Rechtbank Noord-Holland, 12-03-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1892, AWB - 15 _ 3468
Rechtbank Noord-Holland, 12-03-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1892, AWB - 15 _ 3468
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 12 maart 2018
- Datum publicatie
- 21 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2018:1892
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 3468
Inhoudsindicatie
Douane. Indeling schoonmaakdoekjes.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummers: HAA 15/3468 tot en met HAA 15/3471
(gemachtigde: mr. M.C. van de Leur),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Rotterdam Rijnmond, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft op 9 december 2014 vier bindende tariefinlichtingen (hierna: bti’s) afgegeven aan eiseres waarbij schoonmaakdoekjes zijn ingedeeld onder de GN-code 6307 10 10.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de bti’s afgewezen en de bti’s gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2018. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde, [B] en [C] . Namens verweerder zijn verschenen mr. A.A. Kop, N. van Stokkem en dr. K.G. de Bruijn.
Overwegingen
Feiten
Zaak HAA 15/3468
1. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- [# 1] , waarbij een product met de handelsbenaming [D] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyester;
-vierkant van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
-gereed voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen ongeveer 23 x 23 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en per 75 stuks verpakt in een zak van kunststof. Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Zaak HAA 15/3469
2. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- [# 2] , waarbij een product met de handelsbenaming [E] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyamide;
-vierkant van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
-voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen van ongeveer 10 x 10 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en is per 150 stuks verpakt in een zak van kunststof. Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Zaak 15/3470
3. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- [# 3] , waarbij een product met de handelsbenaming [F] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyester;
-rechthoekig van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
-voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen van ongeveer 60 x 25 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en is per 50 stuks verpakt in een zak van kunststof Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Zaak HAA 15/3471
4. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- [# 4] , waarbij een product met de handelsbenaming [G] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyester;
-vierkant van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
- voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen van ongeveer 23 x 23 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en is per 75 stuks verpakt in een zak van kunststof Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Alle zaken
5. In de bti’s is in vak 9 ‘Motivering voor de indeling van het goed’ het volgende vermeld:
“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7, letter b op afdeling XI, aantekening 1 op hoofdstuk 63 en de tekst van de GN-codes 6307, 6307 10 en 6307 1010 Laboratorium geraadpleegd d.d. 10 november 2014, met kenmerk 629 SO 14.”
Geschil en standpunten van partijen
6. In geschil is of de schoonmaakdoekjes moeten worden ingedeeld in GN-code 6003 30 90, hetgeen eiseres verdedigt, dan wel in GN-code 6307 10 10, zoals verweerder voorstaat.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat aantekening 7 op afdeling XI een opsomming geeft van artikelen die als geconfectioneerd dienen te worden aangemerkt, te weten alle artikelen die niet vierkant of rechthoekig zijn gesneden. In de onderdelen b tot en met g van aantekening 7 gaat het derhalve om artikelen die niet vierkant of rechthoekig gesneden zijn. De onderhavige schoonmaakdoekjes zijn vierkant respectievelijk rechthoekig gesneden en kunnen daarom op grond van aantekening 7, onderdeel a, op afdeling XI niet worden aangemerkt als geconfectioneerd. In de toelichting IDR op aantekening 7 onderdeel wordt dit bevestigd, want daar staat dat eenvoudig gesneden artikelen niet worden aangemerkt als gebruiksklare artikelen in de zin van die aantekening. In Frankrijk en Duitsland zijn bti’s afgegeven voor vergelijkbare producten, waarin die producten worden aangemerkt als niet-geconfectioneerd. Zelfs in Nederland is een bti afgegeven voor een bandana, die als niet-geconfectioneerd werd aangemerkt.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de schoonmaakdoekjes geconfectioneerd zijn in de zin van aantekening 7, onderdeel b, op afdeling XI. Ze zijn uit grote rollen stof gesneden, gebruiksklaar en hebben geen aanvullende of verdere bewerking ondergaan. De toelichtingen IDR op aantekening 7 op afdeling XI en op hoofdstuk 60 lijken verwarrend en in tegenspraak met elkaar. Voor de indeling moet daarom worden uitgegaan van de wettelijke bepalingen. Hoofdstuk 60 ziet op brei- en haakwerk aan het stuk, dus van brei- of haakwerk op rollen, de schoonmaakdoekjes zijn dat niet. Bovendien worden in aantekening 8 op afdeling XI geconfectioneerde artikelen uitgesloten van hoofdstuk 60. Verweerder geeft de rechtbank in overweging prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) vanwege de verschillende standpunten van de lidstaten met betrekking tot de indeling van schoonmaakdoekjes en de tegenstrijdigheden in de toelichtingen.
9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding.
Van toepassing zijnde posten, aantekeningen en toelichtingen
Tariefpost 6003 luidt, voor zover van belang, als volgt:
6003 Brei- en haakwerk aan het stuk, met een breedte van niet meer dan 30 cm, ander dan bedoeld bij de posten 6001 en 6002:
(…)
6003 30 - van synthetische vezels:
(…)
6003 3090 -- ander
Tariefpost 6307 luidt, voor zover van belang, als volgt:
6307 Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen:
6307 10 - dweilen, vaatdoeken, stofdoeken, poetsdoeken en dergelijke:
6307 1010 -- van brei- of haakwerk
Aantekening 7 op afdeling XI luidt, voor zover van belang, als volgt:
Voor de toepassing van deze afdeling worden aangemerkt als “geconfectioneerd”:
-
artikelen die anders dan vierkant of rechthoekig zijn gesneden;
-
artikelen die als zodanig dan wel na enkel te zijn gesneden kunnen worden gebruikt zonder te worden genaaid of zonder een andere aanvullende bewerking te ondergaan (bijvoorbeeld sommige dweilen, handdoeken, tafelkleden, hoofddoeken, dekens);
Aantekening 8 op afdeling XI luidt, voor zover van belang:
Voor de toepassing van de hoofdstukken 50 tot en met 60:
a) hebben de hoofdstukken 50 tot en met 55 en 60 en, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, de hoofdstukken 56 tot en met 59 geen betrekking op artikelen die, volgens aantekening 7 hiervoor, als geconfectioneerd zijn aan te merken;
Aantekening 1 op hoofdstuk 63 luidt:
Onderdeel I omvat uitsluitend geconfectioneerde artikelen van textiel
Aantekening 2 op hoofdstuk 63 luidt, voor zover van belang:
Onderdeel I omvat niet:
a) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 62;
Toelichting IDR op Aantekening 7 op afdeling XI luidt, voor zover van belang:
Overeenkomstig het bepaalde bij Aantekening 7 IDR op deze afdeling, worden voor de toepassing van de hoofdstukken 56 tot en met 63 als geconfectioneerd aangemerkt:
1. artikelen die enkel zijn gesneden, anders dan vierkant of rechthoekig, bijvoorbeeld patronen voor kleding uit weefsel; artikelen met geschulpte of gekartelde randen (bijvoorbeeld stofdoeken) worden eveneens als geconfectioneerd aangemerkt;
2. artikelen, die als zodanig dan wel na enkel te zijn gesneden, kunnen worden gebruikt zonder te worden genaaid of zonder een andere aanvullende bewerking te ondergaan. Men bedoelt hier vooral direct in de vorm gebreid of gehaakt brei- of haakwerk, sommige soorten dweilen, handdoeken, tafellakens, hoofddoeken en dekens waarvan aan de randen, in de richting van de ketting of van de inslag of in beide richtingen, de draden losliggen (niet doorgeweven zijn) om franje te verkrijgen. Dergelijke artikelen kunnen afzonderlijk geweven zijn op de weefstoel; ze kunnen ook zijn verkregen door eenvoudig versnijden van weefsels aan het stuk, die op regelmatige afstanden stroken niet doorgeweven (niet gevlochten) draden hebben (gewoonlijk kettingdraden).
Evenbedoelde weefsels aan het stuk worden eveneens als geconfectioneerde artikelen aangemerkt, voor zover door het eenvoudig doorsnijden van de niet doorgeweven draden, gebruiksklare artikelen van de bovenomschreven soort ontstaan.
