Rechtbank Noord-Holland, 01-09-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:8191, AWB-13_771
Rechtbank Noord-Holland, 01-09-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:8191, AWB-13_771
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 1 september 2014
- Datum publicatie
- 23 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2014:8191
- Zaaknummer
- AWB-13_771
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]
Inhoudsindicatie
Eiseres had rekening bij Van Lanschot Bankiers. Identificatie betrouwbaar. De Richtlijn mist toepassing. Niet alle navorderingsaanslagen zijn met redelijke voortvarendheid opgelegd en deze moeten worden vernietigd. M.b.t de overige aanslagen is sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: HAA 13/771 en 13/772
Uitspraakdatum: 1 september 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen
[X] , wonende te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de gedingen
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 17 september 2009 voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.095 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.956. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete op gelegd van € 5.429 (100% van de nagevorderde belasting) en een bedrag van € 1.184 aan heffingsrente in rekening gebracht.
(HAA 13/771)
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 21 mei 2010 voor het jaar 2007 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.583 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 43.524. Bij afzonderlijke beschikkingen is een boete op gelegd van € 6.815 (100% van de gecorrigeerde belasting) en een bedrag van € 832 aan heffingsrente in rekening gebracht.
(HAA 13/772)
Verweerder heeft op 14 oktober 2009 een bezwaarschrift van eiseres gericht tegen de navorderingsaanslag 2004 ontvangen.
Verweerder heeft op 25 juni 2010 een bezwaarschrift van eiseres gericht tegen de aanslag 2007 ontvangen.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 december 2012 de belastingaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2014. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen J.G.A. de Ruiter en C. Alma. Op dezelfde zitting zijn behandeld de beroepen van eiseres geregistreerd onder de zaaknummers 13/1509, 13/2577 en 13/4730.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiseres is gehuwd geweest met [A]. Haar echtgenoot is op [DATUM] overleden.
Overdracht van gegevens door de Belgische autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten
Bij brief van 18 februari 2005 heeft de Belgische Bijzondere Belastinginspectie (hierna: BBI) in het kader van een spontane uitwisseling van inlichtingen op grond van de EG-richtlijn van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (77/799/EEG, hierna: de Richtlijn), gegevens verstrekt aan de FIOD ECD/Team Internationaal te Haarlem.
De hiervoor bedoelde gegevens bestaan uit een nota (hierna: de Nota) en twaalf bijlagen, genummerd B.1, B.2, enzovoorts. Deze gegevens zijn verstrekt op grond van artikel 4 van de Richtlijn. In de Nota is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld (namen en plaatsen zijn door verweerder geanonimiseerd):
“IV VERSTREKTE INLICHTINGEN
De hierna volgende inlichtingen zijn gesteund op stukken die het Belgisch gerecht in beslag heeft genomen bij een huiszoeking bij een verdachte van andere misdrijven.
Het betreft gegevens van de Bank van Lanschot Bankiers Luxembourg.
De stukken, bestaande uit verscheidene lijsten op papier (…) werden aangetroffen en in beslag genomen bij een huiszoeking in een garagebox te W(...) uitgevoerd in het kader van een onderzoek onder leiding van Onderzoeksrechter V(…). Deze garagebox werd op dat ogenblik gehuurd door de heer P(…) en door diens bende gebruikt als uitvalsbasis voor overvallen. Met een brief van 18 december 2001 heeft de procureur-generaal aan de belastingadministratie toelating verleend tot het nemen van inzage en afschrift van het dossier (…).
Toelichting van de feiten zoals blijkt uit de verhoren. De kopieën van de bankstukken werden door V(…) gekopieerd uit een de computerbestand van de heer M(…). M(…) had als helpdeskmedewerker bij de firma L(…) te W(…) de gegevens in bezit gekregen via zijn afdelingschef, de heer J(…). P(…) is een gewezen werknemer van de bank. L(…) is een toeleveringsbedrijf van kantoorbenodigdheden aan bedrijven. De originele bankgegevens stonden op “microtape” zoals V(…) het verwoordt. Door middel van een toestel van een Duitse zusterfirma van L (…) zijn de originele bankgegevens gelezen en op een diskette gezet en vervolgens afgedrukt. (…) Dergelijke tape [microtape] is leesbaar en omzetbaar met behulp van een computer. (…)
Tenslotte heeft V(…) de afgedrukte lijsten gefotokopieerd - ten minste een gedeelte ervan - en deze kopieën bewaard in de gehuurde garagebox, waar zij door de politie werden aangetroffen.
