Home

Rechtbank Noord-Holland, 15-03-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1893, AWB - 15 _ 3444

Rechtbank Noord-Holland, 15-03-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1893, AWB - 15 _ 3444

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
15 maart 2018
Datum publicatie
16 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2018:1893
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3444

Inhoudsindicatie

Unierechtelijk verdedigingsbeginsel is niet geschonden. Wel sprake van toekenning kostenvergoeding voor bezwaarfase en toekenning immateriële schadevergoeding

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummers: HAA 15/3444 en HAA 15/3445

(gemachtigde: mr. A.T.P. Nefkens),

en

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor de tijdvakken 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd van respectievelijk € 83.834 en € 135.553 (de naheffingsaanslagen). Verweerder heeft over de naheffingsaanslagen bij beschikkingen rente in rekening gebracht (de rentebeschikkingen).

Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van respectievelijk 28 augustus 2015 en 24 juli 2015 het bezwaar tegen de naheffingsaanslag voor het jaar 2012 ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de naheffingsaanslag voor het jaar 2013 gegrond verklaard en die aanslag en de bijbehorende rentebeschikking verminderd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2018 te Haarlem. Gemachtigde heeft bij brief van 31 januari 2018 meegedeeld dat namens eiseres niemand ter zitting zal verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.J. Meinema, mr. B.F. Kroezen en R.G. Uiterwijk Winkel.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is een samenwerkingsverband van vier vennoten dat een betonvlechtersbedrijf uitoefent. Zij is als zodanig ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Eiseres heeft geen personeel in dienst. Wanneer zij voor de uitvoering van opdrachten naast haar vennoten personeel nodig heeft, huurt zij daartoe medewerkers in via uitzendbureaus en maakt zij gebruik van ZZP’ers. Eiseres past op haar diensten de regeling van artikel 12, vijfde lid, van de Wet OB, juncto artikel 24b van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 toe (de verleggingsregeling). De administratie van eiseres wordt verzorgd door één van de vennoten; [A] (P).

2. Op 2 april 2014 is de Belastingdienst begonnen aan een boekenonderzoek (het boekenonderzoek) bij eiseres. Tijdens het boekenonderzoek is gebleken dat eiseres in 2012 en 2013 facturen heeft ontvangen van [A BEDRIJF] B.V. (J BV) waarop steeds als prestatie staat vermeld “Voor u verrichte werkzaamheden” (de facturen). Op de facturen wordt een totaal aantal uren tegen een uurtarief in rekening gebracht waarover 21% omzetbelasting wordt berekend. De facturen zien steeds op een bepaald weeknummer.

3. Eiseres leende in de jaren 2011 tot en met 2013 ook personeel in van [B BEDRIJF] B.V. (C NL BV) en [C BEDRIJF] B.V. (C BV).

4. J BV heeft de omzetbelasting die op de facturen is vermeld niet op haar aangiften omzetbelasting aangegeven en niet voldaan. Zij is op 2 december 2014 failliet verklaard. Tot de stukken van het geding behoort een e-mail afkomstig van de controlerend ambtenaar van 2 april 2015 waarin staat dat J BV omstreeks april 2014 al geruime tijd niet aan haar fiscale aangifteverplichtingen voldoet, wisselende vestigingsadressen heeft en niet daadwerkelijk op al die adressen gevestigd is geweest, hoge betalingsachterstanden heeft bij de fiscus en is veroordeeld tot nabetaling aan SNCU.

5. Eiseres heeft de omzetbelasting die op de facturen is vermeld op haar aangiften in aftrek gebracht. De naheffingsaanslagen hebben uitsluitend betrekking op deze omzetbelasting. De aankondiging en onderbouwing van de naheffingsaanslagen en de naheffingsaanslagen zijn alle gedagtekend 1 mei 2014. De naheffingsaanslagen zijn op de voet van artikel 10, eerste lid, letter b, van de Invorderingswet direct en ineens invorderbaar gesteld. Op 1 mei 2014 is tevens een dwangbevel betekend voor de naheffingsaanslagen en is beslag gelegd op vorderingen en op de bankrekening van eiseres.

6. In de onderbouwing van de naheffingsaanslagen is onder meer het volgende vermeld:

“De bevindingen van deze gesprekken en de controle van de verstrekte boekhouding, geven aanleiding tot het met spoed opleggen van naheffingsaanslagen omzetbelasting. De controle zal voortgezet worden en de bevindingen zullen na afronding hiervan middels een controlerapport aan u kenbaar gemaakt worden.

(…)

Van alle facturen [J BV] ontbreken urenstaten/overzichten waaruit blijkt dat daadwerkelijk personeel is ingeleend. Ook een projectadministratie waaruit blijkt op welke projecten deze facturen betrekking hebben ontbreekt.

