Rechtbank Middelburg, 22-08-2007, BB2090, 12/715092-07
Rechtbank Middelburg, 22-08-2007, BB2090, 12/715092-07
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Middelburg
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2007
- Datum publicatie
- 22 augustus 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBMID:2007:BB2090
- Zaaknummer
- 12/715092-07
Inhoudsindicatie
wederrechtelijke vrijeheidsbeneming van jong minderjarige, sexueel misbruik en mishandeling. 18 maanden + TBS met dwangverpleging.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/715092-07
Datum uitspraak: 22 augustus 2007
Tegenspraak
----------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 4 maart 2007
Datum voorlopige hechtenis: 7 maart 2007
----------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – HvB Torentijd te Middelburg,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. G. Veen, advocaat te Goes.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest en dat aan hem zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Hij heeft voorts gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer/benadeelde partij] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.940,22, met de verplichting tot betaling van genoemd bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer conform artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen schuldbekentenis van verdachte (op de beslaglijst vermeld onder 1) zal worden verbeurd verklaard. Met betrekking tot de overige op de beslaglijst vermelde goederen heeft hij gevorderd dat deze zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2007, in de gemeente Hulst en/of in de gemeente Terneuzen,
opzettelijk [slachtoffer/benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer/benadeelde partij] tegen haar wil heeft
beetgepakt en in zijn auto gezet en/of die [slachtoffer/benadeelde partij] gedurende enige tijd
tegen haar wil in zijn auto heeft meegevoerd;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2007, in de gemeente Hulst en/of in de gemeente Terneuzen,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
betasten en/of kussen van de borst en/of de vagina en/of de billen en/of de
buik en/of de dijen van die [slachtoffer/benadeelde partij] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het in het op een afgelegen plaats in zijn auto houden
van die [slachtoffer/benadeelde partij] en/of het beetpakken van die [slachtoffer/benadeelde partij] en/of het uittrekken van
de broek en onderbroek van die [slachtoffer/benadeelde partij] en/of door het misbruik maken van uit
feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht (bestaande in het
leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer/benadeelde partij]), en/of (aldus) voor die
[slachtoffer/benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 246 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 2 maart 2007, in de gemeente Hulst en/of in de gemeente Terneuzen,
met [slachtoffer/benadeelde partij], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het betasten en/of kussen van de borst en/of de vagina en/of de
billen en/of de buik en/of de dijen van die [slachtoffer/benadeelde partij];
art 247 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2007, in de gemeente Hulst en/of in de gemeente Terneuzen,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer/benadeelde partij] in het gezicht heeft geslagen en/of
gestompt en/of die [slachtoffer/benadeelde partij] uit een (stilstaande) auto heeft geduwd/
gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat hij dient te worden vrijgesproken aangezien geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving omdat het kind vrijwillig met hem is meegegaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat aangenomen moet worden dat tegen de wil van een kind van slechts zes jaar oud wordt gehandeld, wanneer dat kind door een geheel onbekende volwassene wordt beetgepakt en in een auto wordt gezet en gedurende enige tijd wordt meegevoerd (zoals tenlastegelegd), tenzij daarvoor een bijzondere reden is, zoals bijvoorbeeld om het kind uit een noodsituatie te redden. Veel kinderen van die leeftijd zullen in een situatie als voormeld niet protesteren, omdat kinderen die in een veilige omgeving opgroeien doorgaans de ervaring hebben dat volwassen personen veel meer weten en kunnen dan zij en het beste met hen voor hebben. De argeloosheid van een kind van zes jaar kan echter geen rechtvaardiging vormen om het zo maar mee te nemen. Rechtens moet het er daarom voor worden gehouden dat een kind van zes jaar tegen haar wil wordt meegenomen, wanneer daarvoor geen bijzondere rechtvaardiging is. Daarom mag voor het bewijs van het bestanddeel van de onvrijwilligheid van het delict van vrijheidsberoving in dit geval niet de eis worden gesteld dat slechts uit de verklaring en/of het gedrag van het kind blijkt dat het tegen haar wil werd beetgepakt en in de auto werd meegevoerd.
Het kind [slachtoffer/benadeelde partij] heeft diverse verklaringen afgelegd zowel tegenover haar moeder en een getuige als ook tijdens een studioverhoor bij de politie, waarin zij op belangrijke punten consistent verklaart. Zo heeft zij telkens verklaard dat een man haar naar de Polderstraat vroeg, dat deze man haar vervolgens oppakte en in zijn auto zette.
Verder zitten er in het dossier diverse verklaringen van getuigen waaruit blijkt dat verdachte gedurende geruime tijd in zijn auto op een parkeerplaats bij een speeltuintje heeft gezeten. De getuigen verklaren dat verdachte deed alsof hij een krant aan het lezen was maar dat hij ondertussen stiekem in de richting van de kinderen die in de speeltuin aan het spelen waren zat te kijken. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte op zoek was naar een kind en niet dat hij aan het uitrusten was, zoals hij zelf heeft verklaard.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van het kind [slachtoffer/benadeelde partij] betrouwbaar zijn. Die verklaringen zijn derhalve voldoende grondslag voor een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte dat het kind vrijwillig bij hem in de auto is gestapt ongeloofwaardig. Zij overweegt daarbij nog dat over het algemeen gesproken een kind van zes jaar oud niet zomaar vrijwillig bij een vreemde in de auto stapt. Een bijzondere rechtvaardiging om het kind mee te nemen in de auto is niet gebleken. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij een tourritje heeft voorgesteld en dat het kind daar graag op inging, maar ook deze verklaring is niet geloofwaardig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op zoek was naar een kind. De verdachte heeft het kind [slachtoffer/benadeelde partij], nadat het in zijn auto was meegevoerd, seksueel misbruikt. Dat misbruik moet worden aangemerkt als de bedoeling van de verdachte bij het beetpakken en in de auto meevoeren van het kind.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het kind tegen haar wil heeft meegenomen in zijn auto en dat derhalve sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij op 2 maart 2007, in de gemeente Hulst en in de gemeente Terneuzen,
opzettelijk [slachtoffer/benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer/benadeelde partij] tegen haar wil heeft
beetgepakt en in zijn auto gezet en die [slachtoffer/benadeelde partij] gedurende enige tijd
tegen haar wil in zijn auto heeft meegevoerd;
2.
hij op 2 maart 2007, in de gemeente Terneuzen,
door feitelijkheden [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gedwongen tot het
dulden van ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
betasten en/of kussen van de borst en/of de vagina en/of de billen en/of de
buik en/of de dijen van die [slachtoffer/benadeelde partij] en bestaande die
feitelijkheden uit het in het op een afgelegen plaats in zijn auto houden
van die [slachtoffer/benadeelde partij] en het beetpakken van die [slachtoffer/benadeelde partij] en het uittrekken van
de broek en onderbroek van die [slachtoffer/benadeelde partij] en door het misbruik maken van uit
feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht (bestaande in het
leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer/benadeelde partij]), en aldus voor die
[slachtoffer/benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2007, in de gemeente Terneuzen,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer/benadeelde partij] in het gezicht heeft
gestompt en die [slachtoffer/benadeelde partij] uit een stilstaande auto heeft geduwd/
gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1,
2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Voortgezette handeling van
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven,
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten hebben dr. drs. L.E.E. Ligthart, klinisch en forensisch psycholoog, en dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater, een onderzoek verricht. De deskundigen hebben op 4 juli 2007 gezamenlijk over hun bevindingen gerapporteerd.
Naar het oordeel van de deskundigen was bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die in diagnostisch opzicht te omschrijven is als een ernstige persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale trekken. Verder is verdachte bekend met overmatig gebruik van/verslaving aan alcohol en softdrugs en worden bij hem duidelijk kenmerken van psychopathie aangetroffen. Verdachte had slechts beperkte greep meer op zijn gedragingen, die sterk werden aangestuurd door de beperkte connectie die hij met de realiteit heeft. De deskundigen zijn tot conclusie gekomen dat verdachte als gevolg van bovenstaande verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten.