Mogelijke motieven zoals blijkt uit de verhoren.
V(…) vermoedt dat M(…) en P(…) de bedoeling hadden de bank op te lichten door middel van deze stukken. V(…) verklaart dat M(…) hem en zijn dochter zou hebben bedreigd voor het geval “er iets uitkwam van deze stukken”. Het kopiëren en bewaren van de lijsten door V(…) evenals de beweerde bedreiging, kunnen ook wijzen op de intentie om de klanten van de bank aan de hand van de adreslijsten te lokaliseren met het oog op huisdiefstal.
Besluit
Dit alles betekent dat door de betrokkenen een hoge mate van geloofwaardigheid aan de stukken werd gehecht. Immers, de stukken zijn voor betrokkenen slechts nuttig onder een dubbele voorwaarde. Ten eerste moeten ze echt zijn in de zin van afkomstig van de bedrijfsadministratie van de bank. Ten tweede moeten ze accuraat zijn in de zin van overeenkomen met de werkelijkheid inzake enerzijds de namen en adressen van de rekeninghouders en anderzijds de rekeningstanden. Hieruit kan besloten worden dat de stukken zowel inzake herkomst als inhoud inderdaad een hoog gehalte aan waarachtigheid bevatten.
De stukken zijn door het Parket in beslag genomen ter gelegenheid van een huiszoeking, en bijgevolg op rechtmatige wijze verkregen. Vervolgens werd aan de administratie toelating van en inzage in en afschrift van de stukken verleend. Bijgevolg heeft de administratie de stukken verkregen op rechtmatige wijze. Bovendien betekent dit dat de oorsprong van de stukken ondubbelzinnig is.”
De bijlagen B.1, B.2 en B.6 bevatten gegevens (namen, valuta, data, nummers, en bedragen) over rekeningstanden per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996 (de “rekeningstandenlijsten”). Bijlage B.9 betreft een adressenlijst. Bijlage B.12 betreft een brief van 18 december 2001 afkomstig van de Procureur-Generaal bij het Hof van Beroep Waalse Kaai te Antwerpen gericht aan de Belgische belastingautoriteiten, waarin aan deze autoriteiten toestemming wordt verleend inzage in en afschrift te nemen van het strafdossier. De overige bijlagen bevatten onder meer namen, rekeningnummers, nummers, data, getallen en/of percentages. Een aantal bijlagen heeft als aanhef “F. van Lanschot Bankiers Luxembourg SA.” dan wel “FvL Cliënts (amounts in mio LUF)” of bevat het logo van de Bank Van Lanschot Bankiers. Een deel van de gegevens in de bijlagen is weggelakt en – ook na de hierna te noemen beslissingen van de geheimhoudingskamer van de rechtbank – weggelakt gebleven.
Op basis van de gegevens die zijn verstrekt bij de brief van 18 februari 2005 is binnen de Belastingdienst het project Bank Zonder Naam (hierna: het Project) gestart. Doel van het Project was het op projectmatige wijze behandelen van de ontvangen gegevens door middel van het identificeren en sofiëren van de beschikbare renseignementen. Dit alles teneinde de niet aangegeven inkomens- en vermogensbestanddelen (bankrekeningen) alsnog in de belastingheffing te betrekken.
Ten behoeve van het Project is het draaiboek Bank Zonder Naam (hierna: het Draaiboek) opgesteld. Het Draaiboek bevat onder meer informatie met betrekking tot de aanleiding van het Project, de organisatorische aspecten, de duur van het Project, de gegevens met betrekking tot de bankrekeningen, de fiscale en formeelrechtelijke aspecten van de heffing over buitenlands vermogen, de invordering en de praktische aandachtspunten. Het Draaiboek, versie 7 maart 2007, is openbaar gemaakt door middel van publicatie op de website van de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën, met uitzondering van de namen en kantoorgegevens van individuele (belasting)ambtenaren. Een versie van het Draaiboek waarin uitsluitend de namen van belastingambtenaren en hun telefoonnummers en e-mailadressen zijn geanonimiseerd, is bij het verweerschrift overgelegd.
