Rechtbank Noord-Holland, 22-10-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:9003, AWB - 17 _ 2342
Rechtbank Noord-Holland, 22-10-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:9003, AWB - 17 _ 2342
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2018
- Datum publicatie
- 29 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2018:9003
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 2342
Inhoudsindicatie
Gelet op de in het conceptrapport van het onderzoek opgenomen feiten en omstandigheden, welke door verweerder met stukken zijn onderbouwd, beschikte verweerder over voldoende aanwijzingen voor de mogelijkheid dat eiseres belastingplichtig is in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de informatie dan ook in redelijkheid van eiseres kunnen vragen, met het oog op mogelijke belastingplicht in Nederland. De informatiebeschikking is terecht genomen.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/2342
[X] Ltd, gevestigd te [Z] (Britse Maagdeneilanden), eiseres
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 15 maart 2016 op naam van eiseres een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) genomen met betrekking tot (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd over de jaren 2009 tot en met 2012.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 maart 2017 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen verzet ingesteld.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 17 oktober 2017 het verzet gegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2018 te Haarlem.
Eiseres is, zonder bericht, niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft onderzocht of eiseres behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiseres bij aangetekende brief, verzonden op 1 augustus 2018 en gericht aan het door haar opgegeven adres ( [a] , [Z] , Britse Maagdeneilanden), onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Na het verzenden van de uitnodiging zijn andere, eerder aan eiseres toegezonden stukken, retour gekomen. Op grond van artikel 57 van de AWR dient een rechtspersoon zonder vestigingsplaats in Nederland in bezwaar en in beroep in Nederland domicilie te kiezen. Niet is gebleken dat eiseres in deze zaak domicilie in Nederland heeft gekozen. Het niet kiezen van domicilie in Nederland - als gevolg waarvan de uitnodiging voor de zitting niet of vertraagd wordt ontvangen - dient volgens de rechtbank voor rekening en risico van eiseres te blijven. Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.C. van Dongen en
mr. P.W.M. Ostendorf.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is opgericht naar het recht van de Britse Maagdeneilanden en was ten tijde van de afgifte van de in geding zijnde informatiebeschikking (statutair) gevestigd op het adres [a] te [Z] (Britse Maagdeneilanden).
2. Het Openbaar Ministerie heeft in juni 2013 doorzoekingen verricht in de woning van [B] te [G] en ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek documenten in beslag genomen. In maart 2014 zijn door het Functioneel Parket de in beslag genomen documenten die zien op eiseres, vrijgegeven voor fiscaal gebruik.
3. Verweerder heeft een onderzoek ingesteld naar de belastingplicht van eiseres voor de Nederlandse vennootschapsbelasting in de jaren 2009 tot en met 2012. De resultaten zijn neergelegd in een concept rapport d.d. 19 augustus 2014.
Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“ [X] Ltd (hierna: [X] ) behoort tot een groep van (zowel binnen- als buitenlandse) vennootschappen, waarover – naar de mening van de Belastingdienst – het bestuur feitelijk wordt gevoerd door de heer [B] .
De belangrijkste in Nederland gevestigde vennootschap van de groep is (…) (hierna: [C] ). [C] is een vermogensbeheerder met Libische klanten. Voor haar werkzaamheden ontvangt [C] een managementvergoeding.
De heer [D] houdt de juridische eigendom van de aandelen in [X] . [D] is advocaat bij het in [E] gevestigde kantoor van [F] Advocaten. [D] is blijkens de website van dit kantoor gespecialiseerd in vreemdelingrecht en het regelen van verblijfsvergunningen.
(…) [D] verricht ook werkzaamheden voor [C] .
(…)
Bankrekeningen en door [B] getekende betalingsopdrachten
(…)
Daarnaast zijn er door [B] namens [X] getekende, aan de [bank] gerichte, betalingsopdrachten aangetroffen uit de periode september 2009 t/m april 2013. Het gaat om ongeveer 40 betalingsopdrachten, waarbij in totaal ruim USD 5.500.000 wordt overgeboekt.
