Rechtbank Noord-Holland, 09-01-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:7, AWB-13_1823
Rechtbank Noord-Holland, 09-01-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:7, AWB-13_1823
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 9 januari 2014
- Datum publicatie
- 14 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2014:7
- Zaaknummer
- AWB-13_1823
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
Correcties naheffingsaanslagen (reis)kostenvergoedingen worden in beroep grotendeels in stand gelaten door de rechtbank.
Inspecteur slaagt niet in bewijs voorwaardelijk opzet dan wel grove schuld ten aanzien van de opgelegde vergrijpboetes
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 13/1823 en 13/1824
Uitspraakdatum: 9 januari 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen
[X] C.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: [A],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zaandam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de gedingen
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag loonheffingen (aanslagnummer [NUMMER]) (hierna: aanslag LH 2006) opgelegd ten bedrage van € 29.709, alsmede bij beschikking een boete van € 2.800.
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag loonheffingen (aanslagnummer [NUMMER]) (hierna: aanslag LH 2007) opgelegd ten bedrage van € 55.477, alsmede bij beschikking een boete van € 5.700. Tegelijkertijd is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 8.426.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 14 maart 2013 de aanslag LH 2006 verminderd tot € 5.440, de daarop betrekking hebbende boete verminderd tot € 544, de aanslag LH 2007 verminderd tot 4.365, de daarop betrekking hebbende boete tot € 43 en de heffingsrentebeschikking tot € 662.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld, ontvangen bij verweerder op 22 maart 2013. Verweerder heeft op 27 maart 2013 het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank op de voet van artikel 6:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2013. Namens eiseres is daar verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. P. Brouwer, P. Springer en A. Kramer.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres is opgericht op 9 februari 2005. Haar activiteiten bestonden uit het vervaardigen en plaatsen van aluminium kozijnen en het plaatsen van vliesgevels. Per 19 november 2010 zijn de bedrijfsactiviteiten van eiseres beëindigd in verband waarmee eiseres per die datum is uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Vanaf de oprichting tot 28 december 2007 was[A BEDRIJF] Limited, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, beherend vennoot. Vanaf 28 december 2007 was [B BEDRIJF] Limited, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, beherend vennoot. [A] was directeur zowel van eiseres als van[A BEDRIJF] Limited en [B BEDRIJF] Limited. Het belang in[A BEDRIJF] Limited en [B BEDRIJF] Limited was in handen van [C], de partner van [A].
Eiseres heeft in de jaren 2006 en 2007 aan haar werknemers reiskostenvergoedingen verstrekt, ter zake waarvan geen loonheffingen hebben plaatsgevonden.
In augustus 2008 is bij eiseres een boekenonderzoek gestart waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de jaren 2006 en 2007 is onderzocht. In de daarop volgende periode is ook een aantal derdenonderzoeken ingesteld en is de loonadministrateur van eiseres bezocht. De bevindingen zijn neergelegd in het rapport van 28 november 2011. In het rapport zijn onder meer de onderhavige aanslagen aangekondigd. Die hadden onder meer betrekking op de door eiseres aan haar werknemers verstrekte reiskostenvergoedingen. Daarover is in het rapport het volgende opgenomen (blz. 15-17):
“Diverse werknemers hebben in de gecontroleerde jaren een kilometervergoeding ontvangen. Deze vergoedingen werden niet via de loonadministratie uitbetaald.
(…)
Wij hebben bij de vergelijking het volgende geconstateerd:
1e. De heer [A] ontving in het jaar 2006 zelf gedurende een periode onbelast € 0,28 per gereden kilometer, terwijl € 0,19 wettelijk is toegestaan.
2e. Van diverse werknemers ontbrak geheel of gedurende een periode een kilometeradministratie.
3e. De in de kilometeradministratie van werkgever vermelde plaatsen, waar het werk is verricht, komen niet overeen met de plaatsen welk vermeld staan op de manurenlijsten van de opdrachtgevers.
