Home

Rechtbank Noord-Holland, 18-04-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:2963, AWB-12_417

Rechtbank Noord-Holland, 18-04-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:2963, AWB-12_417

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
18 april 2013
Datum publicatie
29 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2013:2963
Zaaknummer
AWB-12_417
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

Douane. Onttrekking artikel 203 van het Communautair douanewetboek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 12/417

Uitspraakdatum: 18 april 2013

Uitspraak in het geding tussen

[x] , gevestigd te [z], eiseres,

gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Eindhoven, verweerder.

12/417

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) opgelegd voor€ 266,83 douanerechten, € 5.901,70 accijns op overige alcoholhoudende producten en € 2.229,08 omzetbelasting.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 januari 2012 de utb gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Een afschrift daarvan is verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013. Namens eiseres zijn verschenen [A], werknemer van eiseres, en de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. dr. M.J.W. van Casteren en mr. B.C. Brouwer.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Eiseres is logistiek dienstverlener. Op 4 juli 2011 heeft eiseres als aangever een zending rum onder de regeling extern communautair douanevervoer geplaatst door middel van de elektronische aangifte T1 met nummer [nummer A]. Als kantoor van vertrek was [Q] aangegeven en als kantoor van bestemming [R]. De zending rum (54 dozen à 12 flessen van 0,75 liter [merk A] 40% en 55 dozen à 12 flessen van 0,75 liter [merk B] 40%) is per vrachtauto van [z] naar de geadresseerde in [S], [bedrijf A] (hierna: [bedrijf A]), vervoerd. De vervoerstermijn is op 11 juli 2011 verstreken.

2.2.

Op 19 juli 2011 heeft [bedrijf B] een aangifte EX-A (douaneregeling uitvoer) met [nummer B] voor de zending rum gedaan. De zending rum is hierbij aangegeven als communautaire goederen.

2.3.

Omdat er geen terugmeldingsexemplaar dan wel elektronische terugmelding van de onder 2.1 vermelde aangifte werd ontvangen, is op 20 juli 2011 per brief aan [bedrijf A] een “Mededeling niet-beëindiging regeling douanevervoer T” gezonden. Daarbij werd aan [bedrijf A] verzocht om het bewijs van het op regelmatige wijze beëindigen van de regeling te leveren, dan wel informatie te verschaffen teneinde een nasporingsprocedure te kunnen inleiden.

2.4.

Bij brief van 15 augustus 2011 heeft [bedrijf A] medegedeeld dat zij wel de zending rum heeft ontvangen maar niet het bijbehorende begeleidingsdocument T1. [bedrijf A] wist hierdoor niet dat voor de zending rum oorspronkelijk een T1-document was opgemaakt. [bedrijf B] heeft de zending rum onder de onder 2.2 genoemde regeling uitvoer geplaatst omdat de uiteindelijke bestemming [U] was.

2.5.

Op 16 augustus 2011 is eiseres via geautomatiseerd bericht IE140 (‘Navraag niet beëindigd vervoer’) ervan in kennis gesteld dat het bewijs van de regelmatige beëindiging van de regeling niet is ontvangen. Eiseres heeft niet binnen de responstijd op dit bericht gereageerd.

2.6.

Bij brief van 29 september 2011 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van het voornemen om een utb uit te reiken en eiseres in de gelegenheid gesteld om op dit voornemen te reageren. Eiseres heeft niet op het voornemen gereageerd. Verweerder heeft hierop de utb uitgereikt met dagtekening 20 oktober 2011.

3 Geschil

In geschil is of verweerder de utb terecht heeft opgelegd.

4 Relevante regelgeving

Artikel 92, eerste lid, Communautair douanewetboek (hierna: CDW) luidt als volgt:

“De regeling extern douanevervoer eindigt en de verplichtingen van het subject zijn nagekomen wanneer de onder de regeling geplaatste goederen samen met de vereiste documenten bij de douane worden aangebracht op het douanekantoor van bestemming overeenkomstig de bepalingen van de betrokken regeling.”

