Rechtbank Midden-Nederland, 03-11-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:5744, 23/2176
Rechtbank Midden-Nederland, 03-11-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:5744, 23/2176
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 3 november 2023
- Datum publicatie
- 20 november 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2023:5744
- Zaaknummer
- 23/2176
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2176
(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en
(gemachtigde: A. Teunisse).
Procesverloop
In de beschikking van 30 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,50,-.
In de uitspraak op bezwaar van 3 maart 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 22 september 2023. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar hebben deelgenomen aan de zitting.
Overwegingen
Inleiding
1. Eiser heeft zijn auto met kenteken [kenteken] op 22 juli 2022 geparkeerd aan de Oscarlaan in Almere. Een scanauto en handhavers hebben om 17.34 uur vastgesteld dat de auto daar stond geparkeerd zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. Daarom is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,50.
Beoordeling van het geschil
2. Niet in geschil is dat eiser op 22 juli 2022 om 17.34 uur langer dan een uur heeft geparkeerd aan de Oscarlaan in Almere en dat op die parkeerplaats en dat tijdstip sprake was van betaald parkeren. De rechtbank overweegt verder dat de Oscarlaan is gelegen in de wijk Filmwijk. Die wijk is in het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingplaatsen en belanghebbendenplaatsen Schilwijken Almere Stad met ingang van 1 januari 2022 aangewezen als wijk waarin parkeerbelasting op grond van de Verordening parkeerbelasting Almere 2022 verschuldigd is.1 Uit de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2022 (de Verordening) van de gemeente Almere blijkt dat het eerste uur gratis is. Het uurtarief voor het tweede tot het zesde uur is € 1,-.
3. Eiser stelt dat hij wel parkeerbelasting heeft betaald. Volgens eiser heeft zijn zwager op 22 juli 2022 tussen 20.00 en 20.20 uur ongeveer € 3,- contant betaald in parkeerautomaat 36044. De aanslag moet daarom volgens eiser worden vernietigd.
4. De heffingsambtenaar heeft hierover in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat onderzoek is gedaan naar de dichtstbijzijnde parkeerautomaat. Hieruit bleek dat de dichtstbijzijnde parkeerautomaat ‘cashless’ is, waardoor daar geen mogelijkheid was om met contant geld te betalen. De heffingsambtenaar heeft ook onderzocht of eiser via belparkeren heeft betaald. Ook dat onderzoek leverde niets op. Vervolgens is eiser gevraagd om bewijs van zijn betaling. Eiser heeft echter geen bewijs van betaling overlegd. Eiser heeft ook niet aangegeven bij welke automaat hij betaald heeft. Volgens de heffingsambtenaar is daarom niet aannemelijk dat eiser heeft betaald. Bovendien is achteraf betalen hoe dan ook niet mogelijk, zo stelt de heffingsambtenaar.
5. De rechtbank kan het standpunt van de heffingsambtenaar volgen. Eiser heeft – tegen de achtergrond van de bevindingen van de heffingsambtenaar – ook in beroep onvoldoende onderbouwd dat hij parkeerbelasting heeft betaald. De rechtbank is daarom van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat eiser geen parkeerbelasting heeft betaald. Uit het voorgaande volgt bovendien dat de heffingsambtenaar voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de eventuele betaling van eiser.
6. De rechtbank kan ook het standpunt van de heffingsambtenaar volgen dat achteraf betalen niet mogelijk is. Op grond van artikel 6, eerste lid, van het bepaalde in de Verordening wordt de parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften. Eiser heeft bij aanvang van parkeren om 17.34 uur geen parkeerbelasting betaald. Een eventuele latere betaling achteraf kan dan niet als een rechtsgeldige voldoening van de parkeerbelasting worden aangemerkt zoals voorgeschreven in de Verordening.2 De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Eiser stelt verder dat gelet op artikel 234 van de Gemeentewet en artikel 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) er geen grond bestaat voor een naheffingsaanslag zoals in dit geval aan eiser is opgelegd. Een naheffingsaanslag kan volgens eiser namelijk alleen worden opgelegd indien geen of te weinig belasting is betaald. In dit geval heeft eiser echter een naheffingsaanslag ontvangen die alleen bestaat uit het bedrag aan kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag, dus zonder dat daarin van eiser ook parkeerbelasting wordt geheven.
8. De heffingsambtenaar heeft hierover in het verweerschrift toegelicht dat voor het navorderen is gekozen voor het tarief van het eerste uur (nultarief). Er had ook voor het tweede uur gekozen kunnen worden. De naheffingsaanslag is opgelegd, omdat er niet is voldaan aan de voorwaarden van het betaald parkeren.
9. De rechtbank kan het standpunt van de heffingsambtenaar volgen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser langer dan een uur heeft geparkeerd en dus parkeerbelasting verschuldigd was. In dit geval kon dus parkeerbelasting worden nageheven. Dat de heffingsambtenaar er uiteindelijk voor heeft gekozen om uit te gaan van het nultarief en
€ 0,- parkeerbelasting na te heffen maakt dan niet dat er geen kosten in rekening konden worden gebracht. De naheffingsaanslag is dus terecht opgelegd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.