4e. Bij diverse werknemers is de som van de verkregen km-vergoedingen en het nettoloon volgens de loonadministratie een rond bedrag. Bij diverse betalingsperiodes is de som hetzelfde netto bedrag. dit ongeacht het gegeven, dat naar diverse plaatsen met andere afstanden is gereden.
5e. Voor een werknemer wordt parkeerkosten voor parkeergarage Amsterdam vergoed, terwijl hij volgens de kilometeradministratie op die dag in Zevenaar werkzaam is geweest.
6e. Enkele werknemers krijgen al weken een kilometervergoeding terwijl zij op dat moment nog niet in de loonadministratie zijn opgenomen.
7e. Eén werknemer ontvangt een kilometer vergoeding, terwijl hij in die week diverse brandstofbonnen vergoed heeft gekregen.
8e. Tijdens het boekenonderzoek is de kilometervergoeding van de Duitse werknemers aangepast c.q. verlaagd. Hierbij is aangegeven, dat het nettoloon dient te worden verhoogd.
(…)
Naar aanleiding van het bovenstaande en de bijlage kilometervergoedingen hebben wij de conclusie getrokken, dat inhoudingsplichtige om minder loonheffingen te moeten betalen een gedeelte van het nettoloon als kilometervergoeding heeft uitbetaald.
Wij zullen dat gedeelte van de uitbetaalde kilometervergoeding alsnog belasten voor de LH. Uit de gedragingen van inhoudingsplichtige komt naar voren dat hij niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de verstrekking als bruto bedoeld is. Het tabeltarief zal worden toegepast.
(…)
Tevens dient over genoemde correctiebedragen premie voor de Zorgverzekeringswet te worden betaald.
(…)
Over genoemde correctiebedragen dienen eveneens premies ingevolge de sociale verzekeringswetten te worden berekend.”
Voorts is in het rapport vermeld dat verweerder voornemens is de onderhavige boetes op te leggen (blz. 31):
“Km-vergoedingen”
Uit wat wij hebben gezien in de loonadministratie en in de grootboekadministratie hebben wij de conclusie getrokken, dat inhoudingsplichtige om minder loonheffingen te moeten betalen een gedeelte van het nettoloon als kilometervergoeding heeft uitbetaald. Voor de uitgebreide motivatie verwijzen wij naar hoofdstuk “7.2.2 Reiskostenvergoeding”.
Dit is een bewuste gedraging.
Wij zijn dan ook van mening, dat er sprake is van opzet. De vergrijpboete bedraagt hiervoor 50%.
(…)
Op grond van paragraaf 7 van het Besluit Bestuurlijke boeten Belastingdienst zij wij voornemens de boete te matigen. De reden is het langdurig verloop van het boekenonderzoek.
Voor de “km-vergoedingen” (..) wordt de boete (…) verlaagd tot € 7.000.”
In de bezwaarfase heeft verweerder een deel van de correcties teruggenomen. Hij heeft bij uitspraken op bezwaar de correcties gehandhaafd met betrekking tot (een deel van) de kostenvergoedingen betaald aan [A] (2006), [D] (2006), [E] (2006 en 2007), [F] (2006), [G](2006 en 2007), [H] (2007), [I] (2007) en [J] (2007).
3 Geschil
In geschil is of de correcties van verweerder met betrekking tot aan werknemers betaalde bedragen uit hoofde van reiskostenvergoeding terecht zijn. Voorts zijn de boetes in geschil.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de aanslagen, de heffingsrentebeschikking en de boetesbeschikkingen.
Verweerder concludeert in de zaak over de aanslag LH 2006 – in verband met het deels laten vallen van de correctie die zag op [G] – tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag en dienovereenkomstige vermindering van de boete. In de aanslag over de aanslag LH 2007 concludeert verweerder tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag tot € 2.708, dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente en handhaving van de boete ten bedrage van € 43.