(…)
5. Conclusie
[B] is de bestuurder van [X]
Op basis van de op het woonadres van [B] in beslag genomen documenten is de
Belastingdienst van mening dat vast staat dat de (feitelijke) leiding over [X] in handen was van [B] wiens woonplaats [G] is.
Daarom is de Belastingdienst van mening dat [X] vanuit Nederland werd bestuurd en daarmee belastingplichtig is voor de Nederlandse vennootschapsbelasting.
Hierna volgt een korte opsomming van de aangetroffen documenten waaruit de Belastingdienst dat afleidt.
Handgeschreven aantekeningen
Op het woonadres van [B] werden diverse handgeschreven aantekeningen over de
activiteiten en geldstromen van [X] aangetroffen, zoals:
“ [D] to incorporate [I] ”
“ [J] . sent all requirements to establish [I] in [K] ”
“ [J] . -> [D] ”
“Declaration of Trust of [I] ”
“ [X] ”, “ [L] ”, “Consulting fees 5%”
“ [X] ”, “ [M] ”, 5,34%, “consult”
“for consultancy fees”
“ [D] to contact [M] to sign contract of con. fees from co”
“ [J] will supply you with [L] contracts”
Uit deze aantekeningen leidt de Belastingdienst af dat [B] plannen voor [X] maakte en dat [J] (“ .”) en [D] (“[D]”) die uitvoerden.
Ook uit het kattenbelletje met berekeningen bij de overeenkomst met [N] (zie 3.1.6) en de
handgeschreven aantekening op de overeenkomst met [O] (zie 3.1.7) “[P] ” “will be [X] ”” leidt de Belastingdienst dat af.
Originele oprichtingsdocumenten [X]
Op het woonadres van [B] werden de originele oprichtingsdocumenten van [X]
aangetroffen.
De (werkelijke) positie van [D] ten opzichte van [X]
Volgens het op het woonadres van [B] aangetroffen aandeelhoudersregister zou [D]
de aandelen in [X] houden. Ook zou [D] de bestuurder van [X] zijn.
Uit andere documenten blijkt echter dat [D] slechts juridisch eigenaar is van de aandelen in [X] en dat andere personen (de zwager dan wel de vader van [B] ) de uiteindelijk
economisch gerechtigden zouden zijn.
[D] is een Turks-Nederlandse advocaat die werkzaam is bij een [E]
advocatenkantoor.
[D] is volgens de website van [F] Advocaten gespecialiseerd in vreemdelingenrecht.
[D] verricht werkzaamheden ten behoeve van [C] , de [q] vermogensbeheerder waarvan [B] bestuurder is.
Voor het zijn van bestuurder van [X] ontvangt [D] een vast bedrag per kwartaal (USD 9.000)
plus een vergoeding voor zijn onkosten.
[B] tekent de betalingsopdrachten waarbij [D] zijn vergoedingen ontvangt.
Blijkens in de woning van [B] aangetroffen handgeschreven aantekeningen voert [D] (slechts) de door [B] opgestelde plannen uit die op [X] zien.
De (werkelijke) positie van [R] en [J] ten opzichte van [X]
Op het woonadres van [B] werden twee (verschillende) UBO-verklaringen aangetroffen:
- volgens een verklaring zou [R] de UBO zijn van [X] ;
- volgens een andere verklaring zou [J] de UBO zijn van [X] .
Dat de vader van [B] UBO is van [X] acht de Belastingdienst verre van aannemelijk. In het
jaar van oprichting van [X] bereikte de vader van [B] de leeftijd van 68 jaar. In 2013 werd
hij 74. Hij zou in Libië fortuin hebben gemaakt in de pluimvee- en diervoederbranche. Op het internet
staat bij de [T] “froozen chicken” vermeld, een geheel andere branche dan die van [X] .
[X] ontvangt “fees” bij grote bouwprojecten en projecten op het gebied van energie.
Buiten de UBO-verklaring, de overeenkomst met [D] over zijn vergoeding voor het zijn van
(formeel) bestuurder van [X] en het document “Source of Wealth” is er geen enkel document
aangetroffen waarin [R] vermeld staat. Van een actieve rol van [R] ten aanzien
van de werkzaamheden van [X] is geen sprake.
Dat de zwager van [B] UBO is van [X] acht de Belastingdienst ook niet aannemelijk, omdat uit de hiervoor vermelde aantekeningen blijkt dat hij slechts de uitvoerder is van de door [B] beschreven plannen. Bovendien tekent [B] de betalingsopdrachten van [X] , beschikt [B] over de originele oprichtingsdocumenten en verricht de formele bestuurder van [X] , [D] werkzaamheden voor [C] , de vennootschap van [B] .
Namens de wederpartij tekende [J] een aantal met door [X] gesloten
overeenkomsten. Indien [J] de UBO is van [X] zou dat betekenen dat hij
overeenkomsten met (een vennootschap van) zichzelf sloot.
Overige documenten inzake [X]
Op het woonadres van [B] werden verder nog aangetroffen:
• de in de voorafgaande paragrafen vermelde overeenkomsten met [X]
• op- en aanmerkingen op enkele overeenkomsten met [X]
• facturen afkomstig van [X]
• facturen gericht aan [X]
• betalingsoverzichten inzake [X]
• door [B] getekende betalingsopdrachten voor de bank van [X]
• aan [D] gerichte berichten
Overige geldstromen
Ook de in paragraaf 4 vermelde overige geldstromen tonen, naar de mening van de Belastingdienst, aan dat [B] de feitelijk leidinggevende is van [X] .
De positie van [D] ten opzichte van [X]
Hiervoor is aangegeven dat [D] slechts juridisch aandeelhouder is van [X] en niet de uiteindelijke belanghebbende. [D] werd slechts benoemd als “additional director”. De beloning voor zijn werkzaamheden en een vergoeding voor de door hem gemaakte kosten worden door [B] overgemaakt.
Volgens de gemeentelijke basisadministratie heeft [D] zich op 27 juni 2009 laten uitschrijven in verband met zijn verhuizing naar Turkije. De Belastingdienst beschikt echter over (tal van) aanwijzingen dat [D] Nederland nooit metterwoon heeft verlaten en dat [D] nog steeds in Nederland woont:
[D] is, ook in de periode dat hij in Turkije zou wonen, werkzaam bij een [E]
advocatenkantoor;
ook in die periode verzorgt [D] verblijfsvergunningen voor personen die in Nederland verblijven;
ook in die periode ontvangt [D] daarvoor een vergoeding van de IND;
ook in die periode verricht [D] werkzaamheden voor [C] . [C] is in [q]
gevestigd;
de IND, [C] en de personen voor wie [D] verblijfsvergunningen regelt, storten hun betalingen op een Nederlandse bankrekening ten name van [D] ;
aan [B] te relateren vennootschappen maken in de periode 2007 - 2013 ca.
USD 91.500 en € 44.500 over naar deze Nederlandse bankrekening;
daarnaast vinder er betalingen plaats aan de Turkse vennootschap van [D] ; ook de
Turkse vennootschap maakt wel bedragen over naar de Nederlandse bankrekening van
[D] ;
met grote regelmaat worden er contante bedragen op de Nederlandse bankrekening gestort,
via een stortingsapparaat in [G] ;
[D] houdt een postbus aan in [G] ;
[D] pint met regelmaat bedragen van deze rekening in Nederland, met name in [G]
:
voordat [D] zich liet uitschrijven in Nederland, woonde hij in [G] ;
via de Nederlandse bankrekening vinden er betalingen plaats aan een energieleverancier en
aan een internetprovider;
Daarom is de Belastingdienst van mening dat zelfs wanneer [D] (feitelijk) bestuurder is van
[X] , [X] vanuit Nederland wordt bestuurd en daarom belastingplichtig is voor de Nederlandse
vennootschapsbelasting.
De Belastingdienst acht het aannemelijk dat de “verhuizing” van [D] naar Turkije te maken heeft met zijn werkzaamheden voor [B] . De Belastingdienst vermoedt dat de uitschrijving bij de gemeentelijke basisadministratie (voornamelijk) heeft plaats gevonden teneinde te voorkomen dat de onder andere de in dit rapport beschreven activiteiten (van [B] ) in Nederland te plaatsen zijn.
(…)”
4. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 19 augustus 2014 (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd over de jaren 2009 tot en met 2012.
5. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en bij brief van 23 juli 2015 op basis van feitelijke beweringen gesteld niet belastingplichtig te zijn in Nederland.
6. Verweerder heeft eiseres bij brief van 20 augustus 2015 om gegevens en inlichtingen verzocht om de stellingen zoals neergelegd in de brief van 23 juli 2015 op juistheid te kunnen toetsen.
7. Verweerder heeft eiseres bij brief van 21 oktober 2015 en nogmaals bij brief van 17 november 2015 de volgende vragen gesteld:
“- Wat is het huidige woonadres van de heer [R] en wat was of waren de woonadressen van de heer [R] in de jaren van het geschil (2009-2012). Wat zijn de contactgegevens van de heer [R] (telefoon, e-mailadres, faxnummer);
- Wilt u gegevens verstrekken waaruit blijkt dat de heer [R] bekend was bij de Libische overheid, bijvoorbeeld kopieën van op naam gestelde belastingaanslagen;
- U stelt dat de heer [R] in Libië wordt gezien als een vooraanstaand ondernemer met een groot zakelijk netwerk terwijl u tegelijkertijd stelt dat de heer [R] zijn belangen steeds behoorlijk heeft afgeschermd voor het publiek. Dit lijkt met elkaar tegenstrijdig.
Kunt u uw opmerkingen in deze nader toelichten? Kunt u voorbeelden geven waaruit blijkt van de vooraanstaande positie van de heer [R] als ondernemer (bijvoorbeeld aan de hand van publicaties in fysieke en digitale media). Kunt u voorbeelden geven van personen of bedrijven uit
het zakelijke netwerk van de heer [R] ;
- Wilt u een overzicht/concernschema verstrekken van het conglomeraat van bedrijven van de heer [R] met daarbij een omschrijving van het soort onderneming/activiteit;
- Welke activiteiten zijn in de periode 2009-2012 door/op naam van [X] verricht;
- Welke personen hebben in de periode 2009-2012 feitelijk uitvoering gegeven aan de activiteiten van [X] afgezien van de heer [R] voornoemd. In geval ook andere personen werkzaamheden voor [X] hebben verricht, verzoek ik u mij kopieën te verstrekken van bescheiden die inzicht geven in de daaraan ten grondslag liggende rechtsverhoudingen (bijv. overeenkomsten van dienstverlening etc);
- Kunt u aan de hand van concrete documentatie inzicht geven in de feitelijke activiteiten van de heer [R] in relatie tot de overeenkomst met [L] ? Bijvoorbeeld: kopieën van schriftelijke adviezen, correspondentie, e-mailverkeer, verklaringen van [L] -functionarissen e.d;
- Kunt u aan de hand van concrete documentatie inzicht geven in de feitelijke activiteiten van de heer [R] in relatie tot andere cliënten van [X] ;
- Wilt u gegevens verstrekken waaruit blijkt dat [X] bekend was bij de Libische overheid, bijvoorbeeld kopieën van op naam gestelde belastingaanslagen;
- Is [X] afgezien van Libië en Nederland in enig ander land bekend bij de fiscus? Zo ja, kunt u dit dan onderbouwen aan de hand van bijvoorbeeld op naam gestelde belastingaanslagen, correspondentie e.d?
- Wanneer, waar en op welke wijze is de heer [R] in contact gekomen met de heer [D] ;
- Op welke wijze onderhoudt de heer [R] contact met de heer [D] . Kunt u voorbeelden van die contacten overleggen, zoals bijvoorbeeld schriftelijke instructies, rapportages, prints van
e-mailverkeer. In welke taal communiceert de heer [R] met de heer [D] ;
- Wanneer heeft de heer [R] Nederland bezocht in de periode 2009-2012 en wilt u dit onderbouwen aan de hand van verstrekte visa;
- Is de woning van de heer [B] te [G] de enige plaats waar in de periode 2009 - 2012 de administratie van [X] werd bewaard? Zo nee, op welke plaatsen werd dan nog meer administratie bewaard (adressen);
- Van welke tot het conglomeraat van de heer [R] behorende ondernemingen werd op het adres van de heer [B] nog meer administratie bewaard en in het verlengde van deze vraag: voor welke andere ondernemingen van de heer [R] trad de heer [B] op als administrateur.”
8. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 15 maart 2016 een informatiebeschikking afgegeven. In deze beschikking is onder meer opgenomen:
“-Van welke tot het conglomeraat van de heer [R] behorende ondernemingen werd op het adres van de heer [B] nog meer administratie bewaard en in het verlengde van deze vraag: voor welke andere ondernemingen van de heer [R] trad de heer [B] op als administrateur;
(…)
-Heeft de heer [B] een beloning ontvangen voor het administreren c.a. van [U] . Zo ja, hoeveel en op welke wijze is dit betaald. Heeft de heer [B] nog andere beloningen ontvangen van voor de heer [R] geadministreerde ondernemingen. Zo ja, dan verzoek ik u mij hiervan een specificatie te verstrekken (onderneming, bedrag, jaar, wijze van uitbetalen);
(…)
-Wat was in de periode 2009 – 2012 de feitelijke woonplaats van de heer [D] ;
(…)
-Waar heeft de heer [D] zijn werkzaamheden ten behoeve van [X] uitgevoerd (adressen);
(…)
-Welke beloning heeft de heer [D] voor zijn werkzaamheden ontvangen, hoe is dat vastgesteld en op welke wijze is de beloning betaald;
(…)
Met andere woorden: (verifieerbare) gegevens over de plaats van waaruit of de wijze waarop het feitelijk bestuur heeft plaatsgevonden, worden niet verstrekt terwijl dit voor de beoordeling van uw standpunt over uw vestigingsplaats nu juist van wezenlijk belang is.
Op alle overige vragen is evenmin antwoord gegeven.
(…)
Gelet op het voorgaande stel ik vast dat u het bepaalde in de artikel 47 en 49 lid 1 AWR heeft geschonden door desgevraagd meermaals en kennelijk ook principieel te weigeren om schriftelijk antwoord te geven op het gros van de in mijn brief van 21 oktober 2015 gestelde vragen. Verder heeft u geweigerd mij (kopieën) van diverse bescheiden te verstrekken.
(…)”
Geschil 9. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is genomen.
10. Eiseres stelt dat de informatiebeschikking onrechtmatig is aangezien verweerder onvoldoende aanwijzingen heeft die een onderzoek rechtvaardigen naar mogelijke belastingplicht in Nederland. De enkele aanwezigheid van bedrijfsdocumenten in een appartement in [G] , de woning van [B] , de zoon van [R] , in verband met de penibele situatie in Libië, rechtvaardigt niet het vermoeden van feitelijke leiding van eiseres in Nederland. De uiteindelijk belanghebbende van eiseres, [R] , is woonachtig in Libië. [D] verrichtte zijn werkzaamheden voor eiseres vanuit zijn woonland Turkije.
Subsidiair betoogt eiseres dat de informatiebeschikking strijdig is met het proportionaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, mede vanwege het feit dat door de (voormalige) gemachtigde van eiseres aangeboden mondelinge toelichting door [B] door verweerder is geweigerd.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking.
11. Verweerder neemt het standpunt in dat de informatiebeschikking rechtmatig is genomen. Gelet op in de woning aangetroffen documenten betreffende eiseres en de twijfels omtrent de feitelijke woonplaats van [D] in de in geding zijnde jaren, zijn de gevraagde gegevens van belang om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of sprake is van belastingplicht van eiseres in Nederland.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
12. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
13. Artikel 52a van de AWR luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“1. Indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52, en, voor zover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen, aan de verplichtingen ingevolge 53, eerste, tweede en derde lid, kan de inspecteur dit vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking). De inspecteur wijst in de informatiebeschikking op artikel 25, derde lid.”
