Rechtbank Noord-Holland, 28-03-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2347, AWB - 15 _ 3610
Rechtbank Noord-Holland, 28-03-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2347, AWB - 15 _ 3610
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 28 maart 2017
- Datum publicatie
- 3 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2017:2347
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 3610
Inhoudsindicatie
Belastingplichtige had, ongeacht de gedraging van verweerder, schriftelijk bezwaar moeten maken. Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Er is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast door de onherroepelijke informatiebeschikking. Belastingplichtige heeft haar stellingen niet met bewijs onderbouwd, zodat zij niet is geslaagd in de op haar rustende verzwaarde bewijslast. Verweerder heeft de schatting van de belastbare inkomens gebaseerd op een theoretische omzetberekening en dat is redelijk. De belastbare inkomens zijn niet te hoog vastgesteld.
De vergrijpboeten ib/pvv zijn verminderd in verband met de schatting en overschrijding van de redelijke termijn. De vergrijpboeten zvw zijn verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn.”
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 15/3610 tot en met 15/3614 en 15/3616 tot en met 15/3620
(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres de volgende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) en boeten opgelegd onder gelijktijdige vaststelling van beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente:
- met dagtekening 28 maart 2015 voor het jaar 2009, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.994. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 12.801 en een bedrag van € 3.459 aan heffingsrente in rekening gebracht (HAA 15/3610);
- met dagtekening 28 maart 2015 voor het jaar 2010, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.846. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 16.744 en een bedrag van € 3.606 aan heffingsrente in rekening gebracht (HAA 15/3612);
- met dagtekening 28 maart 2015 voor het jaar 2011, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.535. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 13.905 en een bedrag van € 2.275 aan heffingsrente in rekening gebracht (HAA 15/3614);
- met dagtekening 28 maart 2015 voor het jaar 2012, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.870. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 15.466 en een bedrag van € 1.667 aan belastingrente in rekening gebracht (HAA 15/3617);
- met dagtekening 6 juni 2015 voor het jaar 2013, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.617. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 806 aan belastingrente in rekening gebracht (HAA 15/3619).
Verweerder heeft aan eiseres tevens de volgende navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: zvw) en boeten opgelegd onder gelijktijdige vaststelling van beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente:
- met dagtekening 14 maart 2015 voor het jaar 2009, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 32.369. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 776 en een bedrag van € 256 aan heffingsrente in rekening gebracht (HAA 15/3611);
- met dagtekening 14 maart 2015 voor het jaar 2010, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 33.189. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 821 en een bedrag van € 209 aan heffingsrente in rekening gebracht (HAA 15/3613);
- met dagtekening 14 maart 2015 voor het jaar 2011, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 33.427. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 944 en een bedrag van € 189 aan heffingsrente in rekening gebracht (HAA 15/3616);
- met dagtekening 14 maart 2015 voor het jaar 2012, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 50.064. Gelijktijdig is bij beschikking een boete opgelegd van € 1.251 en een bedrag van € 160 aan belastingrente in rekening gebracht (HAA 15/3618);
- met dagtekening 2 juni 2015 voor het jaar 2013, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 50.853. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 115 aan belastingrente in rekening gebracht (HAA 15/3620).
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren afgewezen en de navorderingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft voor de zitting nadere stukken ingediend. De nadere stukken zijn in kopie verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2016 te Haarlem. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, [A] (tolk) en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden drs. F.E.T. Nijssen, mr. O.C.W. Pos en H. Groenland.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om gedingstukken in te brengen. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om de bezwaarschriften ib/pvv in te dienen, alsmede een bewijs van verzending daarvan.
Verweerder heeft op 27 oktober 2016 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres. Eiseres heeft op 7 november 2016 een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder dat een nadere zitting plaatsvindt. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 8 december 2016.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres was in de jaren 2009 tot en met 2013 werkzaam in de seksuele dienstverlening op de [C] .
2. Op 19 december 2012 hebben twee medewerkers van de Belastingdienst van een Bulgaarse prostituee fotokopieën van een werkagenda ontvangen.
3. Op 15 maart 2013 heeft de Actie Telraam (hierna: de Actie) plaatsgevonden. De Actie was een controleactie van de overheid in het [D] prostitutiegebied aan de [C] .
4. Bij brief van 9 april 2013 heeft verweerder op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr) aan de officier van justitie verzocht om kopieën van de administratie die tijdens de Actie in beslag is genomen. De door verweerder ontvangen informatie van de officier van justitie is niet gebruikt voor het opleggen van de thans bestreden aanslagen.
5. Op 14 januari 2014 heeft het boekenonderzoek plaatsgevonden. Het boekenonderzoek was in eerste instantie beperkt tot de omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 oktober 2013.
6. In de brief van 14 januari 2014 meldt verweerder dat het boekenonderzoek voor de omzetbelasting wordt uitgebreid naar de jaren 2009 tot en met 2011 en de maanden november en december 2013. Voorts wordt het onderzoek uitgebreid naar de ib/pvv over de jaren 2009 tot en met 2012. In de brief verzoekt verweerder tevens om verstrekking van de jaarstukken met bijlagen, de kasadministratie, nota’s/bonnen/facturen en agenda’s en afsprakenboeken.
7. Verweerder heeft met dagtekening 11 april 2014 een informatiebeschikking afgegeven voor de omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2013 en voor de inkomstenbelasting over de jaren 2009 tot en met 2012. Verweerder heeft in de informatiebeschikking gesteld dat eiseres niet aan haar administratieverplichting ingevolge artikel 52 van de Awr voldoet. Eiseres is er daarin voorts op gewezen dat zij dient te doen blijken dat de belastingaanslagen niet juist zijn in het geval de informatiebeschikking onherroepelijk wordt en alsnog niet aan die verplichting wordt voldaan.
8. Eiseres heeft op 23 mei 2014 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.
9. Bij uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2014 heeft verweerder het bezwaar tegen de informatiebeschikking afgewezen.
10. Met dagtekening 19 januari 2015 is het (concept)rapport boekenonderzoek naar eiseres toegezonden. Het rapport luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“5 (Kas) - administratie 2009 tot en met 2013
Mevrouw [X] houdt een kasboek bij. In dit kasboek noteert zij onder andere de kamerhuur en een totaalbedrag aan wat zij aan het einde van de avond over heeft. Dit noteert zij als ontvangsten van klanten.
Wij hebben deze werkwijze drie (3) keer bevraagd bij mevrouw [X] , zij heeft deze manier van registreren tevens op papier bevestigd.
De enige juiste conclusie voor deze manier van registreren is dat op werkdagen de betaalde kamerhuur niet als omzet wordt opgegeven.
In de het kasboek zijn geen begin- en eindsaldo’s opgenomen worden. Ook is het kasboek niet periodiek (wekelijks) afgesloten. Kascontrole ontbreekt derhalve. Stortingen vanuit de kas naar de bank en andersom zijn ook niet in het kasboek vermeld. Ook worden privé opnamen niet in het kasboek vermeld.
Kortom, het verloop van de contante geldstromen is niet te volgen.
De kasadministratie binnen de bedrijfsvoering van mevrouw [X] vervult een meer dan gemiddeld prominente rol. Dit omdat de door haar gerealiseerde omzet contant met de klant wordt afgerekend. Dit betekent dat er een sluitende kasadministratie moet worden bijgehouden waarop regelmatig (1 keer per week) kascontrole (geldtellen) wordt toegepast. Dit is niet gebeurd.
Nu een voldoende administratie van deze geldstroom ontbreekt moet worden gesteld dat de gevoerde
administratie niet voldoet aan de eisen die het bedrijf aan de bij te houden administratie stelt. De gevoerde kasadministratie kan dan ook niet dienen als een deugdelijke grondslag voor de berekening van de winst.
De gevoerde kasadministratie wordt verworpen.
Informatiebeschikking
Naar aanleiding van de bevindingen is ten aanzien van de ontbrekende administratie zoals dagafschriften van de bank etc. een informatiebeschikking opgemaakt. Tegen deze beschikking is bezwaar aangetekend waarop afwijzend door de inspecteur is beslist. Het gevolg hiervan is dat er bij een eventuele bezwaar - en beroepsprocedure verzwaring van de bewijslast aan de orde is. Mevrouw [X] dient te bewijzen dat de opgelegde aanslagen niet juist zijn. Inmiddels is de informatiebeschikking onherroepelijk geworden.
Omkering van de bewijslast kan eveneens worden gesteld vanwege de omstandigheid dat gezien de
grootte van de correcties, de vereiste aangiften niet zijn ingediend.
De omkering van de bewijslast is geregeld in artikel 25 lid 3 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en 27e (AWR).
Kamerhuur en omzet
Mevrouw [X] verklaarde aan het einde van de werkdag datgene wat zij contant over heeft als omzet in haar kasboek te noteren. Hierdoor wordt er te weinig omzet aangegeven.
Wij hebben daarom in onderstaande opstelling over het desbetreffende jaar de dagen dat er een kamer
gehuurd is maal de huurprijs weergegeven.
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
|
Januari |
31 |
24 |
29 |
31 |
31 |
Februari |
16 |
27 |
15 |
29 |
28 |
Maart |
31 |
30 |
29 |
31 |
29 |
April |
27 |
30 |
22 |
14 |
30 |
Mei |
16 |
31 |
** |
31 |
13 |
Juni |
6 |
30 |
21 |
27 |
30 |
Juli |
26 |
31 |
30*** |
20 |
31 |
Augustus |
24 |
15 |
23*** |
31 |
31 |
September |
20 |
27 |
30^^ |
19 |
14 |
Oktober |
29 |
24 |
28^^ |
30 |
26 |
November |
29 |
30 |
15^^ |
16 |
30 |
December |
20 |
27 |
29^^ |
29 |
15 |
Totaal |
275 |
323 |
169/102^^ |
309 |
308 |
Kamerhuur |
€ 110 |
€ 110 |
€ 110 X 169 |
€ 120 |
€ 125 |
Kamerhuur |
€ 120 X 102 |
||||
Omzet |
€ 30.250 |
€ 35.530 |
€ 30.830 |
€ 37.080 |
€ 38.500 |
** Gehele maand mei 2011 niet gewerkt. Overigens kasblad maand april is nummer 5, kasblad
nummer 6 is niet ingevuld en kasblad nummer 7 is juni?
*** Opmerkelijk is het dat de kasadministratie van juli 2011 is opgemaakt via kasbladen 11 en 12 en de maand augustus waarschijnlijk eerder is opgemaakt op kasbladen 9 en 10.