Identificatie van de op de fotokopieën vermelde rekeninghouders 2.3.1. Verweerder heeft na ontvangst van de Nota en de rekeningstandenlijsten de op de rekeningstandenlijsten vermelde informatie geverifieerd. Hiertoe zijn de volgende toetsen uitgevoerd.
Er heeft verificatie van de op rekeningstandenlijsten vermelde namen, rekeningnummers en rekeningsaldi plaatsgevonden aan de hand van gegevens die door meewerkende rekeninghouders in eerdere projecten (het Rekeningenproject en het project Buitenlands Vermogen) zijn verstrekt aan de Belastingdienst. Daarnaast zijn de gegevens op de rekeningstandenlijsten (tenaamstelling, rekeningnummer en rekeningsaldi) vergeleken met de gegevens die in het kader van het Project zijn verstrekt door meewerkende belastingplichtigen. Ook in strafrechtelijke onderzoeken verkregen gegevens van verdachten zijn vergeleken met de gegevens op de rekeningstandenlijsten.
Tevens heeft een chikwadraattoets plaatsgevonden.
Op grond van de informatie in de begeleidende Nota in combinatie met bijbehorende bijlagen alsmede bovenstaande verificatie, is door de Belastingdienst de conclusie getrokken dat er geen reden is te twijfelen aan de juistheid van de uitlatingen zoals gedaan in de Nota, en dat de daarbij verstrekte gegevens afkomstig zijn van de bank Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA (hierna ook: VLB).
Op de rekeningstandenlijsten komen rekeninghouders voor met één achternaam met één of meer voorletters alsmede rekeninghouders met twee achternamen al dan niet met één of meer voorletters. In totaal gaat het om circa 2.500 renseignementen. De gegevens van de rekeninghouders zoals vermeld op de rekeningstandenlijsten zijn in het kader van het Project vergeleken met de gegevens in het geautomatiseerde systeem Beheer Van Relaties (hierna: BVR) van de Belastingdienst. Indien en voor zover uit de vergelijking met het BVR slechts één persoon met exact dezelfde of, in andere bewoordingen, met de unieke combinatie meerdere voorletters-achternaam of combinatie (voorletters) achternaam-achternaam naar voren kwam, is deze persoon als rekeninghouder aangemerkt. In een aantal gevallen heeft de identificatie (mede) plaatsgevonden aan de hand van de gegevens vermeld op de adressenlijsten.
In een op 13 maart 2008 door [B] (opsporingsambtenaar van de FIOD-ECD) in het kader van het Project afgelegde ambtsedige verklaring is onder meer opgenomen:
“Onderzoek tenaamstelling naar personen
Het cliëntenbestand Van Lanschot is door de heer [C], EDP-auditor van het
Centrum voor Product en Procesontwikkeling van de Belastingdienst (B/CPP) gematcht
met de gegevens uit het systeem Beheer van Relaties (BVR). In dit systeem zijn alle
natuurlijke- en rechtspersonen opgenomen die in Nederland wonen of zijn gevestigd en
die bekend zijn bij de Belastingdienst, alsmede alle niet in Nederland wonende of
gevestigde natuurlijke- of rechtspersonen met wie de Belastingdienst een relatie
onderhoudt.
In het systeem worden ook gegevens bijgehouden over de relaties die er bestaan tussen
de opgenomen natuurlijke en rechtspersonen, zoals ouder-kind of gehuwde relatie, of het
zijn van aandeelhouder of bestuurder van een rechtspersoon.
In het BVR-systeem blijven historische gegevens bewaard. Het BVR-systeem wordt
gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie en het Handelsregister
van de Kamer van Koophandel en met eigen gegevens van de Belastingdienst.