14. De rechtbank stelt het volgende voorop. Voor het antwoord op de vraag of voor eiseres op grond van artikel 47 van de AWR een verplichting bestaat om aan verweerder desgevraagd gegevens en inlichtingen te verstrekken en/of boeken, bescheiden en andere gegevensdragers beschikbaar te stellen, is voldoende dat verweerder zich, gelet op de hem ter beschikking staande gegevens, in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de door hem gevraagde gegevens, inlichtingen, boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers van belang kunnen zijn om opheldering te krijgen over de vraag of eiseres in Nederland belastingplichtig is (vgl. Hoge Raad 18 december 2015, nr. 15/00040, ECLI:NL:HR:2015:3603). De vraag die in deze procedure voorligt, is dus niet of eiseres in Nederland vennootschapsbelastingplichtig is, maar of de informatiebeschikking terecht is genomen. De informatie wordt juist opgevraagd door verweerder om te beoordelen óf sprake is van vennootschapsbelastingplicht. Beoordeeld dient daarom te worden of verweerder over aanwijzingen beschikt waaruit zou kunnen volgen dat eiseres is gevestigd in Nederland dan wel is gevestigd in een ander land maar in Nederland (buitenlands) belastingplichtig is omdat zij haar onderneming drijft met een vaste inrichting (vi) of een vaste vertegenwoordiger (vv) in Nederland.
15. Gelet op de in het conceptrapport van het onderzoek d.d. 19 augustus 2014 opgenomen feiten en omstandigheden, welke door verweerder met stukken zijn onderbouwd, beschikte verweerder naar het oordeel van de rechtbank over voldoende aanwijzingen voor de mogelijkheid dat eiseres belastingplichtig is in Nederland. Daarbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de documenten die in de woning van
[B] in [G] zijn aangetroffen, waaronder facturen en door
[B] getekende betalingsopdrachten. De stelling van eiseres dat de administratie louter uit veiligheidsoverwegingen in de woning van [B] wordt bewaard, is volstrekt niet te rijmen met het feit dat er ongeveer 40 door [B] namens eiseres getekende, aan de [bank] gerichte, betalingsopdrachten zijn aangetroffen uit de periode september 2009 tot en met april 2013, waarbij in totaal ruim USD 5.500.000 wordt overgeboekt.
Voorts acht de rechtbank van belang dat verweerder heeft vastgesteld dat sprake is van een aanzienlijk aantal aan [B] te relateren limiteds waarover grote geldstromen lopen, en waarvan de meerderheid staat geregistreerd op het adres [a] , Britse Maagdeneilanden, het adres waar ook eiseres is gevestigd. Uit de aanwezigheid van deze documenten zou kunnen worden afgeleid dat [B] de feitelijk leidinggevende is van eiseres.
Voorts roept de verhuizing in 2009 van [D] vanuit [G] naar Turkije veel vragen op, nu hij werkzaam is gebleven bij een Nederlands advocatenkantoor. Verder beschikt hij over een Nederlandse bankrekening waarnaar aan [B] te relateren vennootschappen in de jaren 2007 tot en met 2013 grote bedragen hebben overgemaakt, waarop contante bedragen zijn gestort en ten laste waarvan pinbetalingen, met name in [G] , worden gedaan. Voorts is door [D] een postbusadres in [G] aangehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de informatie dan ook in redelijkheid van eiseres kunnen vragen, met het oog op mogelijke belastingplicht in Nederland.
Gesteld noch gebleken is dat de gestelde vragen door eiseres op afdoende wijze zijn beantwoord.
16. Eiseres voert verder aan dat is gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel. De rechtbank overweegt dat verweerder bij het gebruik maken van zijn bevoegdheid om informatie op te vragen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht dient te nemen. Op grond van artikel 49, eerste lid, van de AWR heeft verweerder de keuze van de wijze waarop de door hem gevraagde gegevens en inlichtingen moeten worden verstrekt. Niet valt in te zien waarom verweerder gehouden was om eerst een onderhoud met [B] te hebben in afwachting van de ontvangst van de aan eiseres gevraagde informatie en schriftelijke bescheiden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet hierop het evenredigheidsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel niet geschonden.
17. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Gelet op de uitkomst van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.