Home

Rechtbank Midden-Nederland, 05-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2890, UTR 20/3677

Rechtbank Midden-Nederland, 05-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2890, UTR 20/3677

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
5 juli 2021
Datum publicatie
6 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2021:2890
Zaaknummer
UTR 20/3677

Inhoudsindicatie

De rechtbank ziet met het oog op de rechtspraktijk aanleiding om in algemene zin uiteen te zetten hoe zij beroepsgronden over ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ in WOZ-zaken beoordeelt. Het bestuursprocesrecht kent waarborgen om ervoor te zorgen dat bestuursorganen, belanghebbenden en de rechtbank in bezwaar- en beroepsprocedures over dezelfde informatie beschikken. De rechtbank constateert dat in WOZ-zaken in toenemende mate een beroep wordt gedaan op de vermeende schending van de artikelen 7:4 en 8:42 van de Awb en het daaraan verwante artikel 40 van de Wet WOZ. De onderwerpen die in deze uitspraak aan de orde komen zijn onder meer de vraag wanneer een gestelde schending inhoudelijk beoordeeld moet worden en wat de betekenis van de goede procesorde daarbij is. Als centraal beoordelingskader hanteert de rechtbank vervolgens 1) of een informatieachterstand is ontstaan bij de belanghebbende en 2) of die achterstand tijdens de procedure is hersteld en in welke fase van het geschil dat is gebeurd. In het licht daarvan benoemt de rechtbank in welke gevallen een schending van de procedurele vereisten kan worden gepasseerd en wanneer een proceskostenveroordeling aan de orde is.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/3677

(gemachtigde: J. van Herk)

en

(gemachtigde: J. van Drie).

Procesverloop

In de beschikking van 28 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 259.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.

In de uitspraak op bezwaar van 1 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld en een taxatierapport overgelegd. Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 4 mei 2021 via Skype for Business. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [taxateur] , taxateur.

Vaststaande feiten

1. De woning is een in 1986 gebouwde rijwoning met aanbouw van 6 m2, dakkapel, vrijstaande garage en overkapping. De woning heeft, exclusief aanbouw, een oppervlakte van ongeveer 103 m2 en ligt op een kavel van 179 m2.

Het geschil

2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2019.

Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd. Eiser bepleit op grond van zijn taxatierapport een lagere waarde, namelijk € 239.000,-.

3. Eiser voert ook een procedureel punt aan, namelijk dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 40 van de Wet WOZ, omdat niet voldaan is aan het verzoek om in de bezwaarfase de opbouw van de kavelwaarde, de grondstaffel en de taxatiekaart met de ‘KOUDV’- en liggingsfactoren volledig op te sturen.

4. De rechtbank constateert dat in WOZ-zaken in toenemende mate een beroep wordt gedaan op de vermeende schending van procedurele verplichtingen in de bezwaar- en beroepsfase over ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’. De rechtbank ziet met het oog op de rechtspraktijk aanleiding om in deze uitspraak in algemene zin uiteen te zetten hoe zij deze beroepsgronden in verschillende situaties beoordeelt in WOZ-zaken waarvoor zij bevoegd is. Aan het einde van deze uitspraak wordt beoordeeld wat deze lijn concreet voor deze zaak betekent en wordt geoordeeld over de inhoudelijke aspecten van de waardevaststelling.

Algemene overwegingen over op de zaak betrekking hebbende stukken

Overwegingen over het beroep van eiser

Beslissing

Bent u het niet eens met deze uitspraak?