Rechtbank Noord-Holland, 31-12-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:14086, HAA 13/2342
Rechtbank Noord-Holland, 31-12-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:14086, HAA 13/2342
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 31 december 2013
- Datum publicatie
- 25 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2013:14086
- Zaaknummer
- HAA 13/2342
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
Leges inzake omgevingsvergunning.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/2342
Uitspraakdatum: 31 december 2013
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen
[X] , wonende te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, verweerder.
13/2342
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 6 juni 2012 een aanslag leges opgelegd inzake de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een nieuwbouwwoning aan [adres] (hierna: de woning).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 april 2013 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2013.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen R.R. Wittenberg.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiser heeft op 16 april 2012 bij de gemeente Zaanstad een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning in verband met het uitbreiden van de woning met een aanbouw van
38 m².
Verweerder heeft de aanvraag in behandeling genomen. De gevraagde vergunning is op 16 mei 2012 verleend.
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor de omgevingsvergunning is aan eiser de onderhavige aanslag opgelegd ten bedrage van € 1.240,98.
3 Geschil en standpunten van partijen
In geschil is of de aanslag bouwleges tot het juiste bedrag is vastgesteld.
Eiser stelt dat de aanvraag van de omgevingsvergunning betrekking heeft op een kleine wijziging in het bouwplan en dat aan hem het tarief in rekening had moeten worden gebracht dat voor geringe wijzigingen geldt. In dit verband wijst eiser mede op de omstandigheid dat zijn buren een identieke aanbouw aan de achterzijde van hun woning hebben. Voorts stelt eiser dat de aanslag buitensporig hoog is gezien de hoogte van de bouwkosten. Eiser concludeert tot vermindering van de aanslag.
Verweerder heeft gesteld dat de uitbreiding van de woning geen geringe wijziging in het bouwplan betreft en voorts dat voor de berekening van de leges de bouwkosten niet relevant zijn. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4 Beoordeling van het geschil
Artikel 5 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Zaanstad 2012 (hierna: de Tarieventabel), luidt - voor zover van belang - als volgt:
“5. Bouwactiviteiten
a. Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo voor nieuwbouw of het uitbreiden van een gebouw, wordt het tarief voor het in behandeling nemen bepaald op basis van de totale oppervlakte, aan de hand van onderstaande tabel, waarbij een minimum geldt van € 458,01.
Hoofdfunctie per bouwlaag Totale oppervlakte van alle
bouwlagen van het gebouw of de Prijs per m2
uitbreiding daarvan:
Wonen € 25,39
(…)”
Artikel 18a van de Tarieventabel luidt – voor zover van belang – als volgt:
“18. Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als gevolg van een – naar de omstandigheden beoordeeld – geringe wijziging in het project, bedraagt 2% van de bouwkosten van de wijziging”.
Eiser heeft gesteld dat de wijziging in zijn bouwplannen gering is. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de door eiser aangevraagde vergunning een aanbouw betreft, dat deze aanbouw wordt opgetrokken uit steen en dat een en ander leidt tot een toename van het oppervlakte van de woning met 38 m². Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen bepalen dat geen sprake is van een geringe wijziging van het bestaande bouwplan.
Voor zover eiser stelt dat - mede gezien de identieke bouwplannen van het buurobject - de wijziging van het bouwplan slechts marginaal behoefde te worden getoetst en dit verweerder aanleiding had moeten geven om aan te sluiten bij het tarief van artikel 18a van de Tarieventabel, dan kan deze grief niet slagen. De vraag of - naar omstandigheden beoordeeld - sprake is van een geringe wijziging dient naar het oordeel van de rechtbank te worden getoetst aan de bouwplannen zelf en niet (mede) aan de met de aanvraag gemoeide werkzaamheden van verweerder. De rechtbank wijst er in dit verband nog op dat op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. HR 4 maart 1981, nr. 20 037, BNB 1981/142, HR 18 september 1991, nr. 27 457, BNB 1991/351 en HR 24 december 1997, nr. 32 569, Belastingblad 1998/320) er geen rechtstreeks verband hoeft te bestaan tussen de hoogte van de in rekening gebrachte leges en de omvang van de dienst, of de kosten die daarmee gemoeid zijn.
Ter zake van eisers stelling dat sprake is van een disproportionele heffing, omdat de legesaanslag ruim 6% van de bouwkosten bedraagt, overweegt de rechtbank als volgt. Het tarief onder 5, sub a, van de Tarieventabel voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het uitbreiden van een gebouw, wordt berekend naar een vast bedrag per vierkante meter. Het hanteren van een dergelijk vast bedrag is geoorloofd, gezien de vrijheid die de wetgever aan de gemeentebesturen heeft willen toekennen bij het kiezen van heffingsmaatstaven. Ook overigens is er geen aanleiding om te concluderen dat de hoogte van de geheven leges van € 1.240,98 bij een bouwsom van € 20.000 in absolute en relatieve zin te hoog is. Zij kan dan ook niet als onredelijk of willekeurig worden bestempeld.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat de aanslag te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft bij het opleggen van de onderhavige aanslag terecht artikel 5 van de Tarieventabel toegepast. Wat betreft het in rekening gebrachte tarief heeft eiser ter zitting verklaard dat indien de rechtbank oordeelt dat de wijziging in het bouwplan niet als gering kan worden aangemerkt, de kosten in verband met de welstandstoets door hem niet meer worden betwist. De overige in rekening gebrachte leges heeft eiser verder niet bestreden.