Rechtbank Noord-Holland, 01-07-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:5196, AWB - 13 _ 4684
Rechtbank Noord-Holland, 01-07-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:5196, AWB - 13 _ 4684
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 1 juli 2015
- Datum publicatie
- 3 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2015:5196
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 4684
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de economische eigendom van de aandelen in 2006 is overgedragen. De terbeschikkingstelling is dan ook niet beëindigd.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 13/4684 en 13/4685
(gemachtigden: mr. A.J. Oostenrijk en mr. R.A.W. Maat),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.273 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van
€ 131.197. Het verlies is vastgesteld op nihil.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2007 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 474.651 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 137.750.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen (en de verliesbeschikking) gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken en pleitnota’s met bijlagen ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2015 te Haarlem.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden en [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. P. Koch, bijgestaan door B.P. Magdelijns en M.F. Kok.
De beroepen zijn aldaar gelijktijdig behandeld met de beroepen van [B] betreffende aanslagen ib/pvv 2006 en 2007 (zaaknummers HAA 13/4686 en 13/4687).
Overwegingen
Feiten
1. Eiser en [B] (hierna ook: [B]) zijn vanaf 1 maart 1995 ieder voor 50% eigenaar van het pand aan de [c] (hierna: het pand). De aanschafprijs bedroeg € 642.099 (fl 1.415.000). Het pand wordt vanaf 1 januari 1996 verhuurd aan [D] B.V. (hierna ook: [D] BV). Zij exploiteert een winkel in slaapkamerbenodigdheden. [D] BV wordt volledig gehouden door [E] B.V., een 100%-dochtervennootschap van [F] B.V. Eiser en [B] zijn ieder voor de helft aandeelhouder in [F] B.V.
2. In de aangifte ib/pvv voor het jaar 2001 heeft eiser – in verband met de terbeschikkingstelling van het pand aan [D] BV – een bedrag van € 2.155.456 vermeld als de waarde van zijn eigendomsaandeel in het pand per 1 januari 2001 (hierna ook: de opstapwaarde). Verweerder heeft de aanslag ib/pvv voor het jaar 2001 in overeenstemming met de aangifte vastgesteld.
3. Naar aanleiding van de door eiser ingediende aangifte ib/pvv voor het jaar 2002 heeft verweerder aan eiser bij brief van 29 april 2004 - voor zover thans van belang - de volgende vragen gesteld:
“1. Hoe is de waarde per 1-1-2002 van de ter beschikking gestelde onroerende zaken en overige bezittingen bepaald? Hoe is de hoogte van de huursom bepaald? Van een eventueel opgemaakt taxatierapport en/of overige relevante stukken terzake ontvang ik graag een afschrift. Als geen taxatierapport is opgemaakt ontvang graag een omschrijving van de betreffende onroerende zaken met vermelding van oppervlakte alsmede de/het kadastrale nummer(s) en kadastrale gemeente(s).
“2. Graag ontvang ik een specificatie van de aftrekbare kosten en lasten m.b.t. de ter beschikking gestelde onroerende zaken en overige bezittingen. Indien (deels) sprake is van afschrijving op onroerende zaken ontvang ik graag een motivering van het in aanmerking genomen bedrag/percentage.”
4. Bij brief van 3 juni 2004 heeft eiser als volgt gereageerd:
“Het betreft het pand [c] en is voor 50% eigendom van [eiser]. De waarde is op 1 januari 2001 vastgesteld op EUR 2.155.456. Hierop in mindering is gebracht de afschrijving 2001, groot EUR 86.218. De waarde per 1 januari 2002 bedraagt EUR 2.069.238. De waarde is vastgesteld aan de hand van de door [G] N.V. vastgestelde waarde in het economisch verkeer.
De hoogte van de huursom is vastgesteld tegen de in 1995 geldende marktconforme huurwaarde met een indexatie. De in 2002 ontvangen huur bedroeg EUR 80.907. Dat de huuropbrengsten lager zijn dan het taxatierapport aangeeft houdt verband met het feit dat aan de huurder een huurkorting is verleend ter compensatie van de door haar te verrichten investeringen, groot circa EUR 1.361.350, in de onroerende zaak.
Bijgevoegd treft u aan een kopie van het interne taxatieverslag van [H].”
5. Bij de hiervoor vermelde brief is een taxatieverslag van [H] gevoegd van 8 augustus 2003, opgemaakt door [I]. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“Waarderingsgegevens
Waarderingsmethode Huurwaardemethode
Bedrag in EUR
Totale BHW 337.500
Totale NHW 300.000
Totale actuele HO 340.000
Onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat 4.200.000
Executiewaarde in verhuurde staat 3.570.000
(…)