Home

Rechtbank Noord-Holland, 08-02-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:1099, HAA 15-4447

Rechtbank Noord-Holland, 08-02-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:1099, HAA 15-4447

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
8 februari 2016
Datum publicatie
9 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2016:1099
Zaaknummer
HAA 15-4447
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:54

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond.

Bobog verzoek tijdens verzet toegewezen.

De rechtbank stelt voorop dat opposante een beroep op betalingsonmacht uiterlijk binnen de betalingstermijn als vermeld op de nota griffierecht had moeten doen. In de omstandigheid dat in de nota was vermeld dat er geen wettelijke mogelijkheden zijn om vrijstelling of vermindering van het griffierecht te krijgen, heeft de rechtbank echter aanleiding gezien opposante alsnog in de gelegenheid te stellen haar betalingsonmacht aan te tonen. Opposante heeft vervolgens financiële gegevens overgelegd.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 15/4447

Procesverloop

Opposante heeft tegen het uitblijven van een besluit van de ontvanger van de Belastingdienst op haar verzoek tot (her)berekening over de jaren 2007 tot en met 2012, beroep ingesteld.

Bij uitspraak van 6 november 2015 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante heeft verzuimd het griffierecht te voldoen.

2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.

3. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat zij een beroep wil doen op betalingsonmacht ten aanzien van het griffierecht.

4. De rechtbank stelt voorop dat opposante een beroep op betalingsonmacht uiterlijk binnen de betalingstermijn als vermeld op de nota griffierecht had moeten doen. In de omstandigheid dat in de nota was vermeld dat er geen wettelijke mogelijkheden zijn om vrijstelling of vermindering van het griffierecht te krijgen, heeft de rechtbank echter aanleiding gezien opposante alsnog in de gelegenheid te stellen haar betalingsonmacht aan te tonen. Opposante heeft vervolgens financiële gegevens overgelegd.

5. Bij brief van 2 februari 2016 heeft de griffier van de rechtbank aan opposante meegedeeld dat opposante (voorlopig) voldoet aan de criteria van betalingsonmacht. Opposante is erop gewezen dat dit een voorlopig oordeel is en dat de rechter die de bodemzaak behandelt, definitief zal beslissen op haar beroep op betalingsonmacht.

6. Gelet op het voorgaande zal het verzet gegrond worden verklaard. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De zaak kan hierna eventueel op een zitting behandeld worden.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Rechtsmiddel