Rechtbank Noord-Holland, 13-12-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11858, AWB-13_2061
Rechtbank Noord-Holland, 13-12-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11858, AWB-13_2061
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 13 december 2013
- Datum publicatie
- 29 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2013:11858
- Zaaknummer
- AWB-13_2061
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]
Inhoudsindicatie
Douane. Oorsprong.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 13/2061 en 13/2062
Uitspraakdatum: 13 december 2013
Uitspraak in de gedingen tussen
[X] , gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: R.J.N. van der Laan,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Nijmegen, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de gedingen
Verweerder heeft met dagtekening 12 november 2010 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) opgelegd ten bedrage van € 180.564,48.
Verweerder heeft met dagtekening 18 november 2010 aan eiseres een utb opgelegd ten bedrage van € 354.081,84.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 13 maart 2013 de bezwaren ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het beroep dat betrekking heeft op de onder 1.1.1 genoemde utb is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer AWB 13/2061 en het beroep dat ziet op de onder 1.1.2 genoemde utb is geregistreerd onder zaaknummer AWB 13/2062.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Namens eiseres is daar verschenen de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. M.U.B. Willemsen en mr. B.C. Brouwer.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Op 13 november 2007 heeft eiseres twee aangiften ten invoer gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van “conserven van tonijn”, land van oorsprong Ecuador. Eiseres heeft bij de aangiften een certificaat van oorsprong Form A met nummer 364756 overgelegd. Zij heeft daarmee aanspraak gemaakt op toepassing van het preferentiële tarief van 0%.
Op 19 en 22 november 2007 heeft eiseres in totaal vier aangiften ten invoer gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van “conserven van tonijn”, land van oorsprong Ecuador. Eiseres heeft bij de aangiften certificaten van oorsprong Form A met de nummers 364761, 364766 en 364767 overgelegd. Zij heeft daarmee aanspraak gemaakt op toepassing van het preferentiële tarief van 0%.
In 2010 is het antifraude bureau van de Europese Commissie (de OLAF) een onderzoek gestart naar de oorsprong van tonijn die in Ecuador is verwerkt tot tonijnconserven en in de Europese Unie in het vrije verkeer is gebracht. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat de onderhavige tonijn is gevangen op open zee met (onder meer) de onder Panamese vlag varende vissersboten [A], [B] en [C]. De Panamese autoriteiten hebben voor die vangsten Forms A afgegeven. In de haven van Ivoorkust is de tonijn vanuit de vissersboten overgeladen op de [D], die de tonijn naar Ecuador heeft gebracht, alwaar het is verwerkt. In Ecuador hebben de douaneautoriteiten op grond van de Panamese Forms A de bij de aangiften overgelegde Forms A afgegeven. In het kader van het onderzoek heeft de OLAF de beschikking gekregen over twee verschillende lijsten met bemanningsleden met betrekking tot de vissersboten waarmee de onderhavige tonijn is gevangen. Volgens de bemanningslijsten die aan de Panamese autoriteiten zijn overgelegd ter verkrijging van de Forms A bestaat de bemanning voor ten minste 75% uit onderdanen van het begunstigde land of van de lidstaten (hierna: de 75%-eis). Volgens de bemanningslijsten die van de havenautoriteiten van Ivoorkust afkomstig zijn is niet aan de 75%-eis voldaan.
Bij brief van 5 november 2010 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van het voornemen de onder 1.1.1 genoemde utb op te leggen. Eiseres kon tot uiterlijk 10 november 2010 haar standpunt hierover kenbaar maken. Zij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Op 12 november 2010 is de onder 1.1.1 genoemde utb opgelegd ter zake van de aangiften van 13 november 2007.
Bij brief van 8 november 2010 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van het voornemen de onder 1.1.2 genoemde utb op te leggen. Eiseres kon tot uiterlijk 16 november 2010 haar standpunt hierover kenbaar maken. Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Op 18 november 2010 is de onder 1.1.2 genoemde utb opgelegd ter zake de aangiften van 19 en 22 november 2007.
3 Geschil
In geschil is of de utb’s terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.