Rechtbank Noord-Holland, 04-05-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2928, AWB - 14 _ 2467
Rechtbank Noord-Holland, 04-05-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2928, AWB - 14 _ 2467
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 4 mei 2017
- Datum publicatie
- 19 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2017:2928
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 2467
Inhoudsindicatie
De schatting van verweerder van de inkomsten uit onderverhuur en de handel in auto’s is niet onredelijk. Eiser heeft de gestelde kosten op geen enkele wijze onderbouwd, zodat geen kosten in aanmerking behoeven te worden genomen. Eiser heeft in absolute en in relatieve zin een aanzienlijk bedrag aan inkomsten buiten de aangifte gelaten. Het is aan opzet van eiser te wijten dat de aangiften onjuist en onvolledig zijn gedaan, dat de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld en dat te weinig belasting is geheven.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummers: HAA 14/2467, 14/2468 en 14/2469
Gemachtigde: T. Sinnige
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2012 voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 236.837 en bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 55.493 (50% van de nagevorderde belasting).
Met dagtekening 22 mei 2012 heeft verweerder een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) 2007 opgelegd berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 30.623 (bijdrage-inkomen van € 225.396). (HAA14/2467)
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2012 voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 209.426 en bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 48.300 (50% van de nagevorderde belasting).
Met dagtekening 22 mei 2007 heeft verweerder een navorderingsaanslag Zvw 2008 opgelegd, berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 31.231 (bijdrage-inkomen
€ 197.609). (HAA 14/2468)
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 24 mei 2012 voor het jaar 2009 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 215.349, alsmede bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 49.714.
Met dagtekening 24 mei 2007 heeft verweerder een aanslag Zvw 2009 opgelegd, berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 32.369 (bijdrage-inkomen € 203.185).
(HAA 14/2469)
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 juni 2014 de navorderingsaanslag ib/pvv 2007 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 218.396 en de boete verminderd tot € 50.698.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 mei 2014 de aanslag Zvw 2007 gehandhaafd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 juni 2014 de navorderingsaanslag ib/pvv 2008 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 194.931 en de boete verminderd tot € 44.531.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 mei 2014 de aanslag Zvw 2008 gehandhaafd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 juni 2014 de aanslag ib/pvv 2009 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 201.875 en de boete verminderd tot € 46.211.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 mei 2014 de aanslag Zvw 2009 gehandhaafd.
Eiser heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2017 te Haarlem.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en H.C. Demmers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door F.H.M. van Hooff, mr. W.Y. Ip en R.J. Meinema.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is geboren op [a] .
2. Eiser heeft op 18 mei 2009 voor het jaar 2007 aangifte ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen van € 10.950.
3. Eiser heeft op 28 mei 2010 voor het jaar 2008 aangifte ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen van € 11.817.
4. Eiser heeft op 16 juni 2011 voor het jaar 2009 aangifte ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen van € 12.164.
5. Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften ib/pvv over de jaren 2006 tot en met 2010 en de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2006 tot en met 13 december 2010. De resultaten zijn neergelegd in een rapport met dagtekening 26 april 2012. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
3.1.1.1 Verhuur woningen
Uit het onderzoek van de DWI blijkt dat belastingplichtige in de jaren 2006 tot en met 2010 de navolgende woningen huurt om ze vervolgens door te verhuren.
Adres
[B]
[C]
[D]
[E]
[F]
[G]
[H]
[I]
[J]
[K]
[L]
[M]
[N]
[O]
[P]
[Q]
[R]
Aangezien belastingplichtige in het geheel geen administratie heeft bijgehouden van de huur en verhuur heb ik aan de hand van de in beslag genomen stukken tijdens de doorzoeking van 21 juni 2011 zo goed als mogelijk berekend hoeveel belastingplichtige heeft verdiend aan de verhuur.
Met de huurcontracten heb ik bepaald hoeveel huur is betaald voor de woningen. Vervolgens heb ik aan de hand van het tijdens de doorzoeking aangetroffen schrift betekend hoeveel huur belastingplichtige heeft ontvangen in de jaren 2006 tot en met 2010. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de aantekeningen in het betreffende schrift waarschijnlijk dateren uit 2006 of 2007. Dit leid ik af uit het feit dat de woningen die in de loop van 2007 of later worden gehuurd niet in het schrift voorkomen.
Van een aantal woningen te weten [I] , [J] , [M] en [P] zijn de huuropbrengsten niet bekend. Deze woningen zijn niet vermeld in het tijdens de doorzoeking aangetroffen schrift. Aan de hand van de wel bekende huuropbrengsten heb ik berekend hoeveel de winst gemiddeld per woning is (€ 793 per maand). Vervolgens heb ik dit gemiddelde gebruikt om de verhuuropbrengst van deze 4 woningen te berekenen.
Het bedrag dat belastingplichtige meer heeft ontvangen aan huur dan dat belastingplichtige heeft betaald merk ik voor de jaren 2006 tot en met 2010 aan als resultaat uit overige werkzaamheden. De berekening heb ik als bijlage bij dit rapport gevoegd.
Correctie 2006 € 98.282
Correctie 2007 € 109.896
Correctie 2008 € 122.609
Correctie 2009 € 126.685
Correctie 2010 € 116.840
3 1.1.2 Verkoop auto’s
Uit het onderzoek van de DWI blijkt eveneens dat belastingplichtige in de jaren 2006 tot en met 2010 handelde in tweede hands auto’s.
De auto’s stonden onder andere op naam van de ex-echtgenote, op naam van de dochter [S] , op naam van [T] en op naam van [U] . Tijdens het verhoor bij de DWI heeft belastingplichtige verklaard dat zij niets te maken hebben met de autohandel en dat belastingplichtige de winst genoot. Ook deze inkomsten heeft belastingplichtige niet opgegeven aan de Belastingdienst. In de jaren 2006 tot en met 2010 heeft belastingplichtige in totaal 226 auto’s verkocht.
Hieronder een overzicht van de verkochte auto’s per jaar.
Aantal
2006 2007 2008 2009 2010
[X] 3 1 1
[V] 12 35 41 32 23
[S] 2 38 8 1
[T] 1 3 11 6
[U] 7 1
Totaal 18 77 50 51 30
Tijdens het verhoor bij de DWI heeft belastingplichtige verklaard dat belastingplichtige in het geheel geen administratie heeft bijgehouden met betrekking tot de handel in auto’s. Het is voor mij dan ook onmogelijk om te bepalen hoeveel belastingplichtige hiermee heeft verdiend. Derhalve ben ik genoodzaakt om uit te gaan van een geschatte winst per auto. Aan de hand van de getuigenverklaringen in het proces verbaal heb ik van 9 auto’s zowel de in- als verkoopprijs kunnen vaststellen. Van deze 9 auto’s bleek de gemiddelde winst € 1.611 te bedragen. Ik stel de winst per auto vast op € 1.500 inclusief omzetbelasting.
Dit houdt in dat belastingplichtige in de jaren 2006 tot en met 2010 de navolgende bedragen heeft verdiend met de handel in auto’s. De bruto bedragen zijn naar netto opbrengsten berekend door het jaartotaal te vermenigvuldigen met 19/119.