Rechtbank Noord-Holland, 20-06-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:5562, AWB-13_2311
Rechtbank Noord-Holland, 20-06-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:5562, AWB-13_2311
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 20 juni 2014
- Datum publicatie
- 27 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2014:5562
- Zaaknummer
- AWB-13_2311
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
KB-Lux-zaak. Er is geen overschrijding van de redelijke termijn nu eiser zelf heeft ingestemd met het verzoek van verweerder om aanhouding van het bezwaar en tevens zelf een en ander maal om uitstel voor het indienen van gronden heeft verzocht. Derhalve geen recht op immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 13/2311 t/m 13/2323, 13/2346 t/m 13/2348, 13/2583, 13/2584, 13/2486
Uitspraakdatum: 20 juni 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen
[X] , wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de gedingen
(Navorderings)aanslagen
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 31 december 2002 voor het jaar 1990 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd ten bedrage van f 26.479, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 12.437 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1991 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 24.352, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 9.062 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1992 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 24.499, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 7.662 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1993 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 24.288, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 6.370 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 31 mei 2003 voor het jaar 1994 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 17.609, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 3.838 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 11 juni 2003 voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 18.351, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 3.869 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2003 voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 18.154, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 3.697 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2003 voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd ten bedrage van f 20.179, verhoogd met een boete van 100% waarvan geen kwijtschelding is verleend. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van f 3.809 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2003 voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd tot een bedrag van f 20.260. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van f 20.260 en is een bedrag van f 3.162 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2003 voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd tot een bedrag van f 29.027. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van f 29.027 en is een bedrag van f 3.664 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2003 voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd tot een bedrag van f 25.318. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van f 25.318 en is een bedrag van f 2.278 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 14 maart 2007 voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.033 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.113. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.450 en is een bedrag van € 451 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 9 januari 2008 voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.675 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.468. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.450 en is een bedrag van € 460 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 2 september 2008 voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.591 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.686. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.255 en is een bedrag van € 470 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 29 augustus 2008 voor het jaar 2004 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.997 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.187. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.625 en heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 29 augustus 2008 voor het jaar 2005 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.114 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.676. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.553 en heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 29 mei 2009 voor het jaar 2006 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.227 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.738. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 3.025 en heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 23 april 2010 voor het jaar 2007 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.216 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.876. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.912 en is een bedrag van € 314 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 13 mei 2011 voor het jaar 2008 een aanslag ib/pvv opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.618 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.838. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete opgelegd van € 2.743 en is een bedrag van € 260 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bezwaarfase
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1990 verminderd tot een bedrag van f 17.653, de boete laten vervallen en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 8.389.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1991 verminderd tot een bedrag van f 16.142, de boete laten vervallen en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 6.311.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1992 verminderd tot een bedrag van f 16.332, de boete verminderd tot f 10.452 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 5.413.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1993 verminderd tot een bedrag van f 16.192, de boete verminderd tot f 10.363 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 4.551.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1994 verminderd tot een bedrag van f 11.739, de boete verminderd tot f 7.513 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 2.778.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1995 verminderd tot een bedrag van f 12.273, de boete verminderd tot f 7.855 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 2.586.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1996 verminderd tot een bedrag van f 11.983, de boete verminderd tot f 7.669 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 2.438.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1997 verminderd tot een bedrag van f 12.724, de boete verminderd tot f 8.144 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 2.398.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1998 verminderd tot een bedrag van f 13.016, de boete verminderd tot f 8.330 en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 2.030.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 1999 verminderd tot een bedrag van f 18.371, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 2.314.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 2000 verminderd tot een bedrag van f 16.412, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van f 1.473.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 2001 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.033 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.390, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 293.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 2002 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.766 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.745, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 296.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de navorderingsaanslag ib/pvv 2003 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.591 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.891, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 295.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de aanslag ib/pvv 2004 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.997 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.259, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2013 de aanslag ib/pvv 2005 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.114 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.648, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 mei 2013 de aanslag ib/pvv 2006 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.227 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.616, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 mei 2013 de aanslag ib/pvv 2007 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.216 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.640, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2013 de aanslag ib/pvv 2008 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.618 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.466, de boete vernietigd en de beschikking heffingsrente verminderd.
Beroepsfase
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2014. De rechtbank heeft op deze zitting ook het geschil inzake een aantal belastingaanslagen en beschikkingen ten name van de echtgenote van eiser behandeld. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. T.V. van der Veen en P.M. Krauwinkel.
De gemachtigde heeft in een brief van 23 mei 2014 het beroep ingetrokken met uitzondering van het daarbij gedane verzoek om een immateriële schadevergoeding en vergoeding van proceskosten (beroepsfase).
