Rechtbank Midden-Nederland, 30-04-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1793, AWB - 20 _ 3383
Rechtbank Midden-Nederland, 30-04-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1793, AWB - 20 _ 3383
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 30 april 2021
- Datum publicatie
- 24 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:1793
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2022:10087, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 3383
Inhoudsindicatie
WOZ, informatiebeschikking, beroep ongegrond
Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3383
(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en
(gemachtigde: I.K. Beek).
Procesverloop
Op 3 april 2020 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de door verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking vastgestelde waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020.
In het kader van de afhandeling van het bezwaar heeft verweerder bij brief van 16 april 2020 op grond van artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) eiser verzocht inlichtingen te verstrekken over de toestand van de woning middels het invullen van een Inlichtingen Formulier Secondaire Kenmerken (IFSO). In deze brief heeft verweerder erop gewezen dat, indien het formulier niet binnen de gestelde tijd wordt geretourneerd, er een informatiebeschikking wordt genomen. Daarbij is vermeld dat dit inhoudt dat er een omgekeerde en verzwaarde bewijslast van kracht is inzake de gevraagde gegevens.
Vanwege het uitblijven van de gevraagde inlichtingen heeft verweerder op 20 mei 2020 een informatiebeschikking genomen op grond van artikel 52a, eerste lid, van de AWR.
Eiser heeft op 29 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.
In de uitspraak op bezwaar van 7 augustus 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de informatiebeschikking ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2021 via Skype for Business. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden die bij brief van 12 november 2020 naar voren zijn gebracht uitsluitend betrekking hebben op de WOZ-waarde van de woning. De gronden treffen geen doel, omdat het in deze procedure gaat om de informatiebeschikking.
2. Tijdens de zitting zijn door eiser mondeling beroepsgronden aangevoerd tegen de informatiebeschikking. Verweerder heeft zich hiertegen niet verzet.
3. Eiser heeft kort samengevat het volgende aangevoerd. De informatiebeschikking had voorafgaand aan de WOZ-aanslag moeten worden genomen. Door dit niet te doen, heeft verweerder dit recht verspeeld en mag zo’n beschikking niet alsnog in bezwaar worden genomen. Eiser voert aan dat geen sprake is van omkering van de bewijslast, zodat sprake is van détournement de pouvoir. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ is artikel 52a van de AWR niet van toepassing in WOZ-zaken. Verweerder handelt verder in strijd met het verbod op willekeur en het gelijkheidsbeginsel door alleen in zaken waar een gemachtigde is ingeschakeld informatiebeschikkingen te nemen. Op deze wijze gaat verweerder voorbij aan het beginsel van vertegenwoordiging van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht en probeert verweerder no cure no pay-bureaus uit te schakelen. Verweerder had eerst informeel contact kunnen zoeken met eiser of zijn gemachtigde en had niet meteen naar een zwaar middel zoals een informatiebeschikking hoeven grijpen. Door op deze manier toepassing te geven aan artikel 52a van de AWR wordt het belastingsysteem uitgehold, aldus eiser.
4. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. In de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 20201 zijn alle door eiser naar voren gebrachte gronden besproken en is geoordeeld dat de informatiebeschikking terecht is gegeven. De rechtbank kan zich met deze uitspraak van het Gerechtshof verenigen en neemt de overwegingen uit die uitspraak over. Door eiser zijn geen andere punten aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. De rechtbank vindt verder van belang dat verweerder in eerste instantie bij brief van 16 april 2020 via de informele weg om informatie heeft verzocht en pas een informatiebeschikking heeft genomen, nadat door eiser niet op dit verzoek is gereageerd. Eisers klacht dat verweerder probeert no cure no pay-bureaus uit te schakelen, is op geen enkele wijze onderbouwd. De beroepsgronden slagen niet.
5. De rechtbank zal eiser nog een termijn van zes weken geven om alsnog aan zijn informatieverplichting te voldoen.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat eiser binnen een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dagtekening van deze uitspraak, de in de informatiebeschikking gestelde vragen dient te beantwoorden en de daarin verzochte informatie dient te verstrekken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: