Rechtbank Noord-Holland, 30-12-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11481, AWB - 14 _ 4757
Rechtbank Noord-Holland, 30-12-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11481, AWB - 14 _ 4757
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 30 december 2015
- Datum publicatie
- 12 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2015:11481
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 4757
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
De rechtbank is van oordeel dat er tussen de swapovereenkomst en de hypothecaire leningen een zodanige samenhang bestaat, dat zij in economische zin als één geheel moeten worden beschouwd. Dat betekent dat de swaprente als kosten ter zake van de eigen woning aftrekbaar is.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/4757
(gemachtigde: mr. L.A. van Dijk),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 5 juli 2013 voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.687 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.616.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.165 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 11 november 2015 een nader stuk van eiseres ontvangen en in kopie doorgezonden naar verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2015 te Haarlem.
Eiseres is verschenen, vergezeld van [A] , bijgestaan door haar gemachtigde en mr. [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.L.M. Wassenaar-Payens en mr. J.H. van Wier.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres, geboren in 1958, woont ongehuwd samen met de heer [A] , geboren in 1953. Zij hebben bij het doen van aangifte gekozen voor fiscaal partnerschap.
2. In het jaar 2009 woonden zij tot 28 oktober op het adres [ADRES 1] en vanaf deze datum op het adres [ADRES 2] . De woning [ADRES 2] behoorde tot 28 oktober 2009 tot de rendementsgrondslag van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van eiseres en haar partner. Tot de rendementsgrondslag van box 3 behoorden verder het gehele jaar 2009 de woningen [ADRES 3] en [ADRES 4] .
3. Het gehele pand [ADRES 5] was gefinancierd met hypothecaire geldleningen bij [NAAM BANK 1] N.V. De totale hypotheekschuld bedroeg € 1.690.541,75, waarvan 53/100 (€ 895.988) toegerekend werd aan de (eigen) woning Prinsengracht 766A.
Ter zake van het pand [ADRES 6] waren twee hypothecaire geldleningen afgesloten bij de [NAAM BANK 2] , van in totaal € 278.359,30.
Per juli 2008 is de financiering van de panden gewijzigd en zijn de hiervoor genoemde hypothecaire geldleningen afgelost. Ter zake van de financiering van de beide panden is een tweetal hypothecaire geldleningen van in totaal € 2.300.000 aangegaan bij de [NAAM BANK 3] :
- een aflossingsvrije geldlening ad € 900.000 met een looptijd van 25 jaar;
- een aflossingsvrije geldlening ad € 1.400.000 met een looptijd van 25 jaar.
Op de met de [NAAM BANK 3] overeengekomen hypothecaire geldleningen (de overeenkomsten worden hierna ook verkort aangeduid als de hypothecaire leningen) is een variabele rente van toepassing, het driemaands Euribor Roll-over tarief. De partner van eiseres heeft aan de [NAAM BANK 3] op 10 juli 2008 op beide panden hypotheek verleend tot een gezamenlijk bedrag van € 3.000.000, vermeerderd met renten en kosten ad € 1.050.000, derhalve in totaal € 4.050.000. In de hypotheekakte staat geen specificatie per pand of woning vermeld.
4. De partner van eiseres heeft met de [NAAM BANK 3] diverse financiële overeenkomsten gesloten. Het dossier bevat ter zake onder meer de volgende stukken:
- 30 mei 2008: Overeenkomst Financiële Derivaten.
- 5 juni 2008: financieringsvoorstel ad € 2.400.000 betreffende:
- een aflossingsvrije geldlening ad € 900.000 met een looptijd van 25 jaar, uitsluitend bestemd voor herfinanciering van een box 1 lening van derden;
- een aflossingsvrije geldlening ad € 1.400.000 met een looptijd van 25 jaar, uitsluitend bestemd voor herfinanciering van leningen bij derden en
- een krediet rekening-courant ad € 100.000 voor onbepaalde tijd, uitsluitend bestemd voor de financiering van de bedrijfs- of beroepsuitoefening van de partner van eiseres.
- 18 juni 2008: bevestiging van een Cancellable Swap voor een nominaal bedrag van € 2.300.000, ingangsdatum 1 juli 2008, einddatum 1 juli 2018, vaste rente te betalen door (de partner van) eiseres 4,67% en variabele rente te betalen door de [NAAM BANK 3] EUR-Euribor-Reuters;
- 17 december 2009: bevestiging van een Cancellable Swap voor een nominaal bedrag van € 1.052.000, ingangsdatum 21 december 2009, einddatum 1 juli 2018, vaste rente te betalen door (de partner van) eiseres 4,67% en door de [NAAM BANK 3] te betalen variabele rente EUR-Euribor-Reuters;
- 17 december 2009: bevestiging beëindiging per 21 december 2009 van de transactie Cancellable Swap met ingangsdatum 1 juli 2008 en nominaal bedrag van € 2.300.000, waarbij door de [NAAM BANK 3] € 199.000 te betalen premie aan (de partner van) eiseres in rekening wordt gebracht;
- 29 december 2009: Overeenkomst Financiële Derivaten;
De (opvolgende) Cancellable Swap overeenkomsten worden hierna aangeduid als de renteswapovereenkomst en de op basis daarvan aan de bank verschuldigde rente de swaprente.
5. Op 2 november 2009 is de woning [ADRES 1] verkocht voor € 1.335.000.
Op 23 december 2009 is de hypothecaire geldlening ad € 900.000 geheel afgelost.
Tevens is in december 2009 de oorspronkelijke renteswapovereenkomst aangepast. Het nominale bedrag is verlaagd van € 2.300.000 naar € 1.052.000.
6. Per 1 januari 2009 bedroeg de eigenwoningschuld in de zin van artikel 3.119a van de Wet IB 2001 € 1.052.040. Op 31 december 2009 bedroeg de eigenwoningschuld € 236.488.
7. De negatieve waarde in het economische verkeer van de renteswapovereenkomst bedroeg per 1 januari 2009 € 245.851 en per 31 december 2009 € 133.576.
8. Eiseres heeft aangifte ib/pvv over het jaar 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 147.874 (en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil na persoonsgebonden aftrek). In deze aangifte heeft zij onder meer een negatief saldo inkomsten uit eigen woning van € 188.433 in aanmerking genomen, waaronder swaprente en een deel van de aan de [NAAM BANK 3] betaalde premie van € 199.000 ter zake van de beëindiging van de renteswapovereenkomst van 1 juli 2008.
9. Verweerder heeft bij de aanslagregeling onder meer de aftrekbare rente en kosten eigen woning gecorrigeerd met € 168.792. Daarbij heeft verweerder in totaal € 24.879 als aftrekbare rente geaccepteerd, te weten de variabele Euribor-rente (€ 24.164 over de periode tot 29 oktober 2009 en € 715 over de periode van 29 oktober 2009 tot 31 december 2009). De in de aangifte afgetrokken swaprente en beëindigingspremie zijn niet geaccepteerd door verweerder. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de waarde in het economische verkeer van de renteswapovereenkomst in aanmerking genomen bij de rendementsgrondslag van box 3.
Geschil 10. In geschil is de fiscale aftrekbaarheid van de swaprente ten bedrage van € 26.665 als rente inzake kosten eigen woning.
11. Eiseres stelt dat de variabele rente op de hypothecaire leningen is omgezet in een vaste rente door in samenhang en onlosmakelijk verbonden met deze leningen gelijktijdig een renteswap overeen te komen. Er is derhalve sprake van een samenstel van overeenkomsten die zodanig zijn verbonden dat zij moeten worden gezien als één geheel. De per saldo verschuldigde rente van € 51.544 (combinatie van variabele rente van € 24.879 en swaprente van € 26.665) is dan ook volledig aftrekbaar als rente ter zake van de eigen woningschuld.
12. Verweerder neemt het standpunt in dat sprake is van twee los van elkaar staande overeenkomsten: de hypothecaire leningen van € 1.400.000 en € 900.000, en de renteswapovereenkomst van € 2.300.000. De renteswapovereenkomst is niet aangegaan ter verwerving, onderhoud of verbetering van de eigen woning, maar louter ter afdekking van het risico van de variabele rente op de hypothecaire leningen.
Verweerder betwist niet dat het duidelijk in de bedoeling van partijen lag om door middel van de renteswapovereenkomst een vaste rente op de hypothecaire lening te creëren, doch hij acht doorslaggevend dat noch in de overeenkomsten van de hypothecaire leningen noch in de renteswapovereenkomst (en bijbehorende overeenkomsten en documenten) enige verwijzing naar de andere overeenkomst(en) is opgenomen.
Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de swaprente wel aftrekbaar is als kosten van de eigen woning, stelt verweerder dat alsdan in box 3 geen rekening met de schuld inzake de swapovereenkomst moet worden gehouden, zoals in de uitspraak op bezwaar is gedaan. Verweerder beroept zich in dit verband op interne compensatie.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
13. Ter zake van de beëindigingspremie voortvloeiende uit de voortijdige aflossing van de eerste renteswapovereenkomst, geldt dat deze in 2014 door de [NAAM BANK 3] aan eiseres is terugbetaald. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat noch de betaling van de premie in het onderhavige jaar, noch de terugbetaling daarvan in 2014 tot het belastbare inkomen behoort.
Beoordeling van het geschil
14. Artikel 3.110 van de Wet IB 2001 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning (…) verminderd met de op de voordelen uit eigen woning drukkende aftrekbare kosten.”
15. Ingevolge de artikelen 3.119a en 3.120 van de Wet IB 2001 zijn de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning het gezamenlijke bedrag van - voor zover hier van belang - renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die zijn aangegaan ter verwerving, verbetering of onderhoud van de eigen woning.
Artikel 3.123 van de Wet IB 2001 bepaalt dat schulden die zijn aangegaan tot verbetering of onderhoud van de eigen woning slechts in aanmerking worden genomen voor zover zij met schriftelijke bescheiden zijn te staven.
16. In geschil is of de swapovereenkomst een economisch zelfstandige overeenkomst is, dan wel dat deze in combinatie met de hypothecaire leningen als één geheel moet worden gezien. Het laatste brengt, naar tussen partijen ook niet in geschil is, mee dat de rentebetalingen uit hoofde van de swapovereenkomst als aftrekbare kosten in de zin van artikel 3.120 van de Wet IB 2001 kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat er tussen de swapovereenkomst en de hypothecaire leningen een zodanige samenhang bestaat, dat zij in economische zin als één geheel moeten worden beschouwd. De rechtbank acht daarbij van belang dat de swapovereenkomst en de hypothecaire leningen (nagenoeg) gelijktijdig zijn afgesloten, dat het nominale bedrag van de swapovereenkomst aanvankelijk gelijk was aan de bedragen van de hypothecaire leningen (€ 2.300.000) en dat het ook de bedoeling van beide contractspartijen – zowel van de [NAAM BANK 3] als van eiseres – was om de hypothecaire leningen met een variabele rente middels het swapcontract om te zetten in leningen met een vaste rente. Steun voor dit oordeel vindt de rechtbank ook in de stelling van eiseres dat de [NAAM BANK 3] aan niet-professionele klanten alleen een renteswap als de onderhavige verstrekt indien daaraan een lening is gekoppeld, zoals ook is weergegeven in de brief van de [NAAM BANK 3] van 5 juni 2013 gericht aan de heer [A] . Verweerder heeft dit beleid van de [NAAM BANK 3] onvoldoende weersproken.
Het enkele feit dat de renteswapovereenkomst (en bijbehorende documenten) en de hypothecaire leningen niet direct naar elkaar verwijzen doet aan het voorgaande, anders dan verweerder betoogt, niet af.
Dat de looptijd van beide overeenkomsten niet gelijk is – de hypothecaire leningen zijn afgesloten met een looptijd van 25 jaar en de renteswapovereenkomst met een looptijd van 10 jaar – kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Immers, ook bij een lening afgesloten voor 25 jaar is het mogelijk de rente voor een periode van 10 jaar vast te zetten.
Ook de omstandigheid dat een renteswapovereenkomst gedurende de looptijd van een lening afgesloten kan worden, maakt niet dat daarom sprake is van een losstaande overeenkomst, nu een afgesloten hypothecaire lening met een variabele rente eveneens gedurende de looptijd kan worden omgezet naar een lening met een vaste rente (en omgekeerd). Tot slot doet ook het feit dat na verkoop van de woning [ADRES 1] een nieuwe renteswapovereenkomst is gesloten, waarbij het nominale bedrag is verminderd tot € 1.052.000, niet af aan de onderlinge verbondenheid, zoals verweerder heeft gesteld. Weliswaar komt het nominale bedrag van de renteswapovereenkomst vanaf 17 december 2009 niet meer overeen met het totaalbedrag van de hypotheekschuld op dat moment, maar dat maakt, gelet op het voorgaande nog niet dat de overeenkomsten in economische zin niet meer als één geheel moeten worden beschouwd. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting bovendien onweersproken gesteld dat partijen destijds nog in de veronderstelling waren dat de eigenwoningschuld € 1.052.040 bedroeg en dat zij voor de omzetting van de variabele rente in vaste rente bij dit bedrag aansluiting hebben gezocht. Hieruit volgt veeleer de onderlinge verbondenheid van de overeenkomsten.
17. De onderhavige situatie dient derhalve economisch gezien gelijk gesteld te worden met de situatie waarbij een hypothecaire lening met een vaste rente is afgesloten, zodat de swaprente als rente ter zake van de eigen woning aftrekbaar is bij het belastbare inkomen uit werk en woning.
Bij dit oordeel van de rechtbank is tussen partijen niet in geschil dat alsdan een bedrag aan swaprente van € 26.665 op het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) in aftrek kan worden gebracht. Dit leidt tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 17.500 (€ 9.165 -/- € 26.665).
18. De rechtbank volgt verweerder voor zover hij (met een beroep op interne compensatie) het standpunt inneemt dat nu de swaprente wel tot aftrek in box 1 leidt, de waarde van de swapovereenkomst in zoverre niet tevens in box 3 in aanmerking moet worden genomen, zoals hij bij uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
Naar tussen partijen niet in geschil is, dient het voordeel uit sparen en beleggen (voor persoonsgebonden aftrek) in dat geval te worden vastgesteld op € 110 (zoals volgt uit de bij het bezwaarschrift gevoegde herziene aangifte “primair”). De niet (in box 1) benutte persoonsgebonden aftrek bedraagt € 17.900. Na aftrek van de persoonsgebonden aftrek in box 3 resteert een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil en een restant persoonsgebonden aftrek van € 17.790.
19. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.468 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 244, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).