De rechtbank neemt het oordeel van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De bewezenverklaarde feiten kunnen aan de verdachte in verminderde mate worden toegerekend. Deze verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van een zesjarig meisje. Daarnaast heeft hij dit meisje seksueel misbruikt en heeft hij haar mishandeld. Verdachte heeft dit meisje, terwijl zij op straat aan het spelen was, opgepakt en in zijn auto gezet en meegenomen naar een afgelegen plek in de polder. Daar heeft hij seksuele handelingen met haar verricht. Toen het meisje liet blijken dat zij dit niet wilde en begon te gillen, heeft verdachte haar een flinke dreun in het gezicht gegeven, tengevolge waarvan het meisje letsel heeft opgelopen. Vervolgens heeft hij het meisje in een verlaten polder uit de auto gezet en haar daar achtergelaten, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij op dat moment dacht dat zij nooit meer thuis zou komen en dat zij dood ging. Het mag een geluk heten dat het slachtoffer bij toeval is gevonden door de vader van een vriendinnetje en door hem naar huis is gebracht.
Verdachte heeft met zijn handelen op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Misdrijven als de onderhavige veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en in de maatschappij in het algemeen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van delicten als de onderhavige nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 14 mei 2007 van de vader van het slachtoffer. Het slachtoffer slaapt slecht, heeft paniekaanvallen en durft niet goed op straat zonder begeleiding. Ze heeft geen vertrouwen meer in de medemens.
Verdachte heeft met zijn handelen een jong meisje mogelijk een onbezorgde jeugd ontnomen. Haar leven en dat van haar ouders zal lange tijd, zo niet het leven lang, getekend blijven door de afschuwelijke ervaringen die zij heeft moeten ondergaan. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan, niet in de laatste plaats omdat verdachte ten aanzien van de verantwoordelijkheid van zijn handelen een sterk externaliserende houding aanneemt.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 5 maart 2007;
- het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 7 maart 2007 van de Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 8 mei 2007 van de Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte milieurapport d.d. 17 juli 2007 van de Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Tilburg;
- het psychiatrisch en psychologisch rapport betreffende verdachte d.d. 4 juli 2007, opgemaakt en ondertekend door dr. drs. L.E.E. Ligthart, klinisch en forensisch psycholoog, en dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater.
Behalve met de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is heeft de rechtbank rekening gehouden met het hiervoor genoemd uittreksel uit de justitiële documentatie. Daaruit blijkt dat verdachte reeds eerder in aanraking is geweest met politie en justitie. Verdachte is onder andere veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid in 2002.
Uit het voormelde psychiatrische en psychologische rapport blijkt het volgende.
Verdachte komt uit het onderzoek naar voren als een matig verzorgde, laaggemiddeld intelligente man die aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis lijdt, en die bekend is met overmatig gebruik van/verslaving aan alcohol en softdrugs en bij wie duidelijk kenmerken van psychopathie worden aangetroffen. De deskundigen schatten het ziektebesef en ziekte-inzicht bij verdachte als zeer beperkt in.
Beide deskundigen schatten het recidiverisico hoog in. Zij achten het zeer dringend aangewezen dat verdachte hulp krijgt voor de bij hem aanwezige ernstige persoonlijkheids-problematiek, het problematisch middelengebruik, het seksueel overschrijdende gedrag en de kenmerken van psychopathie. Zij merken daarbij op dat in zijn algemeenheid bekend is dat de problematiek waarvan bij verdachte sprake is buitengewoon moeilijk te behandelen is. Gelet op de aard en de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek, het problematisch middelengebruik, de kenmerken van psychopathie en de andere negatieve factoren kan met zekerheid gesteld worden dat verdachte een man is die zich naar het zich laat aanzien nauwelijks of niets zal aantrekken van regels of voorschriften, die zijn eigen gang zal gaan, die de grenzen van wat wel of niet is toegestaan zal opzoeken en die zich met een grote mate van waarschijnlijkheid niet zal (kunnen) houden aan eventueel gestelde voorwaarden. Naar de mening van de deskundigen kan een behandeling derhalve slechts plaatsvinden binnen het kader van een TBS met bevel tot verpleging. Een behandeling op vrijwillige basis of binnen het kader van een TBS met voorwaarden behoort volgens hen niet tot de mogelijkheden.