Echter, vierkante of rechthoekige artikelen, verkregen door eenvoudig snijden uit grotere stukken, die geen verdere bewerking hebben ondergaan en niet zijn voorzien van franje die is verkregen door het doorsnijden van de niet-geweven draden, worden niet beschouwd als gebruiksklare artikelen in de zin van deze Aantekening. Het feit dat deze artikelen in gevouwen toestand of verpakt kunnen worden aangeboden (bijvoorbeeld opgemaakt voor de verkoop in het klein) heeft geen invloed op hun indeling.
Toelichting IDR op Hoofdstuk 60 luidt, voor zover van belang:
Dit hoofdstuk omvat vlakke of buisvormige stoffen die zijn gebreid of gehaakt, aan het stuk of gesneden in vierkante of rechthoekige vorm. Van deze stoffen kunnen worden genoemd, effen en opgemaakte stoffen (met ribben, dessins, enz.) en stoffen die op elkaar zijn bevestigd door lijmen of naaien.
(…)
Van dit hoofdstuk zijn eveneens uitgezonderd:
(…)
e. stukken stof, vierkant of rechthoekig gesneden en die daarna een verdere bewerking hebben ondergaan (bijvoorbeeld zomen, omboorden), artikelen die als zodanig en zonder enige aanvullende bewerking kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld halsdoeken), alsmede artikelen, in de vorm gebreid of gehaakt, afzonderlijk aangeboden dan wel aangeboden in twee of meer eenheden aan het stuk (geconfectioneerde artikelen als bedoeld bij de hoofdstukken 61, 62 en 63 in het bijzonder).
Beoordeling van het geschil
11. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie recent HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
12. Tussen partijen is niet in geschil dat de schoonmaakdoekjes waarvoor verweerder de bti’s heeft afgegeven vierkant respectievelijk rechthoekig zijn gesneden en als zodanig - zonder een aanvullende bewerking te ondergaan - overeenkomstig hun gebruiksdoel kunnen worden gebruikt. Aangezien de schoonmaakdoekjes vierkant respectievelijk rechthoekig zijn gesneden, kunnen zij niet op grond van aantekening 7, onderdeel a, op afdeling XI als geconfectioneerd worden aangemerkt.
13. Anders dan eiseres meent, betekent dit echter niet dat reeds hierom de schoonmaakdoekjes niet geconfectioneerd zijn in de zin van aantekening 7 op afdeling XI. Zij worden als geconfectioneerd aangemerkt, indien zij onder één van de overige onderdelen van aantekening 7 op afdeling XI vallen. In de tekst van die aantekening is geen steun te vinden voor de lezing van eiseres dat onderdelen b tot en met g van die aantekening enkel zien op artikelen die niet vierkant of rechthoekig zijn gesneden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de schoonmaakdoekjes aan de omschrijving van aantekening 7, onderdeel b, op afdeling XI, omdat zij als zodanig, zonder een aanvullende bewerking te ondergaan, kunnen worden gebruikt. Hieruit volgt, dat de schoonmaakdoekjes geconfectioneerd zijn in de zin van aantekening 7 op afdeling XI, zodat zij gelet op aantekening 8, onderdeel a, op afdeling XI niet in hoofdstuk 60 kunnen worden ingedeeld.
14. Gelet op bovenstaande en op de objectieve kenmerken en eigenschappen van de schoonmaakdoekjes, zoals omschreven in de bti’s moeten zij naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als ‘andere geconfectioneerde artikelen, zoals dweilen, vaatdoeken, stofdoeken, poetsdoeken’ van brei- of haakwerk van GN-code 6307 10 10. Het gelijk is derhalve aan verweerder.
15. Voor zover verweerder en eiseres wijzen op onduidelijkheden in de toelichtingen IDR op afdeling XI en hoofdstuk 60 en de verdeeldheid die over de indeling van dergelijke textielproducten lijkt te bestaan tussen de douanediensten van de lidstaten, overweegt de rechtbank dat de indeling van de onderhavige doekjes reeds volgt uit de tekst van de relevante posten en aantekeningen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding hierover prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ.
16. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
17. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, en mr. M.C.A. Onderwater en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: