Rechtbank Noord-Holland, 02-10-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:8756, HAA 12/4868
Rechtbank Noord-Holland, 02-10-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:8756, HAA 12/4868
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2013
- Datum publicatie
- 16 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2013:9589
- Zaaknummer
- HAA 12/4868
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Door de verkrijging door eiseres van de vordering die erflaatster op eiseres had, vermindert de schuld van eiseres met de waarde van die vordering zodat de totale waarde van haar vermogen stijgt. Dat eiseres hiervan feitelijk niets merkt omdat de vordering eerst opeisbaar was bij haar overlijden, maakt dat niet anders
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 12/4868
Uitspraakdatum: 2 oktober 2013
Uitspraak in het geding tussen
[X] , wonende te [Z], eiseres,
gemachtigde: R.P. Kuiper RA,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond, kantoor Rotterdam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 17 januari 2012 aan eiseres een aanslag (aanslagnummer 2.12.106.00003.001) erfbelasting opgelegd van € 9.978.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 september 2012 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. Namens eiseres zijn verschenen gemachtigde voornoemd en [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. L.R. Lard en H.C.B.A.M. Mathijssen.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Op 8 april 2010 is mevrouw [B] (hierna: erflaatster) overleden.
Bij testament van 8 april 1999 heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt. Hierbij heeft zij haar moeder [X] (eiseres) en haar twee zussen [B] en [A] tot haar erfgenamen benoemd.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort een vordering van erflaatster op eiseres (hierna: de vordering). De vordering is krachtens erfrecht ontstaan naar aanleiding van het overlijden van de vader van erflaatster op 12 maart 2006. Verweerder heeft de vordering gewaardeerd op € 113.464.
3 Geschil en standpunten van partijen
Tussen partijen is in geschil de hoogte van het verschuldigde bedrag aan erfbelasting. Hierbij is specifiek in geschil of
a. a) de vordering van erflaatster op eiseres ten onrechte niet op nihil is gesteld en
b) sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de vordering die eiseres van erflaatster erft gewaardeerd moet worden op nihil. Zowel voor als na het overlijden van erflaatster had eiseres de volledige beschikking over het vermogen van haar man, zodat er economisch gezien niets is veranderd.
Voorts beroept eiseres zich ten aanzien van het niet-ondernemingsvermogen wat zij heeft verkregen op een hogere vrijstelling als bedoeld in de uitspraak van rechtbank Breda van 13 juli 2012, LJN BX3386.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vordering terecht niet op nihil is gewaardeerd. Op het moment van overlijden van erflaatster verliest eiseres haar positie als schuldenaar. Doordat eiseres van een schuld wordt verlost, stijgt haar vermogen.
Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Er is geen sprake van gelijke gevallen en zo de rechtbank daar anders over oordeelt, heeft de wetgever zijn ruime beoordelingsmarge niet overtreden door ondernemingsvermogen en niet-ondernemingsvermogen verschillend te behandelen.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.