Home

Rechtbank Noord-Holland, 14-02-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:1039, AWB-13_2030, 13_3698 13_3699, 13_3700, 13_3701 en 13_3702

Rechtbank Noord-Holland, 14-02-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:1039, AWB-13_2030, 13_3698 13_3699, 13_3700, 13_3701 en 13_3702

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
14 februari 2014
Datum publicatie
6 maart 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2014:1039
Zaaknummer
AWB-13_2030, 13_3698 13_3699, 13_3700, 13_3701 en 13_3702
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

Eiser is rekeninghouder geweest van Luxemburgse bankrekening en heeft inkomsten hieruit niet aangegeven. Geen onredelijke schatting van het inkomen van eiser door verweerder. Toestemming tot aanhouding van het bezwaar leidt tot lagere immateriële schadevergoeding. Geen integrale proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummers: AWB 13/2030, 13/3698, 13/3699, 13/3700, 13/3701 en 13/3702

Uitspraakdatum: 14 februari 2014

Uitspraak in de gedingen tussen

[X] , wonende te [Z], eiser,

gemachtigde: mr. F. Jagersma,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.

1 Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.1.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.240 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.303. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 4.890 en is een bedrag van € 1.699 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER]) ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.240 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.061. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 5.118 en is een bedrag van € 395 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.3.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER]) ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.387 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.132. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 5.739 en is een bedrag van € 689 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.4.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER]) ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.520 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.975. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.997 en is een bedrag van € 374 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.5.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER]) ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.494 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 21.531. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 6.190 en is een bedrag van € 318 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.6.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [NUMMER]) ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.251 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 22.884. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 6.070 en is een bedrag van € 567 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.1.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2013 de aanslag ib/pvv 2001 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.240 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.108. De boetebeschikking is vernietigd en de beschikking heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 1.306.

1.2.2.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2013 de aanslag ib/pvv 2002 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.240 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.145. De boetebeschikking is vernietigd en de beschikking heffingsrente is vastgesteld op een te vergoeden bedrag van € 386.

1.2.3.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2013 de aanslag ib/pvv 2003 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.387 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.557. De boetebeschikking is vernietigd en de beschikking heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 92.

1.2.4.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2013 de aanslag ib/pvv 2004 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.520 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.353. De boetebeschikking is vernietigd en de beschikking heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 53.

1.2.5.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2013 de aanslag ib/pvv 2005 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.494 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.685. De boetebeschikking is vernietigd en de beschikking heffingsrente is vastgesteld op een te vergoeden bedrag van € 741.

1.2.6.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 maart 2013 de aanslag ib/pvv 2008 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.251 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.947. De boetebeschikking is vernietigd en de beschikking heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 93.

1.3.

Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Het beroep tegen de aanslag 2001 c.a. heeft de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer AWB 13/3698, het beroep tegen de aanslag 2002 c.a. onder nummer AWB 13/3699, het beroep tegen de aanslag 2003 c.a. onder nummer AWB 13/3700, het beroep tegen de aanslag 2004 c.a. onder nummer AWB 13/3701, het beroep tegen de aanslag 2005 c.a. onder nummer AWB 13/3702 en het beroep tegen de aanslag 2008 c.a. onder nummer AWB 13/2030.

1.4.

Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. De beroepen zijn gelijktijdig behandeld. Namens eiser is daar verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. T.V. van der Veen en L. Nijmijer.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Eiser heeft met betrekking tot de onderhavige jaren aangiften ib/pvv ingediend naar:

een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.240 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil (2001);

een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.616 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil (2002);

een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.387 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil (2003);

een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.520 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil (2004);

een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.494 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 183 (2005), en

een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.251 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.651 (2008).

2.2.

Met betrekking tot eiser heeft verweerder een renseignement ontvangen inzake bij Kredietbank Luxemburg in Luxemburg (hierna: de KB-Lux) aangehouden rekeningen met rekeningnummer 143496, met daarop saldi per 31 januari 1994 van een bedrag van ƒ 109.613,19 (€ 49.740,30) en een bedrag van ƒ 95,55 (€ 43,35).

2.3.

In een brief van verweerder met dagtekening 17 maart 2011, is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Betreft

Bezwaarschriften inkomstenbelasting 2001 tot en met 2006

t.n.v. [eiser + adres]

Geachte heer Jagersma,

In uw brief van 11 maart 2011 welke is gericht aan mijn collega, de heer [A], verzoekt u mij om binnen 4 weken na dagtekening van uw brief uitspraak te doen op de ingediende bezwaarschriften tegen de aan [eiser] opgelegde aanslagen inkomstenbelasting 2001 tot en met 2006.

De bezwaarschriften inkomstenbelasting 2001 tot en met 2005 zijn niet door u ingediend maar door mevrouw [B] van [BEDRIJF]. Met haar is afgesproken dat deze bezwaarschriften worden aangehouden in verband met de nog lopende procedure over de jaren 1991 tot en met 2000. (…)”

3 Geschil

In geschil zijn de door verweerder aangebrachte correcties op het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in de onderscheiden jaren. Voorts is in geschil of (en tot welk bedrag) eiser recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten