Home

Rechtbank Noord-Holland, 14-01-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:87, AWB-10_2448

Rechtbank Noord-Holland, 14-01-2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:87, AWB-10_2448

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
14 januari 2014
Datum publicatie
20 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2014:87
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-10_2448
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 52

Inhoudsindicatie

Artikel 52 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 10/2448

Uitspraakdatum: 14 januari 2014

Uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser,

gemachtigde: mr. R. Teunissen

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Verweerder heeft met dagtekening 25 september 2009 aan eiser over het tijdvak

1 januari 2007 tot en met 31 maart 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 31.766. Gelijktijdig heeft verweerder bij beschikking een boete van € 7.941 opgelegd en een bedrag van € 2.458 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 april 2010 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 12.553, de boete verminderd tot € 3.138 en de heffingsrente verminderd tot € 938.

1.3.

Eiser heeft daartegen bij brief van 11 mei 2010, ontvangen bij de rechtbank op 12 mei 2010, beroep ingesteld.

1.4.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2013. Eiser is daar in persoon verschenen, vergezeld van zijn echtgenote [A] en gemachtigde voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen mr. H.R. Groen en R.A. Korver.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Eiser exploiteert een taxibedrijf, waarbij tegen betaling personen worden vervoerd. De onderneming heeft als rechtsvorm een eenmanszaak en is gevestigd op het adres [adres] , tevens het woonadres van eiser.

2.2.

In de periode 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2008 wordt gebruikt gemaakt van meerdere auto’s en is er personeel in dienst. De ontvangsten vinden geheel en de lonen en de overige uitgaven grotendeels per kas plaats. Na afloop van een dienst worden geld, uitgavenbonnen en rittenstaten ingeleverd bij eiser, die hiervan lijsten opmaakt welke hij inlevert bij de boekhouder.

2.3.

De eerste vastlegging van de omzet- en kilometergegevens gebeurt met de ingebouwde taxameters. Eiser heeft de taxameters geschoond, zonder de gegevens ervan te printen of anderszins te bewaren.

2.4.

De rittenstaten zijn onvolledig ingevuld. Er zijn geen kilometers onbezet ingevuld. Er is een aantal aparte rittenstaten waarop enkel overige zakelijke ritten staan vermeld, maar hierbij zijn niet altijd de kilometers vermeld.

2.5.

De tariefkaarten zijn niet bewaard.

2.6.

De kasadministratie vertoont de volgende gebreken:

 Er is geen begin en/of eindsaldo van de kas bepaald;

 Bankopnamen en -stortingen zijn niet vermeld;

 Privéopnamen worden niet genoteerd, maar worden aan het einde van het jaar bepaald;

 De opbrengsten van meerdere dagen zijn bij elkaar opgeteld;

 Er is geen vastlegging van de eigen controles;

 Er is geen vastlegging van kastellingen, waardoor de actuele kas niet bekend is.

2.7.

Bij waarnemingen ter plaatse is uit opgenomen taxameterstanden en gereden uren van de chauffeurs een gemiddelde omzet per uur berekend van € 23,38 (= € 22,05 exclusief BTW).

2.8.

Tot de stukken van het geding behoort een aan eiser gericht verslag van een waarneming ter plaatse, gedagtekend 14 juni 2004, waarin voor zover hier van belang, het volgende staat vermeld:

“Ik wijs u erop dat het juist en volledig bijhouden van een kilometeradministratie, het volledig invullen en bewaren van de rittenstaten en de werkmappen en het bewaren van de dienstgegevens van de taxameter, van essentieel belang is voor de bewijskracht van uw administratie. Indien tijdens latere onderzoeken wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan deze administratie- en bewaarplicht kan de administratie door de Belastingdienst worden verworpen. Dit heeft onder andere tot gevolg dat bij fiscale procedures de bewijslast verzwaard wordt.

U bent ingevolge artikel 52 van de Algemene Wet in zake Rijksbelastingen verplicht te administreren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de voor de heffing van belasting zijnde gegevens hieruit duidelijk en overzichtelijk blijken. De gegevens dient u gedurende 7 jaar te bewaren.”

2.9.

Tot de stukken van het geding behoort een brief van Partax administratieburo van 8 februari 2010, waarin voor zover hier van belang, het volgende staat vermeld:

“In verband met het feit dat wij geen inzicht hebben in de dagelijkse mutaties in uw kasboek en uw bankrekeningen , worden er geen bedragen als liquide middelen op de balans vermeld . Het saldo van de fictieve kas wordt door ons op het einde van het jaar als een totaal bedrag ten laste van de privérekening geboekt.”

2.10.

Tot de stukken van het geding behoort een kennisgeving van de boete ex artikel 67k van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), gedagtekend 30 januari 2009.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boete terecht aan eiser zijn opgelegd.

3.2.

Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:

1. Stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de bewijslast ingevolge artikel 27e van de AWR omgekeerd en verzwaard dient te worden, omdat eiser niet volledig voldaan heeft aan zijn administratieverplichting ex artikel 52, eerste lid, van de AWR? En zo ja:

2. Heeft eiser overtuigend aangetoond dat de naheffingsaanslag OB onjuist is? En zo nee:

3. Heeft verweerder de naheffingsaanslag in redelijkheid kunnen vaststellen op € 12.553?

3.3.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing