Home

Rechtbank Noord-Holland, 24-05-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:4146, HAA - 15 _ 4591 en HAA 15 _ 4592

Rechtbank Noord-Holland, 24-05-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:4146, HAA - 15 _ 4591 en HAA 15 _ 4592

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
24 mei 2016
Datum publicatie
6 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2016:4146
Zaaknummer
HAA - 15 _ 4591 en HAA 15 _ 4592
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:7

Inhoudsindicatie

De toezegging van verweerder, te weten dat voor de toekenning van huurtoeslag het medebewonerschap van de moeder bij onveranderde omstandigheden buiten toepassing kan worden gelaten, is niet zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing dat eiseres op nakoming van die toezegging in redelijkheid niet mocht rekenen. De handelwijze van verweerder heeft het vertrouwen bij eiseres kunnen wekken dat hierbij sprake was van een gedragslijn welke berustte op een bewuste standpuntbepaling. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat deze toezegging zich uitstrekt over meerdere jaren.

Verweerder heeft in deze zaken zonder voorafgaand bericht zijn standpunt gewijzigd en zodoende de eerder uitbetaalde huurtoeslagen teruggevorderd. Hij heeft daarmee ten onrechte geen rekening gehouden met het door hem gewekte vertrouwen. Dat dit vertrouwen in strijd met het Besluit op de huurtoeslag en ook contra legem is gewekt, doet hieraan niet af.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummers: HAA 15/4591 en HAA 15/4592

en

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2014 (het primaire besluit I) heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over het jaar 2012 definitief vastgesteld op € 0. Tevens is van eiseres een bedrag van € 3.230 teruggevorderd.

Bij besluit van 31 oktober 2014 (het primaire besluit II) heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over het jaar 2013 definitief vastgesteld op € 0. Tevens is van eiseres een bedrag van € 3.245 teruggevorderd.

Verweerder heeft de bezwaarschriften aangemerkt als verzoeken om voor de jaren 2012 en 2013 bij de bepaling van het recht op huurtoeslag rekening te houden met een bijzondere situatie, te weten iemand die in het huishouden wordt verzorgd. Bij twee besluiten van 9 februari 2015 (de primaire besluiten III en IV) heeft verweerder de verzoeken van eiseres afgewezen.

Eiseres heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij twee beslissingen op bezwaar van 10 oktober 2015 (de bestreden beslissingen) de bezwaren tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2016. De beroepen zijn gezamenlijk behandeld. Zaak HAA 15/4591 heeft betrekking op het beroep over het jaar 2012, zaak HAA 15/4592 heeft betrekking op het beroep over het jaar 2013.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door [A] , de moeder van eiseres (hierna: de moeder). Namens verweerder is verschenen mr. J.M. van de Griendt.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres huurde in 2012 en 2013 een woning op het adres [adres] . Zij stond deze jaren op dit adres in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) ingeschreven. Op dit adres stond volgens de GBA gedurende diezelfde periode ook de moeder ingeschreven.

2. Het gezamenlijke inkomen van eiseres en de moeder bedraagt in 2012 en in 2013 meer dan het maximale bedrag dat geldt voor het in aanmerking komen voor huurtoeslag over die jaren. Bij de primaire besluiten I en II is verweerder uitgegaan van een toetsingsinkomen dat is gebaseerd op het inkomen van eiseres en de moeder samen.

3. Verweerder schrijft eiseres naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift tegen de definitieve toekenning huurtoeslag voor het jaar 2009 in een brief genaamd “Informatie over beslissing op bezwaar” van 11 juli 2012 (hierna: de brief):

“Wij hebben een beslissing genomen op uw bezwaarschrift tegen de definitieve berekening huurtoeslag 2009. U maakt bezwaar tegen het meetellen van het inkomen van uw medebewoner, mevrouw [A] . Wij komen tegemoet aan uw bezwaar. Hieronder leg ik uit waarom wij aan uw bezwaar tegemoet komen.

Toelichting op onze beslissing

Ik heb uw bezwaarschrift beoordeeld en gekeken naar voorgaande jaren. Wij hebben u voorgaande jaren ook huurtoeslag toegekend, dat houdt in dat er sprake is van verworven recht.

Dat betekent dat ik met ingang van 1 januari 2009, mevrouw [A] buiten beschouwing zal laten voor de berekening van de huurtoeslag. U ontvangt binnenkort een nieuwe beschikking huurtoeslag 2009 waarin het nieuwe toeslagbedrag wordt vermeld. In deze beschikking zal ook vermeld staan hoe u bezwaar kunt maken indien u het niet eens bent met het nieuwe bedrag.

(…)”

Geschil 4. In geschil is of verweerder voor de vaststelling van de huurtoeslag 2012 en 2013 de moeder terecht heeft aangemerkt als medebewoner. In het bijzonder is daarbij in geschil of verweerder bij de bepaling van het toeslaginkomen terecht geen rekening heeft gehouden met een bijzondere situatie, te weten dat het inkomen van de moeder niet wordt meegenomen voor de berekening van de huurtoeslag over de jaren 2012 en 2013.

5. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de beslissingen op bezwaar en tot vaststelling van haar recht op huurtoeslag op € 3.230 (jaar 2012), respectievelijk € 3.235 (jaar 2013). Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

Ontvankelijkheid bezwaren tegen primaire besluiten III en IV

6. Ambtshalve dient de rechtbank te beoordelen of de bezwaren tegen de primaire besluiten III en IV terecht ontvankelijk zijn verklaard. Daarvoor is van belang dat ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt ingevolge artikel 35 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

7. De dagtekening van de primaire besluiten III en IV is 9 februari 2015. Uitgaande van die dagtekening zou de bezwaartermijn zijn aangevangen op 10 februari 2015 en geëindigd op 23 maart 2015. De bezwaarschriften zijn gedagtekend 5 april 2015, derhalve na het einde van deze bezwaartermijn, en door verweerder ontvangen op 9 april 2015. Echter, gelet op de stukken van het dossier en de door verweerder ter zitting gegeven toelichting zijn die besluiten naar een onjuist adres toegezonden. Daarom heeft de bekendmaking niet op voorgeschreven wijze plaatsgevonden. De termijn is dan ook op een latere datum aangevangen.

8. Ervan uitgaande dat eiseres bij de brief van 19 maart 2015 van verweerder de primaire besluiten III en IV alsnog heeft ontvangen, is de bezwaartermijn aangevangen op 20 maart 2015. De bezwaarschriften zijn binnen de daarop volgende bezwaartermijn ontvangen en derhalve zijn de bezwaren ontvankelijk.

Beoordeling van het geschil

9. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7346) mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat op één GBA-adres één zelfstandige woning is gelegen en al degenen die op hetzelfde adres zijn ingeschreven, met uitzondering van de onderhuurder en degenen die behoren tot diens huishouden, aanmerken als medebewoners die behoren tot hetzelfde huishouden als de aanvrager van de huurtoeslag.

10. Eiseres heeft niets aangevoerd waaruit kan volgen dat zij zelfstandige woonruimte huurde zonder een medebewoner. Verweerder heeft de moeder in 2012 en 2013 daarom in beginsel terecht als medebewoner kunnen aanmerken.

11. Eiseres heeft zich beroepen op haar verzorgingsbehoefte. In verband hiermee heeft eiseres een indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg van 15 oktober 2012 overgelegd. Op basis van het indicatiebesluit is eiseres gedurende 20 tot 24,9 uur per week voor “Persoonlijke verzorging” geïndiceerd.

12. Artikel 2a van het Besluit op de huurtoeslag (tekst 2012; de tekst van dit artikel in 2013 is gelijkluidend, behoudens de in het tweede lid, letters b en c genoemde bedragen (€ 3.945 respectievelijk € 43.275 in 2013), hierna: het Besluit), voor zover relevant, luidt:

“1 Op verzoek blijft voor de toepassing van artikel 2 van de wet, van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de op die artikelen berustende bepalingen voor zover het betreft het toekennen van een huurtoeslag, een partner of medebewoner buiten beschouwing indien sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de huurder, diens partner of een medebewoner.

2 Het eerste lid geldt uitsluitend ten aanzien van de partner of medebewoner die met het oog op de verzorgingsbehoefte van de huurder of van hemzelf op hetzelfde woonadres als de huurder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en is van toepassing indien:

a. de verzorgingsbehoefte blijkt uit een verklaring van een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

b. het voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over het berekeningsjaar van de in het eerste lid bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 3 850 en

c. het gezamenlijke toetsingsinkomen van de huurder, diens partner en de medebewoners, met inbegrip van de in het eerste lid bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 42 250.”

13. Uit het indicatiebesluit blijkt niet dat bij eiseres sprake is van een indicatie voor de functie ”Verblijf”. Evenmin blijkt hieruit dat eiseres niet zelfstandig zou kunnen wonen. Er is daarom niet voldaan aan de voorwaarde in artikel 2a, eerste lid en tweede lid, letter a, van het Besluit. Verweerder is dan ook niet gehouden op grond van artikel 2a van het Besluit de moeder als medebewoner buiten beschouwing te laten.

14. Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van een “verworven recht” voor de huurtoeslag op grond waarvan zij niettemin in aanmerking komt voor huurtoeslag. Ter zitting heeft zij toegelicht dat ze een beroep doet op door verweerder opgewekt vertrouwen en de rechtszekerheid. Uit de brief van 11 juli 2012 volgt dat zij, zolang haar zorgsituatie niet verandert, recht heeft op huurtoeslag. Eiseres heeft ook verwezen naar een telefoongesprek met verweerder naar aanleiding van die brief.

Verweerder heeft in dit verband gesteld dat ondanks dat uit het indicatiebesluit niet blijkt dat voldaan wordt aan de in artikel 2a van het Besluit vereiste verzorgingsbehoefte, betrokkenen al langer samen in de woning wonen en de verzorging de reden is voor voortdurende inwoning. Om die reden is in 2009 de situatie beoordeeld als ware sprake van de vereiste verzorgingsbehoefte. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat in de jaren 2009 tot en met 2011 het gezamenlijk inkomen van eiseres en haar moeder meer bedroeg dan vereist in artikel 2a, tweede lid, letter c, van het Besluit. De toekenning van de huurtoeslag berustte dan ook op een fout. Er is echter geen toezegging gedaan dat ook in de toekomst huurtoeslag zou worden toegekend. Dat er geen sprake is van veranderde omstandigheden, doet niet ter zake, omdat het recht op huurtoeslag elk jaar op zich wordt beoordeeld, aldus nog steeds verweerder.

15. Eiseres heeft voorschotten op de huurtoeslag ontvangen. Aan de enkele verlening van een voorschot kan naar vaste rechtspraak geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende definitieve aanspraak op toeslag bestaat.

16. De handelswijze van verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank bij eiseres echter de indruk kunnen wekken dat een door verweerder vanaf het jaar 2009 voor het toekennen van huurtoeslag gevolgde gedragslijn berustte op een bewuste standpuntbepaling. Er is hier sprake van een toezegging van verweerder waaraan eiseres vertrouwen kon ontlenen, inhoudende dat voor de toekenning van huurtoeslag het medebewonerschap van de moeder bij onveranderde omstandigheden buiten toepassing wordt gelaten overeenkomstig artikel 2a van het Besluit. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt. Uit de tekst van de brief volgt dat eiseres recht heeft op huurtoeslag met ingang van 1 januari 2009 omdat de moeder buiten beschouwing zal worden gelaten voor de berekening van de huurtoeslag. De brief heeft naar zijn strekking betrekking op artikel 2a, eerste lid, van het Besluit, en daarmee op de beide voorwaarden genoemd in artikel 2a, tweede lid, letter a en letter c, van het Besluit. De rechtbank acht gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting verder aannemelijk dat de toekenning van de huurtoeslag door verweerder vanaf 1 januari 2009 in strijd is met die twee voorwaarden. De toezegging van verweerder was echter niet zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing dat eiseres op nakoming van die toezegging in redelijkheid niet mocht rekenen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres een juridische leek is die niet werd bijgestaan door een professionele gemachtigde. Verder is van belang dat eiseres onbestreden heeft verklaard na ontvangst van de brief met verweerder te hebben gebeld over de inhoud van de brief, waarin haar werd medegedeeld dat de door haar daaraan gegeven uitleg, inhoudende dat zij vanaf 2009 recht zou hebben op huurtoeslag ondanks inwoning van haar moeder, juist was.

17. Gelet op de formulering van de brief strekt die toezegging, anders dan verweerder heeft gesteld, zich uit over meerdere jaren. Dit betekent dat eiseres er op mocht vertrouwen dat verweerder die als vast te kenmerken gedragslijn ook bij het toekennen van de toeslag over een volgend jaar zou volgen, indien althans sprake is van een zelfde zich onveranderd voordoende aangelegenheid. Met betrekking tot dit laatste rust de bewijslast op eiseres. De rechtbank acht aannemelijk dat de omstandigheden ten opzichte van de situatie in 2009 niet relevant zijn gewijzigd. Eiseres heeft onbestreden gesteld dat sindsdien haar inkomen en dat van haar moeder niet of nauwelijks zijn gestegen, anders dan door indexering en een toenemende zorgbehoefte welke leidde tot een hoger persoonsgebonden budget. Ook heeft zij onbestreden gesteld dat haar zorgbehoefte niet is afgenomen.

18. Verweerder is bij wijziging van zijn standpunt gehouden het gewekte vertrouwen te honoreren/respecteren voor zolang en voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is op een standpuntwijziging te anticiperen. In de onderhavige situatie heeft verweerder zonder voorafgaand bericht ten aanzien van 2012 en 2013 het standpunt gewijzigd en zodoende de eerder uitbetaalde huurtoeslagen teruggevorderd. Verweerder heeft dus zodoende geen rekening gehouden met het gewekte vertrouwen. Dat dit vertrouwen in strijd met het Besluit en ook contra legem is gewekt, doet hieraan niet af. Gelet op het voorgaande dient het recht op huurtoeslag van eiseres over de jaren 2012 te worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2a van het Besluit. Daarom dient het medebewonerschap van de moeder, en daarmee het inkomen van de moeder, voor de huurtoeslag 2012 en 2013 buiten beschouwing te blijven.

19. Het beroep is gegrond. De bestreden beslissingen dienen te worden vernietigd. De rechtbank draagt verweerder op nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Proceskosten

20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat gesteld noch gebleken is dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Rechtsmiddel