Home

Rechtbank Noord-Holland, 24-07-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:6106, AWB - 16 _ 3288

Rechtbank Noord-Holland, 24-07-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:6106, AWB - 16 _ 3288

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
24 juli 2017
Datum publicatie
5 september 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:6106
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3288

Inhoudsindicatie

Leges. Omgevingsvergunning. Bevoegdheid om leges in rekening te brengen voor een vooroverleg ter zake van een bouwvoornemen indien het bestemmingsplan meer dan 10 jaar oud is.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer: HAA 16/3288

(gemachtigde: mr. M.M. Brinkman),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 7 januari 2016 bij schriftelijke kennisgeving een bedrag van € 1.500 aan leges in rekening gebracht (hierna: de kennisgeving leges).

Verweerder heeft de kennisgeving leges bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2017 te Haarlem. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en door zijn vader, [A] , bijgestaan door de echtgenote van eiser, [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Hoekstra en G. Kwakman.

Overwegingen

Feiten

1. Namens eiser heeft [C] van [A BEDRIJF] Architecten & Ingenieurs op 24 juni 2015 bij de gemeente Edam-Volendam een ‘Formulier aanvraag vooroverleg omgevingsvergunning’ ingediend in verband met het voornemen een woning op te richten op het perceel naast [A ADRES] , kadastraal bekend Edam [A NUMMER] .

2. Bij brief van 18 december 2015 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam eiser bericht dat dat de gemeente geen omgevingsvergunning zal verstrekken als een aanvraag daartoe wordt ingediend. De tekst van de brief luidt, voor zover van belang:

Beoordeling verzoek om vooroverleg

Het verzoek is getoetst aan de volgende beoordelingscriteria van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):

Beheersverordening, als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder c Wabo.

Beheersverordening

Met ingang van 1 juni 2015 geldt ter plaatse een voorbereidingsbesluit. Op grond van dit voorbereidingsbesluit is het voor dit perceel verboden het feitelijk gebruik van gronden, opstallen en bouwwerken, zoals dat (legaal) bestond op het moment van inwerkingtreding van dit besluit te wijzigen in een ander gebruik; onder een ander gebruik wordt ook verstaan een wijziging in omvang of intensiteit.

Uw verzoek is in strijd met dit voorbereidingsbesluit. Van dit voorbereidingsbesluit kan worden afgeweken, mits het voorgestane gebruik niet strijdig is met het in voorbereiding zijnde beheersverordening.

Inmiddels is voor dit gebied de beheersverordening Buitengebied Edam-Volendam door de gemeenteraad vastgesteld en in werking getreden. Op de gronden gelegen binnen het besluitgebied van de beheersverordening is naast het bestaande gebruik, de bouwmogelijkheden op basis van het bestemmingsplan Buitengebied (1995) toegestaan. (…)

Geconcludeerd kan worden dat zowel een agrarische bedrijfswoning als een reguliere burgerwoning ter plaatse niet is toegestaan. (…) Voorts zijn wij niet bereid met toepassing van een buitenplanse afwijkingsmogelijkheid op grond van de Wabo, op dit onderdeel van de beheersverordening af te wijken.

(…)”

3. De kennisgeving leges vermeldt onder verwijzing naar ‘de geldende richtlijnen uit het taxatieboekje van SDU Uitgevers’ dat de bouwkosten zijn vastgesteld op € 150.000 en bevat voorts het verzoek het bedrag van € 1.500 binnen 30 dagen na dagtekening over te maken op de bankrekening van de gemeente Edam-Volendam.

Geschil 4. In geschil is of de kennisgeving leges terecht is opgelegd. Indien deze vraag bevestigend moet worden beantwoord is voorts de hoogte van de leges in geschil.

5. Eiser stelt primair dat artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) aan de heffing van leges in de weg staat, nu voor de betreffende locatie niet tijdig een geactualiseerd bestemmingsplan is vastgesteld. Eiser stelt subsidiair dat de tariefopbouw in de toepasselijke legesverordening leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Eiser stelt meer subsidiair dat de legesverordening in het onderhavige geval buiten toepassing dient te blijven, althans, dat een lager bedrag aan leges geheven zou moeten worden omdat verschillende werkzaamheden niet zijn uitgevoerd en de bouwkosten te hoog zijn vastgesteld. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de kennisgeving leges tot nihil.

6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat vooroverleg niet onder de werking van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en dus ook niet onder de Wro valt, zodat artikel 3.1, vierde lid, van de Wro toepassing mist. Verweerder weerspreekt dat de tariefopbouw in de legesverordening leidt tot een onredelijke of willekeurige belastingheffing en dat er aanleiding is deze buiten toepassing te laten of dat de leges tot een lager bedrag berekend dienen te worden. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

8. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

9. Door de raad van de gemeente Edam-Volendam zijn bij raadsbesluit van 18 december 2014 de Verordening op de heffing en invordering van leges 2015 (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) vastgesteld. Artikel 5 (Wijze van heffing) van de Verordening bepaalt:

“De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.”

10. Onderdeel 2 van de Tarieventabel luidt, voor zover hier van belang:

“2.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

2.1.1

om vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of een

voorgenomen project in het kader van de Wabo vergunbaar is of het in behandeling

nemen van een aanvraag om beoordeling van een conceptaanvraag om een

omgevingsvergunning:

indien de geraamde kosten minder dan € 100.000 bedragen € 300,00

2.1.2

indien de geraamde kosten € 100.000 of meer maar minder dan

€ 250.000 bedragen € 1.500,00

(…)

2.2

Indien, binnen een termijn van zes maanden na de bekendmaking van de beslissing

naar aanleiding van het vooroverleg, een aanvraag tot het verkrijgen van een

omgevingsvergunning voor een op basis van het vooroverleg uitgewerkte aanvraag

voor een omgevingsvergunning wordt ingediend, worden de daarvoor geheven

leges met deze leges verrekend.”

11. Artikel 3.1, vierde lid, van de Wro luidt als volgt:

“Indien niet voor het verstrijken van de periode van tien jaar, genoemd in het tweede of het derde lid, de raad onderscheidenlijk opnieuw een bestemmingsplan heeft vastgesteld dan wel een verlengingsbesluit heeft genomen, vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten terzake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan.”

12. Niet in geschil is dat ten tijde van het indienen van het Formulier aanvraag vooroverleg omgevingsvergunning geen (nieuw) bestemmingsplan was vastgesteld dan wel een verlengingsbesluit was genomen als bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, van de Wro. Dit betekent dat de vraag beantwoord dient te worden of het in behandeling nemen van een aanvraag om vooroverleg verband houdt met het bestemmingsplan als bedoeld in voormelde bepaling.

13. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een vooroverleg vormvrij is, geen wettelijke basis in de Wro heeft en op zichzelf niet tot afgifte van enige vergunning kan leiden. Volgens verweerder brengt dit met zich dat daarom onvoldoende verband met het bestemmingsplan kan worden aangenomen. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Uit de toelichting die verweerder ter zitting heeft gegeven en uit de informatie vermeld op de website van de gemeente Edam-Volendam leidt de rechtbank af dat de dienst van vooroverleg in het leven is geroepen om slechts een deel van de stappen die nodig zijn om een omgevingsvergunning te verkrijgen te doorlopen, zodat tijdig duidelijk wordt waar het in de aanvraag eventueel aan schort. Zo wordt voorkomen dat telkens opnieuw een volledig vergunningtraject moet worden doorlopen indien een bepaalde aanvraag wegens strijd met de voorschriften niet tot vergunningverlening kan leiden. In zoverre is er een duidelijk verband tussen de aanvraag om vooroverleg en de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Bevestiging daarvan ziet de rechtbank ook in de structuur van onderdeel 2.2 van de Tarieventabel, waaruit volgt dat de leges voor beide diensten worden verrekend indien binnen zes maanden na een beslissing op een verzoek om vooroverleg een daarop gebaseerde aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend. In het onderhavige geval volgt bovendien uit de brief van burgemeester en wethouders van 18 december 2015 en uit de toelichting in het verweerschrift dat niet alleen toetsing aan de na de ontvangst van de aanvraag om vooroverleg vastgestelde beheersverordening Buitengebied Edam-Volendam heeft plaatsgevonden, maar ook aan het vigerende planologische regime en dus aan het (oude) bestemmingsplan. Een en ander rechtvaardigt de conclusie dat het vooroverleg in het onderhavige geval zodanig veel verband houdt met dat bestemmingsplan dat van een verband daarmee in de zin van artikel 3.1, vierde lid van de Wro kan worden gesproken. Dat betekent dat het invorderingsverbod van toepassing is op de onderhavige kennisgeving leges.

14. Uit artikel 5 van de Verordening moet worden afgeleid dat de leges worden geheven op andere wijze als bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 249 van de Gemeentewet blijft artikel 8 van de Invorderingswet 1990 - dat bepaalt dat de aanslag door de ontvanger bekend wordt gemaakt - daarom bij de invordering buiten toepassing. Niettemin moet de bekendmaking van de kennisgeving leges in dit geval als eerste invorderingshandeling worden aangemerkt, aangezien daarin tevens om betaling binnen 30 dagen na dagtekening wordt verzocht. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dit verzoek in strijd is met artikel 3.1, vierde lid van de Wro. Wanneer het - zoals in dit geval - zonneklaar is dat het doel van een beslissing van een bestuursorgaan in strijd is met de wet, staat het rechtszekerheidsbeginsel aan het onverkort handhaven van die beslissing in de weg. Indien verweerder om hem moverende redenen de vaststelling van een niet-invorderbare kennisgeving als de onderhavige bekend wil maken, brengen de voor het verkeer tussen burgers en bestuursorganen op grond van jurisprudentie geldende regels van fair play bovendien mee dat de niet-invorderbaarheid en de reden daarvan expliciet aangegeven dienen te worden. In de omstandigheid dat verweerder het tegendeel heeft gedaan, ziet de rechtbank aanleiding de kennisgeving leges te vernietigen.

15. Aan de overige door eiser naar vorengebrachte grieven komt de rechtbank niet toe, nu uit het vorenstaande reeds voortvloeit dat de leges voor het in behandeling nemen van een verzoek om vooroverleg aan eiser niet in rekening had mogen worden gebracht. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Rechtsmiddel