Home

Rechtbank Noord-Holland, 08-11-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:11227, HAA 16/4704 en 16/4705

Rechtbank Noord-Holland, 08-11-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:11227, HAA 16/4704 en 16/4705

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
8 november 2017
Datum publicatie
5 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:11227
Zaaknummer
HAA 16/4704 en 16/4705
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 4

Inhoudsindicatie

De toeristenbelasting is onderdeel van de vergoeding waarover omzetbelasting moet worden voldaan.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummers: HAA 16/4704 en HAA 16/4705

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 november 2017 in de zaken tussen

[X] , gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.E. Tissen),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen, kantoor Noord-West, verweerder.

16/4704

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over de perioden 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 op 27 november 2014 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 67.623 en € 7.631 (de naheffingsaanslagen). Bij het opleggen van de naheffingsaanslagen zijn tevens bij beschikkingen boeten opgelegd van respectievelijk € 16.905 en € 1.907 (de boetebeschikkingen) en is heffingsrente onderscheidenlijk belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 7.676 onderscheidenlijk € 498 (de rentebeschikkingen).

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2017 te Haarlem.

Namens eiseres is de gemachtigde verschenen, tot bijstand vergezeld van [A] en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. Wolters en mr. J.B. Wieken.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres exploiteert hostels verspreid over Nederland en is ter zake ondernemer in de zin van Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Naast het verstrekken van logies verstrekt eiseres ontbijt, lunch, diner, verhuurt zij fietsen en verkoopt zij diverse museumkaarten en vervoersbewijzen. Bij verschillende hostels het mogelijk om een zaal te huren voor zakelijke en recreatieve doeleinden.

2. Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, is door diverse gemeenten toeristenbelasting geheven van eiseres. Eiseres heeft deze belasting aan haar gasten doorberekend via een all-in kamerprijs. Op de factuur of afrekening vermeldde eiseres de kamerprijs en de vergoedingen voor de overige diensten die zij aan de gast heeft verleend en de eventuele kortingen die zij daarop toepaste. Dit waren prijzen inclusief BTW. De toeristenbelasting werd daarbij niet vermeld. Verder stond op de afrekening vermeld op welke bedragen eiseres de verschillende BTW tarieven had toegepast. Bij ‘BTW 0%’, stond het bedrag dat eiseres aan toeristenbelasting verschuldigd was. Ook daar werd de term ‘toeristenbelasting’ niet gebruikt.

3. Ten behoeve van de belastingheffing is verweerder een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting over het jaar 2010. Met betrekking tot de grondslag voor de heffing van omzetbelasting in relatie tot de toeristenbelasting is het onderzoek uitgebreid naar de jaren 2008 tot en met 2012.

4. Met dagtekening 17 september 2014 is het controlerapport van dit onderzoek opgesteld. Hierin is eiseres, naast de door verweerder in aanmerking genomen correcties, op de hoogte gebracht dat verweerder voornemens is vergrijpboeten op te leggen.

5. Voor zover hier van belang wordt in het rapport het volgende vermeld:

“5.4.1. bevindingen volledigheid omzet

Naar aanleiding van mijn bevindingen bij de controle van de volledigheid van de omzet ben ik tot de conclusie gekomen dat de omzet niet volledig is verantwoord in Exact. [Eiseres] vermeldde in 2010 op de verkoopfactuur niet afzonderlijk de bedragen die aan de gast in rekening zijn gebracht voor toeristenbelasting. [Eiseres] rekent een all-in prijs aan de klant, hierin is zowel de logies als het ontbijt als de toeristenbelasting opgenomen. Op de factuur wordt geen verdere verbijzondering aangebracht. In de uitsplitsing van de gefactureerde bedragen naar de diverse omzetbelasting categorieën wordt op de factuur vermeldt dat een bedrag (afhankelijk van de gemeente waarin de overnachting plaatsvindt) tegen 0% btw wordt gefactureerd. Het is voor de klant niet bekend dat dit bedrag de toeristenbelasting betreft.”

6. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn aan eiseres de onderhavige naheffingsaanslagen en beschikkingen opgelegd. Bij uitspraken op bezwaar zijn de naheffingsaanslagen en rentebeschikkingen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd.

Geschil 7. In geschil is of eiseres over het bedrag aan toeristenbelasting dat zij aan de verschillende gemeenten heeft betaald, terecht geen omzetbelasting heeft voldaan.

8. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte omzetbelasting heeft nageheven over de bedragen aan toeristenbelasting, omdat de toeristenbelasting een uitschot van belastingen is als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c van de Wet OB. Hiertoe stelt zij dat voor de vaststelling van de verschuldigde omzetbelasting geen betekenis toekomt aan de tekst en lay-out van de aan de gasten uitgereikte factuur. Voorts stelt eiseres dat volstaat dat het bedrag aan toeristenbelasting afzonderlijk op de factuur of afrekening is vermeld. Tot slot stelt eiseres dat het, gelet op alle communicatie-uitingen aangaande de overnachtingen, het aan de gasten duidelijk moet zijn dat toeristenbelasting in rekening zal worden gebracht, zodat vermelding van het bedrag op de factuur volstaat.

Eiseres concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en teruggaaf van respectievelijk € 68.033 en € 21.301, met vergoeding van heffingsrente en belastingrente.

9. Verweerder stelt dat eiseres de toeristenbelasting niet afzonderlijk aan de gasten in rekening heeft gebracht en dat die belasting daarom onderdeel van de vergoeding is waarover omzetbelasting moet worden voldaan.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

Beoordeling van het geschil

10. Artikel 224 van de Gemeentewet luidt als volgt:

“1. Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven, kan een toeristenbelasting worden geheven.

2. Voor zover de belasting wordt geheven van degene die gelegenheid tot verblijf biedt, is deze bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.”

11. Artikel 8 van de Wet OB luidt, voor zover van belang, als volgt:

“1. De belasting wordt berekend over de vergoeding.

2. De vergoeding is het totale bedrag dat - of voor zover de tegenprestatie niet in een geldsom bestaat, de totale waarde van de tegenprestatie welke - ter zake van de levering of de dienst in rekening wordt gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen. Ingeval ter zake van de levering of de dienst meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is gebracht, komt in plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in hoever:

a. de korting voor contante betaling, de kosten van verpakking, de vracht- en assurantiekosten, de uitschotten van belasting en andere met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen niet tot de vergoeding behoren;

(…)”

12. Artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (Uitvoeringsbesluit) luidt als volgt:

“Tot de vergoeding behoren niet: de voor degene aan wie de dienst wordt bewezen, aan rechten bij invoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet en andere belastingen en heffingen gedane uitschotten, alsmede andere bij ministeriële regeling aan te wijzen met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen betreffende niet belastbare of vrijgestelde prestaties.”

13. De Hoge Raad oordeelde in zijn arrest van 8 mei 1985, ECLI:NL:HR:LJN AW8280:

“Een toeristenbelasting kan slechts dan tot de uitschotten van belasting als vorenbedoeld worden gerekend indien zij naar evenredigheid van de dienst – het bieden van gelegenheid tot verblijf – verschuldigd is door degene die de dienst verricht en als zodanig afzonderlijk en naar evenredigheid van de dienst wordt doorberekend aan degene aan wie de dienst wordt bewezen. In casu is aan die voorwaarden niet voldaan. Immers, het Hof heeft feitelijk en in cassatie onbestreden geoordeeld dat belanghebbende de door haar volgens een forfaitair tarief – ongeacht het aantal overnachtingen – verschuldigde toeristenbelasting ongespecificeerd en niet voor dezelfde bedragen heeft doorberekend in haar tarieven.”

14. De rechtbank leidt uit bovengenoemde regelgeving en het in 14 aangehaalde arrest af dat de specificatie van het in rekening gebrachte bedrag als zijnde “toeristenbelasting” noodzakelijk is om de toeristenbelasting te kunnen rekenen tot de uitschotten van belasting. In het onderhavige geval staat vast dat eiseres de door haar verschuldigde toeristenbelasting per overnachting heeft doorberekend aan de gasten. Eiseres heeft dit echter ongespecificeerd gedaan, op de afrekeningen wordt de toeristenbelasting immers niet als zodanig vermeld. Het slechts op de afrekening of facturen vermelden van het bedrag van de toeristenbelasting met de toevoeging BTW 0% kan niet worden aangemerkt als het afzonderlijk in rekening brengen van die belasting. Dat in de communicatie-uitingen aangaande de overnachtingen melding wordt gemaakt van het feit dat toeristenbelasting in rekening zal worden gebracht, kan evenmin worden aangemerkt als het afzonderlijk in rekening brengen van die belasting, ook niet in samenhang met de vermelding van het bedrag aan toeristenbelasting bij het onderdeel BTW 0%. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat ter zitting is komen vast te staan dat wanneer eiseres een korting aanbiedt aan haar gasten, die korting een percentage betreft van de all-in prijs. De korting wordt derhalve tevens berekend over de toeristenbelasting die deel uitmaakt van die all-in prijs. Deze korting heeft evenwel geen gevolgen voor de toeristenbelasting die eiseres aan de diverse gemeentes verschuldigd is. Het verschil neemt eiseres voor haar rekening terwijl zij op de afrekeningen wel het totale bedrag van door haar verschuldigde toeristenbelasting vermeldt bij BTW 0%. De wijze waarop de korting aan de klant wordt gepresenteerd (een korting over de all-in prijs en dus inclusief de toeristenbelasting) brengt met zich dat de toeristenbelasting door eiseres niet wordt gepresenteerd als een belasting die naar evenredigheid wordt doorberekend aan degene aan wie de dienst wordt bewezen. De rechtbank oordeelt dan ook dat in het onderhavige geval de toeristenbelasting niet tot de uitschotten van belasting kan worden gerekend.

15. Aan het bovenstaande doet niet af dat eiseres geen plicht heeft om facturen uit te reiken aan particulieren. Van belang is dat de toeristenbelasting, om als uitschot te kunnen worden aangemerkt, als zodanig afzonderlijk en naar evenredigheid van de dienst moet worden doorberekend aan degene aan wie de dienst wordt bewezen. Eiseres is niet verplicht dat met een factuur te doen. Nu eiseres er echter voor heeft gekozen om aan haar klanten afrekeningen te verstrekken, had daarop de specificatie van toeristenbelasting moeten staan. De beroepsgrond van eiseres dat de facturen die eiseres uitreikt zonder betekenis of belang zijn, faalt daarom.

16. Eiseres heeft ter ondersteuning van haar standpunt verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) van 1 juni 2006, “De Danske Bilimportøter”, C-98/05, ECLI:EU:C:2006:363 (het arrest). Het arrest over de Deense registratiebelasting gaat echter uitsluitend over het begrip doorlopende post uit de Zesde richtlijn en daarvan is in onderhavige zaken geen sprake. Vaststaat immers dat het hier niet gaat om een belastingplicht van de gast die door eiseres in naam en voor rekening van hem wordt voldaan maar om de eigen belastingplicht van eiseres. De Zesde richtlijn (en ook de thans geldende btw-richtlijn) kent verder niet een uitzondering op de maatstaf van heffing voor uitschotten van belasting.

17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

18. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de rentebeschikkingen. Ook overigens is niet gebleken dat de rente ten onrechte of naar een onjuist bedrag, dan wel in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht is berekend.

Proceskosten

19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, mr. B. van Walderveen en mr. dr. M.M.W.D. Merkx, leden, in aanwezigheid van mr.drs. L.M. Brouwer-Harten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2017.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel