Rechtbank Noord-Holland, 11-04-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:3139, AWB-13_1069
Rechtbank Noord-Holland, 11-04-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:3139, AWB-13_1069
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 11 april 2014
- Datum publicatie
- 13 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2014:3139
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2015:1412, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-13_1069
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
Verweerder is in bezit van stukken op basis waarvan hij concludeert dat eiser houder is van een buitenlandse bankrekening, waarvan geen melding is gemaakt in zijn aangifte inkomstenbelasting. Eiser heeft de hierover gestelde vragen niet beantwoord.
Gelet op de inhoud van genoemde stukken is het vermoeden gerechtvaardigd dat de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen belastingaanslagen en heeft eiser de plicht de gevraagde informatie te verstrekken. Eiser heeft hieraan niet voldaan. Verweerder heeft terecht een informatiebeschikking genomen.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/1069
Uitspraakdatum: 11 april 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen
[x] te [z], eiser,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 21 november 2012 op naam van eiser een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst vanaf 1 juli 2011, hierna: Awr) genomen met betrekking tot op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) over de jaren 2000 tot en met 2010.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 februari 2013 het bezwaar daartegen afgewezen.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2014. De gemachtigde is ter zitting verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. T.V. van der Veen, bijgestaan door een collega. De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met betrekking tot aan eiser over een aantal jaren opgelegde (navorderings)aanslagen en met zaken met betrekking tot een ten name van de echtgenote van eiser genomen identieke beschikking en aan haar opgelegde (navorderings)aanslagen.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiser, geboren in [jaartal], is op [datum] gehuwd met [A], geboren in [jaartal]. Eiser woonde voordien samen met [A].
Tot de stukken behoren:
- afdrukken van microfiches, afkomstig van [bank] met de vermelding:
"[rekeningnummer] (...) VUE [x] OU MADAME [A] - [nummer 3]
[rekeningnummer] (...) TER [x] OU MADAME [A] [nummer 4]";
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 21 november 2001 van een medewerker van de Belastingdienst FIOD-ECD met de volgende passages:
“1. Op de afdruk van de microfiche van de [bank] komt onder meer voor: [x] OU MADAME [A];
2. Uit de match van het cliëntenbestand [bank] met het BVR-bestand komt als enige hit naar voren:
Hr. [x], sofinr.[nummer 1], op [datum] gehuwd met [A], sofinr. [nummer 2];
3. Uit de match van het cliëntenbestand [bank], inclusief sofinummer, met het RDW-bestand komt de volgende hit naar voren:
[x].”
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 29 oktober 2002 van twee medewerkers van de Belastingdienst FIOD-ECD waarbij deze (onder meer) verklaren dat eiser op 10 oktober 2002 (als verdachte en na het tonen van een microfiche) heeft verklaard nooit een bankrekening te hebben gehad bij de [bank];
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 27 februari 2003 van een medewerker van de Belastingdienst waarin onder meer is verklaard dat de raadsman van eiser telefonisch had gemeld dat zijn cliënt "inmiddels tot een hoger inzicht was gekomen en dat er blijkbaar door hem wel een rekening in [Q] is aangehouden"; dat de raadsman de door eiser opgevraagde stukken na ontvangst ter beschikking zou stellen aan de FIOD; en dat deze stukken niet bij de FIOD zijn ontvangen.
Uit het zogenoemde Rekeningenproject is naar voren gekomen dat de genoemde microfiches betrekking hebben op bij [bank] aangehouden saldi per eind januari 1994.
Eiser noch zijn echtgenote heeft in enige aangifte ib/pvv melding gemaakt van enig tegoed bij [bank].
Verweerder heeft over eerdere jaren dan 2009 ib/pvv geheven terzake van inkomsten uit een bankrekening bij [bank]. Eiser betwist de juistheid van de in verband hiermee opgelegde (navorderings)aanslagen.
Op 5 oktober 2012 heeft verweerder met betrekking tot de belastingjaren 2009 en 2010 vragen gesteld aan eiser en zijn echtgenote met een afschrift aan de gemachtigde. Op 30 oktober 2012 heeft verweerder een herinneringsbrief verstuurd. Eiser heeft niet op deze brieven geantwoord.
In aansluiting hierop heeft verweerder de in geschil zijnde beschikking genomen met herhaling van de gestelde vragen.
3 Geschil
In geschil is of de informatiebeschikking terecht is genomen.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de beschikking.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.