Artikel 96, eerste lid, CDW luidt als volgt:

“De aangever is het subject van de regeling extern communautair douanevervoer. Hij is verplicht:

  1. de goederen binnen de gestelde termijn ongeschonden bij de douane aan te brengen op het kantoor van bestemming met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getroffen identificatiemaatregelen;

  2. de bepalingen betreffende de regeling communautair douanevervoer na te leven.”

Artikel 203, eerste lid, CDW luidt als volgt:

“Een douaneschuld bij invoer ontstaat indien aan rechten bij invoer onderworpen goederen aan het douanetoezicht worden onttrokken.”

Artikel 204, eerste lid, aanhef en onderdeel a, CDW luidt als volgt:

“Een douaneschuld bij invoer ontstaat:

  1. indien niet wordt voldaan aan een van de verplichtingen welke ten aanzien van aan rechten bij invoer onderworpen goederen voortvloeien uit de tijdelijke opslag van deze goederen of uit het gebruik van de douaneregeling waaronder zij zijn geplaatst, of

  2. (...)

in andere gevallen dan die bedoeld in artikel 203, tenzij vaststaat dat dit verzuim zonder werkelijke gevolgen is gebleken voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling.”

Artikel 362, eerste lid, Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek (hierna: UCDW) luidt als volgt:

“Het kantoor van bestemming viseert een ontvangstbewijs op verzoek van de persoon die de goederen en de vereiste documenten aanbrengt.”

Artikel 366, tweede lid, UCDW luidt als volgt:

“De regeling communautair douanevervoer wordt eveneens als beëindigd beschouwd wanneer de aangever ten genoegen van de douaneautoriteiten een van de volgende documenten ter identificatie van de goederen overlegt:

  1. ) een in een derde land opgesteld douanedocument waaruit blijkt dat de goederen een douanebestemming hebben gekregen;

  2. ) een in een derde land opgesteld document dat is geviseerd door de douaneautoriteiten van dat land en waarin wordt bevestigd dat de goederen worden geacht zich in dat land in het vrije verkeer te bevinden.”

Artikel 366, derde lid, UCDW luidt als volgt:

“De in lid 2 genoemde documenten kunnen worden vervangen door kopieën of fotokopieën die voor conform zijn gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft geviseerd, door de autoriteiten van de betrokken derde landen of de autoriteiten van een van de lidstaten.”

Artikel 406, tweede lid, UCDW luidt als volgt:

“De aangever heeft aan de ingevolge artikel 96, lid 1, onder a), van het Wetboek op hem rustende verplichtingen voldaan en de regeling communautair douanevervoer is beëindigd zodra het bij de zending gevoegde begeleidingsdocument douanevervoer – begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid en de goederen in ongeschonden staat, binnen de gestelde termijn en met inachtneming van de voorgeschreven identificatiemiddelen aan de toegelaten geadresseerde in diens bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats zijn afgeleverd.”

Artikel 406, derde lid, UCDW luidt als volgt:

“De toegelaten geadresseerde geeft voor elke zending die in de in lid 2 bedoelde omstandigheden bij hem is afgeleverd op verzoek van de vervoerder het in artikel 362 bedoelde ontvangstbewijs af dat van overeenkomstige toepassing is.”Artikel 859, aanhef en onder 6, UCDW luidt als volgt:

“De volgende vormen van verzuim worden beschouwd als zijnde zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of van de betrokken douaneregeling in de zin van artikel 204, lid 1, van het Wetboek, voor zover:

– zij geen poging tot onttrekking van de goederen aan het douanetoezicht inhouden, – zij geen duidelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden, en – alle formaliteiten voor het regulariseren van de situatie van de goederen alsnog worden vervuld: (...)

6 het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap van goederen in tijdelijke opslag of goederen die onder een douaneregeling zijn geplaatst, (...), zonder dat de vereiste formaliteiten zijn vervuld;”

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten

7 Beslissing