Het onderzoek naar de tenaamstellingen middels matching met het BVR heeft zich
gericht op de identificatie van personen onder de hiervoor bij de punten 1, 2 en 3
genoemde op naam gestelde rekeningen.
De heer [C] verklaarde tegenover mij dat de identificatie, zakelijk weergegeven
als volgt gegaan is.
Voorbereiding
Als bron voor het cliëntenbestand Van Lanschot zijn drie bronbestanden gebruikt, te
weten de gedigitaliseerde van de Belgische autoriteiten ontvangen rekeningstanden
per de data 21-12-1994, 05-09-1996 en 28-11-1996.
Vanuit deze bronbestanden is een bestand gemaakt dat de essentiële gegevens
bevat, te weten per regel een tenaamstelling, een rekeningnummer en de saldi per
soort.
Om de volledige koppeling (is het terug kunnen zoeken naar het originele
brongegeven) tussen de van de Belgische autoriteiten ontvangen papieren
bescheiden en de nu beschikbare digitale versie is aan elke regel een digitaal
identificatienummer toegekend
Dit digitale identificatienummer is samen met de tenaamstelling weggeschreven naar
een nieuw bestand.
Tenaamstellingen met slechts een enkele naam zonder verdere vermelding van
letters zijn uit het bestand gehaald.
De hiervoor onder punt 4 aangegeven tenaamstellingen zijn uit het bestand gehaald.
De hiervoor onder punt 5 aangegeven tenaamstellingen zijn uit het bestand gehaald.
De toevoegingen “A/O”, “-“, “,”,”/” en een spatie, alsmede de toevoegingen “B” en
“LH” en andere in de tenaamstelling van de rekening, zijn ten behoeve van het
matchen uit de tenaamstelling gehaald.
Aangezien het nu overgebleven bestand de gegevens bevat van 3 bronbestanden,
waarin veel van de te naamgestelde rekeningen op alle 3 de data voorkomen is het
bestand op naamsniveau ontdaan van dubbele en drievoudige vermeldingen.
In verband met de mogelijke verschillende schrijfwijzen tussen het Nederlands en de
talen die gebruikt worden in Luxemburg zijn namen als Kraaij en Kraay voorlopig uit
de herkende posten gelaten. Deze posten zijn wel opgeleverd maar voor verdere
herkenning door middel van menselijke interventie voorgedragen
In de toegevoegde letters bij de tenaamstelling van de rekening komt in enkele
gevallen de lettercombinatie [LETTERS] voor, In Nederland is dit een gebruikelijke
schrijfwijze is voor Theo(dorus). De officiële voorletter voor deze persoon is slechts
de [LETTER]. In de gevallen waar het duidelijk was dat met [LETTERS] [NAAM] bedoeld werd, is
[LETTERS] vervangen door [LETTER]. Het zelfde geldt voor de naam [NAAM] daarbij is [LETTERS]
vervangen door [LETTER]. Deze posten zijn wel opgeleverd maar voor verdere herkenning
door middel van menselijke interventie voorgedragen
Het bestand is gesplitst in 2 aparte bestanden te weten die met enkele namen, als
hiervoor bij de bij punt 1 beschreven rekeningen en een bestand met dubbele namen
als hiervoor bij de punten 2 en 3 beschreven.
Het bestand met dubbele namen is ontdaan van gebruikelijke voorvoegsels als v. vd,
ter e.d.. Dit is gedaan om matching op de combinatie van achternamen in BVR
mogelijk te maken. Als voorbeeld hiervan kan het volgende dienen. Op de
naamscombinatie [NAAM], kan worden gezocht door te matchen met
de naamscombinaties [NAAM] en [NAAM].
•:..•.:
:..,:....
Matchen
Bestand enkele namen.
Het vanuit de bronbestanden gemaakte bestand, bestaande uit naam en letters, is
gematcht met BVR op de vraag hoe vaak een naam, in combinatie met de voorletters
in de volgorde zoals genoemd in de bronbestanden, voorkomt. Komt de combinatie
in BVR maar 1 keer voor, dan is deze persoon als uniek in het BVR aangemerkt, en
in combinatie met het (BSN) sofinummer, opgeleverd ter verdere behandeling.
Bestand dubbele namen
Het vanuit de bronbestanden gemaakte bestand, bestaande uit een dubbele naam
en in sommige gevallen voorzien van letters, is gematcht met het BVR op de vraag
hoe vaak de combinatie van namen in het BVR, aan elkaar gekoppeld via een
bestaande huwelijksrelatie, voorkomt. Komt de combinatie van namen in willekeurige
volgorde maar 1 keer voor dan zijn deze beide personen als uniek in het BVR
aangemerkt en, in combinatie met het (BSN)sofinummer, opgeleverd ter verdere
behandeling.”
Identificatie eiseres
Op de rekeningstandenlijsten zijn onder meer de volgende gegevens vermeld.
Lijst B.1:
“Date: 9/05/96
RACINE NAME CCY CURRENT ACCOUNTS DEPOSITS [NUMMER] [X] NLG 248.89 .00 BONDS SHARES / OPTIONS INV. FUNDS TOTAL 343,070.00 .00 3,849.24 347,168.13P”
Lijst B.2:
“Date: 11/28/96
RACINE NAME CCY CURRENT ACCOUNTS DEPOSITS[NUMMER] [X] NLG 248.89 .00
BONDS SHARES / OPTIONS INV. FUNDS TOTAL 356,825.00 .00 3,875.58 360,949.47A”
Lijst B.6:
“5(…) [NUMMER] [X] [NUMMER] NLG 339309,52 0 0 0 0 P 18.364”
De combinatie van de achternamen van wijlen [A] ([A]) en eiseres ([X]) komt slechts één maal voor in het BVR. Het betreft hier dan ook een unieke naam-naam combinatie. Naar aanleiding van deze gegevens is eiseres door verweerder als rekeninghouder geïdentificeerd.
Contacten tussen partijen vóór het opleggen van de navorderingsaanslagen 2.5.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 7 maart 2007 een vragenbrief gestuurd waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“De Belastingdienst is een onderzoek gestart naar Nederlandse ingezetenen die in het buitenland één of meerdere bankrekening(en) aanhouden, dan wel aan hebben gehouden, waarbij het vermoeden bestaat dat in de aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting geen opgaaf is gedaan van saldi en opbrengsten daarvan.
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat u houder bent (geweest) van in het buitenland aangehouden bankrekeningen. De gegevens van deze bankrekening(en) kunnen van belang zijn voor uw belastingheffing. Daarom verzoek ik u mij de gegevens en inlichtingen te verstrekken, die in de bijlage bij deze brief worden gevraagd.
Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 47, lid 1, letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. In artikel 49 AWR is bepaald dat deze gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt op de aangegeven wijze en binnen een door de inspecteur te stellen termijn. Indien u niet of niet volledig aan deze verplichtingen voldoet is op grond van artikel 25, lid 6, letter b en artikel 27e, letter b AWR omkering van de bewijslast van toepassing. In dat geval moet u in een latere procedure overtuigend aantonen dat, en in hoeverre, een hierop betrekking hebbende (navorderings)aanslag onjuist is. (…)”
De bijlagen bevatten de formulieren “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)”, waarin eiseres wordt gevraagd om aan te geven van welke in het buitenland aangehouden bankrekeningen zij rekeninghouder is geweest, onder vermelding van onder andere rekeningnummer, naam van de bank, saldo en jaar van opening van de rekening.
Met dagtekening 12 maart 2007 heeft eiseres bovengenoemde Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en) geretourneerd. Zij heeft daarbij aangegeven sedert 5 januari 1998 te beschikken over een bankrekening bij de Spaanse bank Central Hispano (later: Santander Central Hispano).
Bij brief van 18 juni 2007 heeft verweerder – voor zover hier van belang – aan eiseres bericht dat hij over informatie beschikt waaruit blijkt dat de opgave van eiseres onvolledig is geweest. Eiseres is daarbij gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR). Voorts zijn haar daarbij navorderingsaanslagen in het vooruitzicht gesteld en is haar medegedeeld dat de gevraagde informatie alsnog kan worden verstrekt.
