Rechtbank Noord-Holland, 20-06-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:5584, AWB-13_789
Rechtbank Noord-Holland, 20-06-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:5584, AWB-13_789
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 20 juni 2014
- Datum publicatie
- 26 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2014:5584
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2015:1414, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-13_789
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027]
Inhoudsindicatie
Naar aanleiding van ontvangen renseignementen inzake een in aangehouden bankrekening in Luxemburg heeft verweerder terecht een informatiebeschikking met betrekking tot een op te leggen aanslag inkomstenbelasting genomen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat reeds eerder onherroepelijk was komen vast te staan dat eiser in oudere jaren gerechtigd was tot een dergelijke bankrekening. Het vermoeden is gerechtvaardigd dat de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen aanslag inkomstenbelasting.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/789
Uitspraakdatum: 20 juni 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen
[X] , wonende te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 17 september 2012 op naam van eiseres een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) genomen met betrekking tot een op te leggen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) over het belastingjaar 2009.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 december 2012 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2014. Namens eiseres is daar verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen B. Swart en mr. D.P. Laansma.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres, geboren 12 november 1959, is ongehuwd.
De Belastingdienst heeft twee renseignementen ontvangen inzake een bij Kredietbank Luxembourg (hierna: KBL) aangehouden rekening per 31 januari 1994. Beide renseignementen betreffen afdrukken van een microfiche, afkomstig van KBL en vermelden het rekeningnummer [NUMMER]. Op het eerste renseignement is vermeld:
“[NUMMER] (...) TER LDO [X] 21.817,99”
Op het tweede renseignement is vermeld:
“[NUMMER] (...) VUE [X] - 128,93”
In een ambtsedige verklaring van 24 november 2005 van een medewerker van de Belastingdienst/FIOD-ECD is uit de match van de rekeninghouder(s) zoals vermeld op de microfiches met de Belastingdienst ten dienste staande landelijke bestanden, geconcludeerd dat als enige rekeninghouder(s) van de rekening bij KBL met nummer [NUMMER] eiseres in aanmerking komt.
Naar aanleiding van voormelde renseignementen heeft verweerder aan eiseres (onder meer) navorderingsaanslagen ib/pvv voor de jaren 1991 tot en met 2000 en navorderingsaanslagen vermogensbelasting (hierna: vb) voor de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegd. Daarbij zijn boetes opgelegd. In het door eiseres betreffende deze navorderingsaanslagen ingestelde beroep heeft het gerechtshof Amsterdam bij uitspraken van 18 november 2010 en 3 februari 2011 aannemelijk geoordeeld dat sprake is van een juiste identificatie van eiseres als rekeninghouder en dat eiseres in genoemde jaren een bankrekening heeft aangehouden bij KBL. De Hoge Raad heeft bij arresten van 17 februari 2012 (nrs. 10/05455 en 11/01163, ECLI:NL:HR:2012:BV5048 respectievelijk ECLI:NL:HR:2012:BV5133), deze uitspraken gehandhaafd voor zover het de opgelegde navorderingsaanslagen betreft. Genoemde hofuitspraken zijn uitsluitend vernietigd voor zover het verhogingen en boetes betreft en de Hoge Raad heeft de zaken hiervoor verwezen naar een ander gerechtshof voor verdere behandeling met inachtneming van de arresten.
Eiseres heeft voor het jaar 2009 aangifte ib/pvv gedaan. In het aangiftebiljet is in box 3 (inkomen uit sparen en beleggen), net als voorgaande jaren, geen vermogen van KBL aangegeven.
Bij brieven van 12 juni 2012 en 23 juli 2012 (rappel verzoek) heeft verweerder met betrekking tot het belastingjaar 2009 vragen gesteld aan eiseres. Hierbij zijn de volgende vragen gesteld met betrekking tot de rekening bij KBL met nummer [NUMMER]:
“1. Is deze bankrekening in 2009 nog steeds door u aangehouden?
2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2009?
3. Zo nee, waar wordt het eerder op de KBL-rekening gestalde vermogen in 2009 aangehouden?
4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2009?
5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?
6. Heeft u nog andere buitenlandse rekeningen waar geen opgaaf van gedaan is?
7. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en) (in kopie) voor deze jaren te overleggen.”
Eiseres is in de brieven gewezen op de verplichtingen als vermeld in de artikelen 47 en 49 van de Awr.
Eiseres heeft niet op de vragenbrieven gereageerd. Vervolgens is de informatiebeschikking gedagtekend 17 september 2012 genomen. In reactie hierop heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 26 september 2012 geantwoord:
“Met referte aan uw schrijven van 17 september jl. deel ik u namens belanghebbende mee dat hij over het onderhavige jaar, 2009, geen rekening heeft aangehouden bij de Kredietbank Luxemburg te Luxemburg. Derhalve kan hij de door u in uw voormelde brief verzochte informatie niet verstrekken.”
Deze brief is aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de informatiebeschikking.
3 Geschil
In geschil is of de informatiebeschikking terecht is genomen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de beschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.