Rechtbank Noord-Holland, 07-02-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:851, AWB-13_527
Rechtbank Noord-Holland, 07-02-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:851, AWB-13_527
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 7 februari 2014
- Datum publicatie
- 22 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2014:851
- Zaaknummer
- AWB-13_527
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
Overdrachtsbelasting. Verweerder heeft de waarde in het economische verkeer aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/527
Uitspraakdatum: 7 februari 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. F.W. van de Weerdt,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 14 februari 2011 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd van € 60.000, alsmede bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht van € 1.633.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 december 2012 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014. Namens eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. J.B. Wieken en [E].
2 Tussen partijen vaststaande feiten
[A] en [C] (hierna:[A] en [C]) hebben op 29 mei 2000 voor een koopsom van ƒ 8.000.000 (€ 3.630.242) de eigendom verkregen van de onroerende zaak [#] (hierna: het pand). Het pand was bezwaard met een eerste hypotheek en eerste pandrecht ten behoeve van[B]) N.V. (hierna: [B]) van € 2.949.571, te vermeerderen met rente en kosten. [B] heeft een procedure in gang gezet om het pand executoriaal te verkopen. De veiling zou op 26 januari 2009 plaatsvinden.
Een op 15 januari 2009 gesloten koopovereenkomst (hierna: koopovereenkomst 1) houdt in dat[A] en [C] ieder de onverdeelde helft van het aan hen in eigendom toebehorende pand verkopen aan [D] B.V. (hierna:[D]) voor een bedrag van € 3.000.000. De koopovereenkomst houdt voorts in dat het verkochte bij het ondertekenen van de leveringsakte ontruimd en vrij van huren en andere gebruiksrechten en aanspraken wegens huurbescherming zal zijn. De leveringsakte zal uiterlijk worden verleden op 31 maart 2009.
Een op 15 januari 2009 gesloten koopovereenkomst (hierna: koopovereenkomst 2) houdt in dat[D] aan[A] en [C] het pand zal verkopen voor een bedrag van € 3.000.000. De koopovereenkomst houdt voorts in dat het verkochte bij het ondertekenen van de leveringsakte ontruimd en vrij van huren en andere gebruiksrechten en aanspraken wegens huurbescherming zal zijn. De leveringsakte zal uiterlijk worden verleden op 31 maart 2009.
In aanvulling op deze koopovereenkomsten zijn[A] en [C] enerzijds en[D] anderzijds op 23 april 2009 overeengekomen dat:
- de koopprijs in koopovereenkomst 1 wordt gewijzigd in € 2.500.000;
-[A] en [C] € 500.000 op de kwaliteitsrekening van de notaris hebben gestort om de hypothecaire lening geheel af te kunnen lossen;
- de koopprijs in koopovereenkomst 2 wordt gewijzigd in € 2.500.000;
- de datum van levering van het pand in koopovereenkomst 2 wordt gewijzigd in 30 april 2010;
-[A] en [C] vanaf 23 april 2009 tot 30 april 2010 een gebruiksrecht krijgen van[D] om het pand te gebruiken tegen een maandelijkse vergoeding van € 19.875;
- voormeld gebruiksrecht uitdrukkelijk geen huurrecht inhoudt.
Bij akte van levering van 23 april 2009 is het pand voor € 2.500.000 door[A] en [C] geleverd aan[D]. In de akte van levering is in artikel 5 bepaald dat de verkoper verplicht is het verkochte na ondertekening van de akte geheel ontruimd, vrij van huur of ander gebruiksrecht aan de koper af te leveren en hem de feitelijke macht daarover te verschaffen, onverminderd het bepaalde in de koopovereenkomst.[D] heeft op aangifte € 150.000 overdrachtsbelasting voldaan.
Een op 30 november 2010 door [E], taxateur bij Belastingdienst/[P], opgemaakt taxatierapport houdt in dat de waarde in het economische verkeer van het pand in vrij opleverbare staat op 23 april 2009 € 3.500.000 bedroeg.
Bij brief van 26 maart 2013 aan verweerder heeft [E] onder meer toegelicht dat hij bij de waardering van het pand gebruik heeft gemaakt van de navolgende gegevens:
Adres |
datum levering |
koopsom |
kavelgrootte |
woonoppervlak |
[#1] |
15 januari 2009 |
€ 4.100.000 |
2.381 m² |
503 m² |
[#2] |
8 december 2009 |
€ 3.500.000 |
1.142 m² + perceel weiland |
536 m² |
[#3] |
20 december 2009 |
€ 2.050.000 |
1.070 m² |
476 m² |
[#4] |
16 februari 2009 |
€ 3.250.000 |
2.821 m² |
295 m² |
[#5] |
2.550 m² |
557 m² |
Blijkens het taxatieverslag woningen van de gemeente [G] is de WOZ-waarde van het pand voor het kalenderjaar 2010 (waardepeildatum 1 januari 2009) vastgesteld op € 3.696.000 en voor het kalenderjaar 2011 (waardepeildatum 1 januari 2010) op € 3.592.000.
Op 14 februari 2011 heeft verweerder de hiervoor onder 1.1 genoemde naheffingsaanslag opgelegd aan eiseres, de rechtsopvolger van[D]. Verweerder is uitgegaan van een waarde in het economische verkeer van het pand van € 3.500.000 ten tijde van de verkrijging.
Een op 3 januari 2014 door taxateur [F] in opdracht van eiseres opgesteld taxatierapport houdt onder meer in dat het pand per waardepeildatum 1 januari 2009 is getaxeerd op een marktwaarde van € 2.750.000.
3 Geschil en standpunten van partijen
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en de beschikking heffingsrente terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente tot nihil, althans vermindering van de naheffingsaanslag tot een naheffingsaanslag berekend naar een belastbare verkrijging van € 3.000.000 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.