Rechtbank Noord-Holland, 31-01-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1050, AWB - 16 _ 884
Rechtbank Noord-Holland, 31-01-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1050, AWB - 16 _ 884
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 31 januari 2018
- Datum publicatie
- 22 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2018:1050
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 884
Inhoudsindicatie
In geschil is of de splitsingsvrijstelling van toepassing is zodat eiseres geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. Naar het oordeel van de rechtbank is er gelet op de feiten en omstandigheden van het geval geen sprake van een splitsing die in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: HAA 16/884
(gemachtigde: mr. A. Breuer),
en
Procesverloop
Eiseres heeft op 10 september 2012 een bedrag van € 3.854.760 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Zij heeft daartegen op 18 oktober 2012 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 december 2015 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, gerepliceerd, waarna verweerder heeft gedupliceerd.
Verweerder heeft bij brief van 10 oktober 2016 een tweetal op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden, te weten een verslag van een telefoongesprek en een intern verslag, en de rechtbank op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) verzocht te beslissen dat gerechtvaardigd is de beperking tot de rechtbank van de kennisneming van (delen van) die stukken.
De rechtbank heeft eiseres bij brief van 19 oktober 2016 verzocht om te reageren op het verzoek tot geheimhouding van verweerder.
Bij brief van 17 oktober 2016 heeft eiseres op het verzoek gereageerd en heeft zij daarbij de rechtbank verzocht verweerder op te dragen alle op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen.
Bij beslissing van 21 november 2016 heeft de rechtbank op de voet van artikel 8:29, derde lid, van de Awb geoordeeld dat de beperking van de kennisneming ten aanzien van het verslag van het telefoongesprek gerechtvaardigd is en de beperking van de kennisneming van het verslag van het intern overleg gerechtvaardigd is voor zover het betreft de tweede alinea, de derde alinea vanaf de derde zin en de vierde, de vijfde en de zesde alinea. Voor het overige heeft de rechtbank het verzoek van verweerder afgewezen.
Bij brief van 28 november 2016 heeft verweerder zich geconformeerd aan de uitspraak van de rechtbank en daarbij het aangepaste, overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank, verslag van het intern overleg voor eiseres aan de gedingstukken toegevoegd.
Bij brief van 5 december 2016 heeft eiseres aangegeven ermee in te stemmen dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de ongeschoonde versies van de twee verslagen.
Eiseres heeft een nader stuk overgelegd, ingekomen bij de rechtbank op 9 oktober 2017. Een afschrift hiervan is aan verweerder verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2017 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, alsmede mr. [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y.M.M. Stokkermans, mr. J.P. Brands,
W.T. de Gids en mr. J.B. Wieken.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is een niet-beursgenoteerd vastgoedfonds.
2. Per brief van 11 november 2011 is eiseres benaderd door Stichting [A STICHTING] (hierna: de Stichting), een Nederlands pensioenfonds. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Op 20 oktober jongstleden hebben wij elkaar gesproken inzake de haalbaarheid van een ruil-transactie tussen [eiseres] en [de Stichting]. Zoals toegelicht, overweegt [de Stichting] haar strategisch vastgoedbeleid te herzien. Onderdeel van deze strategische heroverweging is het omzetten van de huidige directe vastgoedportefeuille van [de Stichting] naar een indirecte vastgoedportefeuille. Om dit te bewerkstelligen is [de Stichting] gesprekken gestart met enkele geselecteerde vastgoedpartijen.
Een methode om direct vastgoed te transformeren naar indirect vastgoed is het aangaan van een ruiltransactie. Hierbij wordt vastgoed ingebracht in een bestaand vastgoedfonds (beurs- of niet beursgenoteerd) in ruil voor hoofdzakelijk aandelen c.q. participaties in het betreffende vastgoedfonds. Door middel van deze brief verzoeken wij u, namens [de Stichting], een voorstel op te stellen inzake een mogelijke ruiltransactie tussen [eiseres] en [de Stichting].”
3. Eiseres heeft een voorstel opgesteld. Op 23 april 2012 hebben eiseres en de Stichting overeenstemming bereikt en daartoe een “Overeenkomst op hoofdlijnen inzake inbreng van vastgoed in en de toetreding tot [eiseres]” getekend. In de overeenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“D. [De Stichting] en [eiseres] hebben op grond van de uitkomsten van deze selectieprocedure de intentie om de onder C bedoelde vastgoedportefeuille in te brengen in [eiseres] tegen uitgifte van aandelen letter A voor de in te brengen woningcomplexen en aandelen letter B voor de in te brengen winkelcomplexen, met dien verstande dat circa 1/3 van de waarde van de Vastgestelde Portefeuille door [eiseres] in liquiditeiten zal worden betaald aan [de Stichting].
E. De structurering van de transactie is mede afhankelijk van de fiscale mogelijkheden om de last van overdrachtsbelasting te minimaliseren.
(…)
Artikel 1 – Inbreng van de Vastgestelde Portefeuille
(…)
[A BEDRIJF] is voornemens uiterlijk 30 juni 2012 (de “Inbrengdatum”) het eigendom van de Vastgestelde Portefeuille in te brengen in [eiseres], ten de uitgifte van aandelen A en B in het kapitaal van [eiseres] aan [A BEDRIJF] . De toetreding, inbreng en uitgifte zal worden geeffectueerd door ondertekening van de Toetredingsovereenkomst en middels ondertekening van een akte van inbreng en uitgifte, (…). Circa 1/3 van de waarde van de Vastgestelde Portefeuille zal door [eiseres] in liquiditeiten worden betaald aan [A BEDRIJF] of via overdracht van aandelen tot verrekening komen.
(…)