Home

Rechtbank Noord-Holland, 18-04-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:3786, HAA 16/3458

Rechtbank Noord-Holland, 18-04-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:3786, HAA 16/3458

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
18 april 2018
Datum publicatie
14 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2018:3786
Zaaknummer
HAA 16/3458
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.129

Inhoudsindicatie

Aanslag inkomstenbelasting 2011. In geschil is of verweerder bij het vaststellen van de aanslag terecht een bedrag van € 100.000 niet in aftrek heeft toegelaten als premies voor lijfrente wegens de omzetting van stakingswinst in een lijfrente. De rechtbank komt tot het oordeel dat niet voldaan is aan de vereisten die artikel 3.129 in verband met artikel 3.124 van de Wet IB 2001 stelt.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 16/3458

(gemachtigde: mr. A.S.J.M. Tax)

en

Procesverloop

Aan eiser is voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 181.152 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.093, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van verweerder is gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2018 te Haarlem.

Namens eiser is ter zitting verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Laansma en mr. W.Y. Ip.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is directeur van en enig aandeelhouder in [A] B.V. (hierna: de B.V.). In de jaarrekening voor 2012 is opgenomen een voorziening uit hoofde van een stamrecht ten behoeve van eiser.

2. Op 31 december 2011 heeft eiser zijn – als eenmanszaak gedreven – onderneming gestaakt. De koper van de onderneming heeft de koopsom van € 250.000 in januari 2012 op verzoek van eiser overgemaakt naar een bankrekening van de B.V. De reden die aan dat verzoek ten grondslag lag, was de door eiser gewenste risicospreiding gelet op de toen actuele bankencrisis.

3. In juli 2012 heeft eiser met [B] N.V. (hierna: [B] ) een overeenkomst “Banksparen OntslagVergoeding Aanvullende Uitkering” gesloten. Uit deze overeenkomst blijkt dat door eiser € 150.000 zal worden gestort bij [B] .

4. Op 29 juni 2012 is tweemaal € 50.000 overgemaakt door de B.V. naar de rekening van [B] met nummer [# 1] onder vermelding van “ [X] / [geboorte datum] / va [# 2] STAMRECHT”. Op dezelfde datum is naar deze rekening € 50.000 overgemaakt ten laste van de bij de [C] Bank N.V. aangehouden betaalrekening met nummer [#3] . Deze betaalrekening staat op naam van eiser en/of [D] .

5. Op 2 juli 2012 heeft [B] aan “ [X] ” het volgende geschreven:

“Een van uw klanten, de heer [X] , wil het contract [# 3] bij u geheel of gedeeltelijk beëindigen en het geld onderbrengen in een van de producten van [B] .

We hebben uw klant gevraagd het overdrachtsformulier in te vullen en naar u te sturen. Wilt u zo vriendelijk zijn na ontvangst van dit formulier de overdrachtswaarde over te maken op rekeningnummer [# 4] van de heer [X] onder vermelding van betalingskenmerk: [X] , geboortedatum: [geboorte datum] . Uw klant ziet de storting graag binnen veertien dagen tegemoet.

Misschien kunt u het geld nog niet storten, omdat de looptijd van contract [# 3] momenteel nog niet verstreken is. In dat geval willen wij u vragen om de overdrachtswaarde binnen veertien dagen na het verstrijken van de looptijd op de rekening te storten.

Verklaring overdracht lijfrenteverplichting

[B] N.V. (…) verklaart, dat de overdrachtswaarde van de onder contractnummer [# 3] (polis- of lijfrenterekeningnummer) bij [X] gevestigd te [Z] , door de heer [X] , geboren [geboorte datum] en wonende te [Z] gesloten verzekering/stamrechtrekening na ontvangst zal worden aangewend voor een stamrechtrekening welke voldoet aan de regelgeving voor periodieke uitkeringen zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet op de [l]oonbelasting 1964. Wij zullen elke uitkering uit deze stamrechtrekening beschouwen als loon (dus geen pensioen) en daarop de vereiste wettelijke inhoudingen verrichten.

Inhouding van loonbelasting/premieheffing kan achterwege blijven als bij overdracht geen omstandigheid voordoet zoals bedoeld in artikel 19b, eerste lid van de Wet op de [l]oonbelasting 1964 en als de overdracht plaatsvindt volgens 19b, tweede lid tweede volzin van de Wet op de [l]oonbelasting 1964.”

6. Eiser heeft op 12 juli 2012 het overdrachtsformulier ingevuld en daarbij “ [X] ” toestemming gegeven de gehele overdrachtswaarde van het contract met nummer [# 3] te storten op zijn bankspaarrekening bij [B] met nummer [# 5] .

7. Blijkens het verslag van een gesprek van 11 november 2013 tussen partijen, is namens eiser verklaard dat ten onrechte bij [B] een product voor een ontslagvergoeding is aangevraagd in plaats van een product voor de omzetting van stakingswinst in een lijfrente.

8. Kort daarvoor, namelijk op 9 oktober 2013, heeft [B] een e-mailbericht aan eiser gestuurd waarin het volgende wordt opgemerkt:

“Als [B] toestemming krijgt van de Belastingdienst zullen zij [de rechtbank leest: wij] het fiscale etiket wijzigen.”

9. In zijn brief van 21 oktober 2013 merkt verweerder het volgende op aangaande het op 29 juni 2012 ten laste van de betaalrekening van eiser en/of [D] betaalde bedrag:

“U hebt zelf een bedrag van € 50.000 overgemaakt naar [B] . Ik heb reeds eerder vastgesteld dat dit bedrag niet is gestort in een lijfrente zoals omschreven in artikel 1.7 Wet IB 2001 en daarom niet aftrekbaar is als premies voor lijfrente wegens omzetting stakingswinst zoals omschreven in artikel 3.129 Wet IB 2001.

Voorstel

Beslissing

Rechtsmiddel