Rechtbank Noord-Holland, 11-02-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:818, ALK - 13 _ 1804
Rechtbank Noord-Holland, 11-02-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:818, ALK - 13 _ 1804
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 11 februari 2015
- Datum publicatie
- 18 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2015:818
- Zaaknummer
- ALK - 13 _ 1804
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024]
Inhoudsindicatie
In bezwaar heeft verweerder niet onzorgvuldig gehandeld. De toegekende proceskostenvergoeding is niet op een te laag bedrag vastgesteld, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Er is geen, al dan niet fictieve, weigering een beslissing te nemen op het verzoek om een proceskostenvergoeding. De door gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden rechtvaardigen niet een zwaardere wegingsfactor.
Uitspraak
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer: ALK 13/1804
gemachtigde: mr. E. van Es,
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser op 9 juli 2013 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 58,30.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 september 2013 de naheffingsaanslag vernietigd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2015.
De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiser behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiser bij aangetekende brief, verzonden op 12 november 2014 onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht, niet verschenen. De brief is niet retour gekomen. Nu uit informatie van de website van PostNL is gebleken dat de brief op 20 november 2014 is afgehaald van de afhaallocatie, is eiser behoorlijk uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Klarenbeek.
Overwegingen
Feiten
1. Aan eiser is op 9 juli 2013 een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 58,30 (€ 2,30 aan parkeerbelasting en € 56 aan kosten).
2. Eiser heeft tegen de naheffingsaanslag een bezwaarschrift ingediend. Naar aanleiding van het opleggen van deze naheffingsaanslag is in het bezwaarschrift in verband hiermee tevens opgenomen een verzoek aan verweerder om het verstrekken van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. In het bezwaarschrift heeft eiser verzocht te worden gehoord.
3. In de bezwaarfase is eiser niet gehoord.
4. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar het bezwaarschrift van eiser kennelijk gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Hierbij is eiser een proceskostenvergoeding van € 58,75 (0,25 * € 235) toegekend.
Geschil 5.In geschil is uitsluitend – zoals eiser stelt en verweerder betwist – of verweerder in de bezwaarfase onzorgvuldig heeft gehandeld en hiermee de procesregels van de Algemene wet bestuursrecht heeft geschonden. Verder is de hoogte van de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding in geschil.
Beoordeling van het geschil
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ongemotiveerd de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding niet heeft gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) wat in deze zaak van toepassing is, maar op een andere wet. De door verweerder genomen beslissing over de proceskosten is daarom te zien als een al dan niet fictieve weigering een beslissing te nemen op het verzoek de gemaakte proceskosten te vergoeden. Verweerder heeft dit bestreden en aangevoerd dat de proceskostenvergoeding wel op de voet van het Besluit is berekend en toegekend.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder de toegekende proceskostenvergoeding heeft gebaseerd op het Besluit waarbij hij is uitgegaan van een vergoeding van € 235 voor het indienen van het bezwaarschrift en een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) voor het gewicht van de zaak. Aangezien sprake is van een besluit genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen, heeft verweerder terecht de lagere waarde van € 235 per punt genomen (onderdeel B2, ten eerste, van de bijlage bij het Besluit).
8. Eiser voert verder aan dat nu het hier gaat om een zaak van gemiddeld gewicht, volgens het Besluit op basis van een wegingsfactor 1 voor het gewicht van de zaak in bezwaar een proceskostenvergoeding van € 472 toegekend dient te worden.
9. Zoals onder 7 is overwogen, geldt in 2013 een waarde per punt van € 235. Bij het vaststellen van de hoogte van de proceskostenvergoeding dient de beoordelende instantie voorts zelfstandig, op grond van een eigen waardering, te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt (vergelijk Hoge Raad 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2293). Daarbij dient iedere zaak op zichzelf te worden beoordeeld naar aard, belang en ingewikkeldheid van die zaak en de omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand te verrichten werkzaamheden. Genoemde factoren dienen vervolgens in de voor die zaak te bepalen wegingsfactor tot uitdrukking te komen.
Nu slechts een pro forma bezwaar is ingediend zonder enige inhoudelijke motivering, verweerder om nadere gegevens is gevraagd en voorts wordt verzocht om een proceskostenvergoeding, is de gecompliceerdheid, de bewerkelijkheid van de zaak en daarmee de werkbelasting van de gemachtigde dusdanig beperkt dat het gewicht van de zaak de kwalificatie “zeer licht” verdient. De in dit kader door de gemachtigde van eiser uitgevoerde werkzaamheden rechtvaardigen niet een zwaardere wegingsfactor nu deze voorbereidende werkzaamheden inherent zijn aan het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand. Daardoor hebben deze werkzaamheden geen invloed op de wegingsfactor. 10. Verweerder heeft derhalve bij het doen van uitspraak op bezwaar gelet op de onderdelen B2, onder 1, en C1 van de Bijlage, in redelijkheid kunnen besluiten tot toekenning van een proceskostenvergoeding op basis van een waarde per punt van € 235 en een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) voor het gewicht van de zaak.
Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd, te weten dat verweerder hem de gelegenheid had moeten geven zijn bezwaar alsnog te motiveren en dat verweerder pas na ontvangst van een motivering had mogen beslissen om volledig aan het bezwaar tegemoet te komen en in verband daarmee geen hoorzitting te houden, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.