Home

Rechtbank Noord-Holland, 11-07-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:6422, AWB-14_584

Rechtbank Noord-Holland, 11-07-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:6422, AWB-14_584

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
11 juli 2014
Datum publicatie
27 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2014:6422
Zaaknummer
AWB-14_584
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 52

Inhoudsindicatie

Artikel 52 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknummer: HAA 14/584

[X] , wonende te [Z] , eiseres,

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 29 juli 2013 aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2013 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 866.15.634F.03.3502) omzetbelasting opgelegd van € 2.592. Daarnaast heeft hij bij afzonderlijke beschikkingen een bedrag van € 45 aan belastingrente in rekening gebracht en een boete van € 259.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 december 2013 de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.

Eiseres heeft daartegen op 28 januari 2014 beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2014 te Haarlem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.A. Korver en H.R. Groen. Eiseres is daar, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 2 mei 2014 aan eiseres op het adres [adres] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Genoemd schrijven is retour ontvangen met een door PostNL geplaatste aantekening: “niet afgehaald” en op 28 mei 2014 per gewone post nogmaals aan eiseres verzonden. De griffier heeft op 16 juni 2014 telefonisch contact gehad met eiseres, waaruit is gebleken dat eiseres op hoogte was van de zitting. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden aan eiseres, zodat het onderzoek ter zitting doorgang kan vinden.

Overwegingen

Feiten

1.

Eiseres stelt zich ten doel een onderneming te drijven die tekeningen en schilderijen vervaardigt en verkoopt.

2.

Eiseres heeft in het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2013 maandelijks aangifte omzetbelasting gedaan, waarin geen verschuldigde omzetbelasting is aangegeven, maar slechts voorbelasting.

De dochter van eiseres [A] (hierna: de dochter) is degene die de administratie verzorgt voor eiseres. De administratie bevond zich bij de dochter. De dochter is enkele malen verhuisd, waarbij de administratie van eiseres is zoekgeraakt.

3.

Verweerder is op 23 mei 2013 een boekenonderzoek bij eiseres gestart, waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met eerste kwartaal 2013 is beoordeeld. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft verweerder onder meer de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

Geschil

4. In geschil is of eiseres recht heeft op de door haar geclaimde teruggaaf van voorbelasting van in totaal € 2.592.

5.

Eiseres stelt dat zij sinds 1995 aan een kunstcollectie is begonnen, bestaande uit tekeningen, aquarellen en gouaches. Om tot professionalisering te komen, heeft zij diverse investeringen gedaan / goederen aangeschaft. Tijdens het boekenonderzoek heeft de controlerend ambtenaar van de Belastingdienst de gerealiseerde werken kunnen zien. De dochter heeft psychische problemen en is binnen een ggz-instelling een aantal keren verhuisd zonder de beschikking te hebben over haar persoonlijke bezittingen. Tijdens de verhuizingen is de administratie van eiseres zoekgeraakt. Eiseres stelt zich op het standpunt dat door onmacht en overmacht haar administratie is zoekgeraakt. Ze verzoekt om kwijtschelding van de naheffingsaanslag.

6.

Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd aangezien zonder de onderliggende facturen niet kan worden bepaald of, en zo ja in hoeverre eiseres recht heeft op aftrek van voorbelasting in het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2013, waarbij verweerder zich tevens op het standpunt stelt dat eiseres vanaf 1 januari 2013 niet meer is aan te merken als ondernemer voor de omzetbelasting. Verweerder betwist dat de administratie van eiseres door overmacht is zoekgeraakt.

Beoordeling van het geschil

7.

Artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB), bepaalt:

“De in artikel 2 bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur, een en ander voor zover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen.”

8.

Op eiseres rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op de door haar geclaimde teruggaaf van voorbelasting. Eiseres is hierin niet geslaagd aangezien zij geen facturen heeft overgelegd. Het beroep van eiseres op overmacht faalt omdat zij er zelf voor gekozen heeft om haar administratie te laten bewaren op een plek die ook toegankelijk is voor derden. Volgens eiseres werd haar dochter door de ggz-instelling niet in staat gesteld om haar persoonlijke eigendommen te beheren. Door de administratie te bewaren op een plaats waarover zowel eiseres als haar dochter geen controle heeft, heeft eiseres het risico genomen dat de administratie in het geval van verhuizing kwijt zou raken. Dit dient voor haar rekening en risico te blijven. Voorts heeft eiseres in de bezwaarfase zelf de keuze gemaakt om de inkoopfacturen niet bij de leveranciers op te vragen omdat zij een groter belang hechtte aan het voorbereiden van tentoonstellingen en het doorstarten van haar werk.

9.

In dit geding staat de vraag centraal of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het verzoek van eiseres om kwijtschelding van de verschuldigde omzetbelasting valt hier buiten nu dit geen betrekking heeft op de belastingheffing, maar op de invordering van de naheffingsaanslag. Een dergelijk verzoek is niet aan het oordeel van de belastingrechter onderworpen.

10.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

11.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, rechter, in aanwezigheid van

mr. S.A. Carter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2014.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel