Rechtbank Noord-Holland, 01-06-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:4372, AWB - 15 _ 469
Rechtbank Noord-Holland, 01-06-2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:4372, AWB - 15 _ 469
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 1 juni 2016
- Datum publicatie
- 23 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2016:4372
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 469
- Relevante informatie
- Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 3
Inhoudsindicatie
Het ministerie kan geen aanspraak meer maken op terugbetaling van het nog openstaande kredietbedrag, zodat geen sprake is van een voor verwezenlijking vatbaar recht in de zin van artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001. Er bestond derhalve geen recht meer dat kon worden prijsgegeven. Er is niet aan de voorwaarden voor de kwijtscheldingsvrijstelling voldaan.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/469
(gemachtigde: mr. O.G. van Laar),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 11 oktober 2014 voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van
€ 698.299.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een conclusie van repliek ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2016 te Haarlem.
Namens eiseres zijn verschenen [A] en [B] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door F.G. van Pelt en N.E. Vis.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres, opgericht in 1997, drijft een onderneming die zich bezig houdt met het ontwerpen, adviseren en begeleiden van financiële producten.
2. Op 14 november 1997 is op voordracht van de minister van Economische Zaken het Besluit kredieten elektronische-dienstenontwikkeling vastgesteld, houdende regels inzake de verstrekking van kredieten voor de ontwikkeling van elektronische diensten (gepubliceerd in het Staatsblad van 27 november 1997, nr. 554; nader te noemen: Besluit KREDO).
Artikel 2 van het Besluit KREDO luidt als volgt:
“1. Onze Minister verstrekt op aanvraag een subsidie in de vorm van een krediet aan een ondernemer die voor eigen rekening en risico een ontwikkelingsproject uitvoert.
2. Geen krediet wordt verstrekt, indien voor het project reeds door Onze Minister subsidie is verstrekt.”
Artikel 12 van het Besluit KREDO luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Onze Minister geeft een beschikking tot kredietverlening slechts onder de voorwaarde, dat de beschikking vervalt, indien de betrokkene niet voor een door Onze Minister te bepalen tijdstip meewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst met de staat, overeenkomstig een bij de beschikking gevoegd aanbod.
2. De in het eerste lid bedoelde overeenkomst bevat in ieder geval voor de betrokkene verplichtingen ter zake van:
(…)
h. de vergoeding van rente over de verstrekte bedragen, met inachtneming van een bij regeling van Onze Minister vastgesteld tarief;
i. de aflossing van het krediet en de rente;
(…)”
3. In de Nota van Toelichting (blz. 14) bij het Besluit KREDO is onder meer opgenomen:
“De terugbetalingsregeling wordt zodanig vastgesteld, dat het krediet kan worden afgelost uit de omzet die kan worden gerealiseerd met de uit het project voortvloeiende of ervan afgeleide dienstverlening, binnen de economische levensduur van het product, doch in ten hoogste tien jaar. Daarbij wordt uitgegaan van de geschatte cash flow (brutowinst plus afschrijving ontwikkelingskosten). Indien op deze wijze het krediet na tien jaar nog niet is afgelost, behoeft het niet verder te worden terugbetaald. Aldus is de terugbetaling van het krediet gekoppeld aan de mate van commercieel succes. Dit geeft het krediet zijn risicodragend karakter.”
4. In 2000 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een krediet voor de ontwikkeling van een project op grond van het Besluit KREDO. Bij brief van 30 november 2000 heeft het ministerie van Economische Zaken (hierna: het ministerie) een krediet toe van maximaal fl 800.000 (€ 363.024). Bij deze brief is een overeenkomst gevoegd (hierna: de kredietovereenkomst). Eiseres heeft zich, middels ondertekening, akkoord verklaard met de gestelde kredietvoorwaarden.
5. In de kredietovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel 1 Kredietverstrekking
1. De Minister verstrekt aan kredietnemer en kredietnemer aanvaardt een geldlening ter grootte van 40% van de projectkosten, verbonden aan het project “Generieke Rekenmodule” (Kredo nr. KRE00070), een en ander overeenkomstig de regeling en de brief van 30 november 2000 (…) tot een bedrag van ten hoogste NLG 800.000,- (EUR 363.024,-).
(…)
Artikel 6Commercialisatie van de resultaten van het project
1. Kredietnemer zal zich gedurende en na beëindiging van het ontwikkelingsproject inspannen om de resultaten van het ontwikkelingsproject te commercialiseren.
(…)