(…)

De omvang van de door belastingplichtige in aanmerking genomen voorbelasting is:

2012 € 83.834

2013 € 135.553

Zoals vermeld is bij het inlenen van personeel de verleggingsregeling voor de omzetbelasting van toepassing. Op grond hiervan is de omzetbelasting ten onrechte op de facturen [J BV] vermeld en door belastingplichtige als voorbelasting in aanmerking genomen.

(…)

Gezien het feit dat door [J BV] vanaf 2012 geen activiteiten zijn verricht, hebben wij het vermoeden dat de in de administratie van belastingplichtige opgenomen facturen [J BV] valselijk zijn opgemaakt. De (…) voorbelasting is daarom ten onrechte in aanmerking genomen en wordt nageheven.

(…)

Mochten de facturen wel betrekking hebben op (…) ingeleend personeel, dat is ten onrechte omzetbelasting op deze facturen vermeld en door belastingplichtige als voorbelasting in aanmerking genomen. Ook dan dient de (…) voorbelasting nageheven te worden.”

7. Op 7 mei 2014 heeft verweerder een onderzoek (het derdenonderzoek) ingesteld bij de belangrijkste opdrachtgever van eiseres; B (opdrachtgever). In het verslag van het derdenonderzoek staat onder meer het volgende vermeld:

“Mw. (…) B(…) is directeur van [opdrachtgever] (…)

Mw. B(…) is uitstekend op de hoogte van [eiseres]. De 4 vennoten zijn met naam en toenaam bekend, tevens is bekend dat [eiseres] zelf ook weer onderaannemers (uitzendbureau’s) inhuurt voor de grotere klussen. (…)

De opdrachten/projecten worden afgesloten met [eiseres] en de facturen worden door [eiseres] wekelijks ingediend bij [de opdrachtgever].

Bij de wekelijks ingediende facturen worden tevens de urenstaten van de werkzame personen aangeleverd. (…) Van de werkzame personen heeft [opdrachtgever] de NAW gegevens in de eigen administratie.

(…)

Mevrouw B(…) en de heer (…) gaven aan dat zij alleen de namen C en [B] kenden via [eiseres]. (…) Voor de jaren 2012 en 2103 gaven zij aan dat ALLEEN [C NL BV] als onderaannemer bij [eiseres] naar voren kwam. Dit bleek ook uit de ingediende urenregistraties bij de facturen van [eiseres] naar [opdrachtgever].

Ook na meerdere malen vragen is de naam van [J BV] bij de projecten van [opdrachtgever] niet naar voren. [J BV] is overigens door ons niet genoemd tijdens het gesprek.

Uit de administratie van [opdrachtgever] hebben wij een opgave van de urenregistratie van week 20 van het jaar 2013 meegenomen.

Wij hadden de beschikking over de urenregistratie over dezelfde periode die aangetroffen is in de administratie van [eiseres].

Tussen beide exemplaren bestaat verschil (…).

-Het exemplaar aanwezig in de administratie van [eiseres] bevat de naam van de onderneming waar de arbeidskrachten zijn ingehuurd als zijnde “JOB”.

-Het exemplaar aanwezig in de administratie van [opdrachtgever] bevat bij de naam van de onderneming waar de arbeidskrachten zijn ingehuurd als zijnde “[C]”.

Opdrachtgever kan dus nooit gehoord hebben van de naam [J BV] gezien de gewijzigde naam op de urenregisters.”

8. Eiseres heeft op 5 juni 2014 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen.

9. Het rapport van het boekenonderzoek (het controlerapport) is op 5 september 2014 uitgebracht. In het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:

“2.4Administratie

[P] verzorgt de dagelijkse administratie. (…)

Voor de urenregistratie wordt gebruik gemaakt van het programma Excel. In dit Excelbestand staan de namen en sofinummers van het door [eiseres] ingeleende personeel en de firmanten zelf. Verder staat er ook op welk project er is gewerkt. De werkbriefjes (urenbriefjes) die door de voorman van de uitvoerder worden afgetekend zaten niet in de administratie. De urenregistratie was niet aanwezig.

(…)

[P] had wel een voorbeeld bij zich (…). Hiervan hebben wij een kopie ontvangen.

(…)

4.1.1 Werk derden

(…)

Uit de administratie van [eiseres] blijkt dat zij in de jaren 2011 t/m 2013 gebruik heeft gemaakt van zzp’ers en uitzendbureaus. Het totaal aan kosten werk derden betreft:

Crediteur201120122013

Toelichting crediteur [J BV]

2011 2012 2013

Beslissing

Rechtsmiddel