De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Zij achten een langdurige, intensieve behandeling geïndiceerd, gericht op zowel zijn plegerschap als slachtofferschap van seksueel misbruik.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat een TBS met voorwaarden voldoende waarborgen biedt gelet op de houding van verdachte. Hij heeft verzocht de behandeling van de zaak te schorsen, teneinde verdachte klinisch te laten onderzoeken door gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum, zodat de mogelijkheid van TBS met voorwaarden kan worden onderzocht.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Zij acht zich voldoende voorgelicht op grond van de rapportages betreffende verdachte die zich in het dossier bevinden en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte.
De rechtbank neemt het advies van genoemde gedragsdeskundigen over en maakt deze tot de hare. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank kans op herhaling van een soortgelijk feit reëel aanwezig, indien behandeling van verdachte uitblijft. Naar het oordeel van de rechtbank biedt slechts de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voldoende waarborgen om de maatschappij te beschermen tegen verdachte. Zij is van oordeel dat een behandeling in een minder gedwongen kader, zoals door de raadsman van verdachte verzocht, ontoereikend is, gezien de hoge recidivekans en de persoonlijkheid van verdachte.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd. Zij is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen de oplegging van deze maatregel.
Beslag
Het in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een brief, inhoudende een schuldbekentenis van verdachte aan de politie, is vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien dit voorwerp door het bewezenverklaarde feit is verkregen. Voornoemd voorwerp zal daarom verbeurd worden verklaard.
Met betrekking tot de in beslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een brief, inhoudende een schuldbekentenis gericht aan de ouders van verdachte;
- een computer, Packard Bell;
- een laptop;
- een geheugenkaart;
- een dvd;
- een fototoestel, Samsung digitaal;
- een cd-i speler, minidisc;
- een manuscript, evangelie van Hendrik de gelukkige deel I oncompleet;
- een document, een notitie “aangehouden ivm kinderporno”;
- een dvd, en
- een cd-i speler, minidisc,
acht de rechtbank verdachte degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de teruggave van deze voorwerpen aan verdachte gelasten.
Vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer/benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1.940,22.
De verdachte heeft deze vordering niet betwist. Daarom zal die vordering worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.940,22 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 57, 246, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Zij verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een brief, inhoudende een schuldbekentenis van verdachte aan de politie.
Zij gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten:
- een brief, inhoudende een schuldbekentenis gericht aan de ouders van verdachte;
- een computer, Packard Bell;
- een laptop;
- een geheugenkaart;
- een dvd;
- een fototoestel, Samsung digitaal;
- een cd-i speler, minidisc;
- een manuscript, evangelie van Hendrik de gelukkige deel I oncompleet;
- een document, een notitie “aangehouden ivm kinderporno”;
- een dvd, en
- een cd-i speler, minidisc,
aan verdachte.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij], wonende te [adres benadeelde partij] toe.
Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 1.940,22.
Zij veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer/benadeelde partij], wonende te [adres benadeelde partij] te betalen € 1.940,22 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 39 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij bepaalt daarbij dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van € 1.940,22 ten behoeve van [slachtoffer/benadeelde partij] de veroordeling tot betaling aan [slachtoffer/benadeelde partij] tot laatstgenoemd bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van dat bedrag aan [slachtoffer/benadeelde partij] de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door: mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter, mrs. M.J.M. Klarenbeek en I.J.M. Woltring, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2007.