Verweerder heeft eiseres bij brief van 26 augustus 2009 op de hoogte gesteld van het voornemen een navorderingsaanslag ib/pvv voor het jaar 2004 met boete op te leggen. Bij brief van 7 april 2010 heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van het voornemen een aanslag ib/pvv voor het jaar 2007 met boete op te leggen.
Met dagtekening 17 september 2009 respectievelijk 21 mei 2010 zijn aan eiseres de navorderingsaanslag ib/pvv 2004 en de aanslag ib/pvv 2007 opgelegd met boetes.
Contacten tussen partijen na het opleggen van de (navorderings)aanslagen
Eiseres heeft bij brief van 7 oktober 2009, door verweerder ontvangen op 14 oktober 2009, bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2004. Eiseres heeft bij brief van 24 juni 2010, door verweerder ontvangen op 25 juni 2010, bezwaar gemaakt tegen de aanslag ib/pvv 2007.
Verweerder heeft met dagtekening 18 december 2012 uitspraak op de bezwaarschriften van eiseres gedaan.
Geheimhoudingsbeslissingen
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en voorts heeft hij de rechtbank verzocht voor een deel van de op de zaak betrekking hebbende stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te beslissen dat beperking van kennisneming van (delen van) die stukken tot de rechtbank gerechtvaardigd is. Deze verzoeken zijn reeds behandeld in het kader van de beroepsprocedure betreffende de aan eiseres opgelegde aanslag ib/pvv 1995 (zaaknummer 09/2266). Op de verzoeken is beslist bij geheimhoudingsbeslissingen van 23 september en 19 december 2011. Deze geheimhoudingsbeslissingen en de uitspraak in de hoofdzaak van 25 september 2012 zijn partijen bekend. Ter zitting hebben partijen desgevraagd verklaard dat zij voor de feiten, de ingenomen standpunten en de gevolgen die zij aan de geheimhoudingsbeslissingen wensen te verbinden, verwijzen naar de geheimhoudingsbeslissingen en de uitspraak in de desbetreffende hoofdzaak. De in dit
verband van belang zijnde feiten en omstandigheden zijn hieronder weergegeven in de onderdelen 2.7.2 tot en met 2.7.11.
Bij beslissing van 23 september 2011 heeft de rechtbank op de voet van artikel 8:29, derde lid, van de Awb geoordeeld dat de beperking van de kennisneming ten aanzien van een deel van de door verweerder ingezonden stukken gerechtvaardigd is, heeft de rechtbank het verzoek om beperking ten aanzien van een gedeelte van de stukken afgewezen en met betrekking tot de rekeningstandenlijsten B1, B2 en B6 en de adressenlijsten B9 geoordeeld dat verweerder eiseres ter zitting in de gelegenheid moet stellen de ongeanonimiseerde rekeningstandenlijsten en de adressenlijsten B9 kortstondig integraal in te zien. Daarbij is – voor zover van belang – het volgende overwogen:
“Inzake de rekeningstandenlijsten B1, B2 en B6 overweegt de rechtbank als volgt. (…) Het argument van het controlestrategisch belang van de Belastingdienst overtuigt echter wel. Indien inderdaad de lijsten “op straat” zouden komen te liggen doordat zij in concrete zaken in hun geheel aan de betreffende eiser zouden moeten worden overgelegd, dan is inderdaad denkbaar dat derden daaruit kunnen afleiden dat verweerder hen op basis van de daarin vervatte gegevens over met name tenaamstelling met de thans beschikbare opsporingsmethoden niet kan traceren. Dat neemt niet weg dat eisers na kennisneming van dergelijke stukken in onderhavige zaak niet zonder meer bevoegd zijn die gegevens aan derden bekend te maken, maar het is de vraag of verweerder de geheimhouding door eisers kan effectueren. Het controlestrategisch belang dat met beperking van de kennisneming gemoeid is, weegt daarom zwaarder dan het belang dat eisers hebben bij het beschikken over de integrale rekeningstandenlijsten. Dat neemt echter niet weg dat een minder vergaande vorm van geheimhouding in een geval als dit voldoende bescherming tegen dat gevaar biedt. Niet valt immers in te zien dat eisers op zitting niet kortstondig inzage zouden kunnen hebben van de gehele lijsten om zich een indruk te kunnen vormen die volstaat om hun verdediging te kunnen voeren. De beperking van de kennisneming van de (volledige) rekeningstandenlijsten is derhalve slechts gerechtvaardigd voor zover verweerder verzoekt die lijsten niet integraal aan eisers door te zenden. (…)
Voor de adreslijsten B9 geldt mutatis mutandis hetzelfde (…). Beperking van de kennisneming van dat stuk is dus gerechtvaardigd als verzocht, met dezelfde kanttekening dat eisers ter zitting kortstondig inzage kan hebben van de gehele lijsten om zich een indruk te kunnen vormen die volstaat om zijn verdediging te kunnen voeren.”
