Home

Rechtbank Midden-Nederland, 05-12-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5768, 492340 / HA RK 19-324

Rechtbank Midden-Nederland, 05-12-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5768, 492340 / HA RK 19-324

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
5 december 2019
Datum publicatie
6 december 2019
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2019:5768
Zaaknummer
492340 / HA RK 19-324

Inhoudsindicatie

Wrakingszaak.

Uitspraak

WRAKINGSKAMER

Locatie: Utrecht

Zaaknummer/rekestnummer: 492340 / HA RK 19-324

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 5 december 2019

op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

(verder te noemen: verzoeker).

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het proces-verbaal van de zitting van 26 november 2019 met daarin het wrakingsverzoek van verzoeker;

-

een e-mailbericht van verzoeker van 27 november 2019 met als bijlage de tekst die hij heeft voorgelezen op de zitting van 26 november 2019;

-

de schriftelijke reactie van mr. J.J. Catsburg van 28 november 2019.

1.2.

Het wrakingsverzoek is op 3 december 2019 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).

1.3.

Bij de mondelinge behandeling is mr. J.J. Catsburg verschenen. Hoewel verzoeker behoorlijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling, is hij niet verschenen.

2 Het wrakingsverzoek

2.1.

Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.J. Catsburg als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer UTR 19 / 2987 WOZ. In deze zaak treedt verzoeker op als eisende partij. De heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort is verweerder.

2.2.

Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn wrakingsverzoek. In een soortgelijke zaak van verzoeker tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort heeft de rechter op 5 juli 2019 uitspraak gedaan. Daarbij heeft de rechter verzoeker in het ongelijk gesteld. Omdat verzoeker in deze zaak met dezelfde rechter wordt geconfronteerd, verwacht hij dat de rechter de zaak op eenzelfde manier zal beoordelen. Omdat de rechter geen gebruik heeft gemaakt van zijn verschoningsrecht heeft verzoeker de rechter gewraakt.

2.3.

De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat hij zich niet heeft verschoond omdat hij er rekening mee houdt dat verzoeker nieuwe argumenten of gezichtspunten naar voren kan brengen, waardoor hij mogelijk anders zou kunnen beslissen dan hij in de eerdere zaak heeft gedaan. Een rechtsoordeel in een eerdere uitspraak is naar zijn mening geen indicatie van partijdigheid of een schijn daarvan. Verder stelt de rechter zich op het standpunt dat verzoeker hem niet heeft gewraakt zodra de feiten en omstandigheden verzoeker bekend zijn geworden. De uitnodiging voor de zitting waarin de naam van de behandelend rechter wordt genoemd, is geruime tijd voor de zitting van 26 november 2019 verstuurd. Verzoeker had zijn wrakingsverzoek daarom eerder kunnen en moeten doen.

3 De beoordeling

3.1.

Artikel 8:16, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden. In dit geval is verzoeker bij brief van 11 oktober 2019 uitgenodigd voor de zitting van 26 november 2019. In deze brief staat dat mr. J.J. Catsburg de behandelend rechter zal zijn. Deze brief zal verzoeker uiterlijke enkele dagen daarna hebben bereikt. Verzoeker heeft pas in de loop van de zitting van 26 november 2019 de rechter gewraakt.

3.2.

De wrakingskamer constateert dat verzoeker ongeveer zes weken nadat de genoemde feiten en omstandigheden hem bekend zijn geworden een verzoek tot wraking heeft ingediend. Dit maakt dat de wrakingskamer vindt dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de eis die in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb staat. Het verzoek is dus niet tijdig gedaan. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van de hierboven genoemde wettelijke bepaling.

4 De beslissing