is bovendien een stof die een groot gevaar vormt voor de volksgezondheid. Tevens heeft de handel in drugs een aanzuigende werking voor vele vormen van criminaliteit en bezorgt ook veel overlast voor de maatschappij. De bewezenverklaarde feiten dienen dan ook zwaar bestraft te worden.

De toepasselijke wettelijke bepalingen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57 en 140(oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

DE BESLISSINGEN:

De rechtbank

- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 6 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;

- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;

- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN;

- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. A.M.A. Eijck en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2004.