Home

Rechtbank Midden-Nederland, 17-07-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2873, UTR 19/4810

Rechtbank Midden-Nederland, 17-07-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2873, UTR 19/4810

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
17 juli 2020
Datum publicatie
21 augustus 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2020:2873
Zaaknummer
UTR 19/4810

Inhoudsindicatie

Aanmaningsbesluit heeft verweerder herroepen. Beroep gericht tegen afwijzing pkv ongegrond. Vw aannemelijk gemaakt dat herroepen van het besluit niet aan onrechtmatigheid van zijn kant is te wijten.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 19/4810

(gemachtigde: B. de Jong LLB)

en

Procesverloop

Op 26 augustus 2019 heeft verweerder aan eiser een aanmaning met vorderingnummer [vorderingsnummer] toegezonden wegens het niet tijdig betalen van de naheffingsaanslag parkeerbelasting tot een bedrag van € 63,90. Daarbij is € 7,- aan kosten in rekening gebracht.

In de uitspraak op bezwaar van 11 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, de aanmaning herroepen en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld, voor zover het de afwijzing van de proceskostenvergoeding betreft.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart 2020 de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten en alleen zittingen voor urgente zaken door te laten gaan. Partijen hebben er schriftelijk mee ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 17 juli 2020.

Overwegingen

1.Eiser verzoekt om een proceskostenvergoeding voor door een derde in de bezwaarfase beroepsmatig verleende rechtsbijstand conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vier weken na de uitspraak op bezwaar.

2.Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ( Awb) worden de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken uitsluitend vergoed indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuur te wijten onrechtmatigheid.

3.Voor de beantwoording van de vraag of de herroeping van het besluit in deze zaak is te wijten aan onrechtmatigheid van de zijde van verweerder, moet de rechtbank beoordelen of de aanmaning rechtmatig is verzonden. Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanmaning ten onrechte is verzonden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze rechtmatig is verzonden.

4.Verweerder stelt dat op het moment van verzenden van de aanmaning aan eiser geen uitstel van betaling was verleend. Het door eiser in zijn bezwaarschrift aangevoerde argument dat er beroep was ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar en dat eiser om die reden niet in gebreke was treft geen doel. Artikel 6:16 van de Awb bepaalt immers dat het ingestelde beroep de werking van het besluit waartegen het is gericht niet schorst. De aanmaning is derhalve terecht verzonden en de aanmaningskosten zijn terecht in rekening gebracht. Dat het bezwaar op grond van bevindingen van praktische aard gegrond is verklaard maakt dat niet anders. De rechtbank onderschrijft dit oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat het herroepen van het besluit om de aanmaningskosten op te leggen niet aan onrechtmatigheid van zijn kant is te wijten. Eiser heeft daarom geen recht op een proceskostenvergoeding.

5. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.

6.Eiser voert aan dat in het bezwaarschrift dat tegen de naheffingsaanslag was gericht om uitstel van betaling is verzocht voor het bedrag van € 63,90. Hij stelt dat verweerder niet heeft beslist op dit verzoek om uitstel. De rechtbank overweegt dat eiser met deze grond niet aannemelijk maakt dat er uitstel van betaling was verleend. Voor zover eiser beoogt te stellen dat door het uitblijven van een reactie van verweerder op zijn verzoek om uitstel bij hem het vertrouwen was gewekt dat hij betaling vooralsnog kon uitstellen, overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft een professionele rechtsbijstandverlener ingeschakeld. Er is geen rechtsmiddel ingezet tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek om uitstel. Daarnaast is de aanmaning verzonden na afronding van de bezwaarfase en een eventueel verleend uitstel van betaling voor deze fase zou reeds zijn beëindigd. De beroepsgrond slaagt niet.

7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Meulder, rechter, in aanwezigheid van

mr. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?