De beslissing luidt - voor zover van belang - als volgt:
“(…)
bepaalt dat gerechtvaardigd is de beperking van de kennisneming in de onder 2.2 en 2.7 onder C bedoelde lijsten B1, B2 en B6 van namen en rekeningnummers van anderen dan -zoals verweerder stelt - eisers zelf en van de namen, adres- telefoon- en faxgegevens en rekeningnummers van anderen dan – zoals verweerder stelt – eisers zelf in het stuk B9, in die zin dat aan eisers geen integrale versie van die stukken wordt gezonden, maar dat verweerder eisers ter zitting de gelegenheid moet bieden die stukken kortstondig integraal in te zien;
wijst het verzoek om beperking van de kennisneming van andere delen van de onder 3.1 genoemde stukken af;”
Verweerder heeft bij brief van 19 oktober 2011 op de geheimhoudingsbeslissing gereageerd en met betrekking tot de rekeningstandenlijsten B1, B2 en B6 en de adressenlijsten B9 onder meer het volgende toegelicht:
“(...)
C. Rekeningstandenlijsten
In de tussenuitspraak is bepaald dat de inspecteur ter zitting kortstondig inzage dient te verlenen in de integrale, ongeanonimiseerde rekeningstandenlijsten. Uit de tussenuitspraak leid ik af dat deze inzage bedoeld is om tegemoet te komen aan de grief van belanghebbende dat hij de echtheid van de stukken niet kan controleren. Na heroverweging heb ik besloten om niet mee te werken aan dit punt in de tussenuitspraak. Hiertoe heb ik de volgende redenen. Allereerst meen ik dat een stuk ofwel geheim dient te blijven, ofwel vrijgegeven dient te worden. Tussenvormen zijn mijns inziens niet denkbaar. Voorts speelt hier nog een ander belang. Indien aan dit oordeel van de rechtbank tegemoetgekomen zou worden, zou aan gemachtigde voor enkele tientallen verschillende belanghebbenden kortstondig inzage gegeven moeten worden, hetgeen de facto neerkomt op openbaarmaking van het stuk. Bovendien meen ik dat er ook andere manieren zijn om aan de (op zichzelf begrijpelijke) ‘echtheidsgrief’ van belanghebbende tegemoet te komen. Een mogelijkheid zou zijn dat de (geheimhoudingskamer van de) rechtbank de stukken beoordeelt en zich uitspreekt over de echtheid van de stukken. Anders dan de door de rechtbank bij de tussenuitspraak bepaalde oplossing kleven hieraan voor de inspecteur geen onomkeerbare gevolgen. (…)”
Voorts heeft verweerder op grond van de beslissing van 23 september 2011 bij de brief van 19 oktober 2011 nog nadere stukken aan de rechtbank en aan eiseres toegezonden. Ten aanzien van een aantal stukken heeft verweerder geen gevolg gegeven aan de beslissing van de geheimhoudingskamer hoewel beperking van de kennisneming daarvan door de rechtbank niet gerechtvaardigd is geacht. Het betreft de volgende stukken:
- de Nota: de namen van bij het Belgisch strafrechtelijk onderzoek betrokken personen en de hierop betrekking hebbende plaatsnamen en bedrijfsgegevens;
- bijlage B11 bij de Nota: de naam van de persoon aan wie de brief genoemd als bijlage B11 gericht is;
- bijlagen B3, B4, B5, B7, B8, B10 en B11 bij de Nota: de cijfermatige informatie;
- memo redelijke schatting: de rekeningnummers, en
- draaiboek: de namen van de belastingambtenaren.
Eiseres heeft bij brief van 19 oktober 2011 geen toestemming verleend aan de rechtbank om de stukken die hij niet kent bij de beoordeling van de zaken te betrekken.
Op 31 oktober 2011 doet de rechtbank verweerder een brief toekomen waarvan de strekking is dat de rechtbank geen kennis zal nemen van de passages waarvan de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is en waarbij eiseres de rechtbank geen toestemming heeft verleend die passages bij de beoordeling van het geschil te betrekken, maar daarnaast evenmin kennis zal nemen van de passages waarvan de beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd is en waarbij verweerder zich niet neerlegt bij de geheimhoudingsbeslissing van de rechtbank.
Eiseres heeft de rechtbank bij brief van 10 november 2011 met bijlagen (een brief gericht aan de rechtbank Leeuwarden en drie ambtsedige verklaringen) meegedeeld dat verweerder een aantal op de zaken betrekking hebbende stukken nog niet had overgelegd en zij heeft de rechtbank verzocht om verweerder te gelasten deze stukken alsnog over te leggen. Het betreft de volgende stukken:
- agendapunten en bijbehorende verslagen in het kader van het Project Bank Zonder Naam;
- agendapunten en bijbehorende verslagen betrekking hebbende op de kick-off bijeenkomsten gehouden op 16 en 17 november 2006;
- een e-mail van 20 november 2006 waarin verzocht wordt de verzending van de vragenbrief aan belanghebbenden op de schorten;
- een verslag van 21 november 2006 inzake de wijze van identificatie;
- een e-mail van 5 december 2006 waarin de belastingregio’s worden geïnformeerd over het verzenden van de vragenbrief aan belanghebbenden;
- agendapunten en bijbehorende verslagen van alle bijeenkomsten gehouden door de betrokken belastingregio’s in het kader van de afpersingskwestie;
- verslag van de positieve uitkomsten van de extra identificatiecheck en chi-kwadraattoets.
Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 1 december 2011. Verweerder heeft uitsluitend de onder 2.7.7 genoemde twee e-mails overgelegd en daarbij de rechtbank verzocht om te beoordelen of deze stukken zijn aan te merken als stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat dat het geval is, heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb meegedeeld dat het alleen de rechtbank is toegestaan om kennis van die stukken te nemen en de rechtbank verzocht te beslissen dat beperking van kennisneming van deze stukken tot de rechtbank gerechtvaardigd is.
Bij brief van 19 december 2011 heeft eiseres een reactie op de brief van verweerder van 1 december 2011 aan de rechtbank gestuurd, mede ter onderbouwing van haar standpunt waarom naar haar mening de onder 2.7.7 genoemde stukken zijn aan te merken als stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb.
Bij beslissing van 19 december 2011 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank met betrekking tot de door verweerder bij brief van 1 december 2011 overgelegde stukken, beslist dat het om stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb gaat. Het verzoek van verweerder om de kennisneming van die stukken tot de rechtbank te beperken in verband met controlestrategische redenen, is afgewezen. Ook het verzoek tot beperking van de kennisneming van de namen van de op de e-mails voorkomende belastingambtenaren is afgewezen. Verweerder is de gelegenheid geboden om zich uit te laten over de consequenties die hij aan die beslissing verbindt.
Verweerder heeft bij de rechtbank bij brief van 11 januari 2012 in reactie op de beslissing van de geheimhoudingskamer van 19 december 2011 nadere stukken (de eerdergenoemde twee e-mails) ingediend. Verweerder heeft daarbij geen gevolg gegeven aan de beslissing van de geheimhoudingskamer om de namen van de belastingambtenaren vrij te geven, hoewel beperking van de kennisneming daarvan niet gerechtvaardigd is geacht.
3 Geschil
In geschil is of de onderhavige (navorderings)aanslagen, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen terecht, en naar de juiste bedragen, zijn opgelegd onderscheidenlijk zijn gegeven.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.