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiser, geboren op [geboortedatum], is gehuwd met mevrouw[A], geboren op [geboortedatum]. Verweerder heeft beide echtgenoten aangeslagen voor niet-aangegeven inkomsten en vermogen als uitvloeisel van het Rekeningenproject.
De gemachtigde van eiser heeft bij brieven van 18 december 2002 pro forma bezwaarschriften ingediend tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 1990 en de navorderingsaanslag vb 1991. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) De motivering hiervoor kan ik u nog niet doen toekomen, omdat inmiddels diverse juridische procedures geëntameerd zijn. (…)
De uitkomsten van deze procedures zijn van belang voor het aangeven van de gronden van het bezwaar tegen bovenvermelde navorderingsaanslag. (…)”
Verweerder heeft in de ontvangstbevestiging van 4 februari 2003 van de bezwaarschriften de volgende passages opgenomen:
“(…) In uw brief verzoekt u om uitstel voor de motivering van het bezwaar totdat de rechter, in een soortgelijke zaak, uitspraak heeft gedaan omtrent de vraag over de herkomst en betrouwbaarheid van gegevens op basis waarvan de navorderingsaanslagen worden opgelegd.
(…)
Momenteel voeren Belastingdienst en [B] N.V. Advocaten Notarissen Belastingadviseurs vanuit een oogpunt van proceseconomie overleg teneinde op een zo kort mogelijke termijn de bovengenoemde geschilpunten voor te leggen aan de fiscale rechter.
(…)
Ik verzoek u mij te berichten of u instemt met het aanhouden van uw bezwaar totdat op deze procedures onherroepelijk uitspraak is gedaan. (…)”
De gemachtigde heeft bij brief van 11 februari 2003, welke betrekking heeft op de navorderingsaanslagen ib/pvv 1990 en vb 1991, onder meer het volgende meegedeeld:
“Refererend aan uw schrijven d.d. 4 februari 2003, deel ik u mede dat ik instem met de aanhouding van de door mij, namens in aanhef vermelde belastingplichtige, ingediende bezwaarschriften.”
De gemachtigde heeft met betrekking tot een aantal navorderingsaanslagen ib/pvv en vb in brieven van 23 en 28 mei 2003 aan de Belastingdienst geschreven:
“Thans rest mij niets anders dan hierdoor pro-forma bezwaar tegen de in aanhef vermelde navorderingsaanslagen te maken.
Op het moment dat u mij bericht, binnen welke termijn u voornemens bent uitspraak te doen, verzoek ik u mij dit tijdig mee te delen. Na ontvangst van uw bericht zal ik binnen twee weken de gronden van het bezwaar aan u doen toekomen.”
De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 14 juni 2011 een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag ib/pvv 2008. Hierin is de volgende passage opgenomen:
“(…) De motivering kan ik u nog niet doen toekomen. Deze is afhankelijk van de uitkomst van de procedures die, namens een groot aantal belastingplichtigen, aanhangig zijn gemaakt bij de diverse Gerechtshoven in het land en aldaar geregistreerd staan onder kenmerk BK-04/…. Op grond hiervan verzoek ik u uitstel van motivering te verlenen totdat in hiervoor vermelde procedures uitspraak is gedaan.
Namens belastingplichtige deel ik u mee akkoord te gaan met het aanhouden van het bezwaarschrift, totdat beslist is in de procedures die momenteel aanhangig zijn bij de diverse Gerechtshoven. (…)”
De gemachtigde heeft ook in zijn voordien (in 2008, 2009 en 2010) ingediende bezwaarschriften betreffende de (navorderings)aanslagen ib/pvv 2002-2007 verzocht om uitstel van motivering en verklaard dat hij zal overgaan tot motivering van bezwaarschriften na het bekend worden van de uitslag van rechterlijke procedures.
De gemachtigde heeft soortgelijke brieven geschreven met betrekking tot de echtgenote van eiser.
De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 10 december 2012 met betrekking tot alle in geding zijnde (navorderings)aanslagen, zowel die van eiser als die van zijn echtgenote, verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar tot uiterlijk 23 januari 2013.
De gemachtigde heeft bij brief van 22 januari 2013 voor alle in geding zijnde (navorderings)aanslagen, zowel die van eiser als die van zijn echtgenote, de gronden van het bezwaar ingediend.
3 Geschil
In geschil is thans nog of en tot welk bedrag eiser recht heeft op immateriële schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van de gedingen.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen met betrekking tot de overige geschilpunten een vaststellingsovereenkomst te sluiten waarna eiser de beroepen in zoverre zal kunnen intrekken.