Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-02-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1720, AWB - 16 _ 1628

Rechtbank Noord-Holland, 28-02-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1720, AWB - 16 _ 1628

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 februari 2019
Datum publicatie
7 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2019:1720
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1628

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Eiseres is een bedrijfstakpensioenfonds en doet een beroep op de in artikel 11, eerste lid, letter i, ten derde, van de Wet OB opgenomen vrijstelling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet voldaan aan alle (vier) criteria zoals die zijn vastgesteld door het HvJ EU zodat zij niet vergelijkbaar is met instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en derhalve geen beroep op de vrijstelling toekomt. Het beleggingsrisico van de leden van het pensioenfonds is niet van voldoende betekenis om deze gelijk te stellen met het risico dat deelnemers van een icbe dragen.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 16/1628

[X] , gevestigd

te [Z] , eiseres

(gemachtigde: prof.dr. G.J. van Norden),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 3.767.024 (de naheffingsaanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 268.431 (de beschikking heffingsrente).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 februari 2016 het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.425.261. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 23 februari 2017 zijn partijen in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie te geven op het op 9 december 2016 gewezen arrest van de Hoge Raad met nummer 15/00148 (ECLI:NL:HR:2016:2786). Van die gelegenheid hebben beide partijen gebruik gemaakt.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2018 te Haarlem. Namens eiseres zijn verschenen [A] , drs. [B] en [C] , bijgestaan door haar gemachtigde en door [D] Msc, [E] MSc en [F] LLM. Namens verweerder zijn verschenen mr. drs. F. van Veen mr. C.L. Schonewille en

mr. J. Verstege.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is een bedrijfstakpensioenfonds voor werknemers in de sectoren beroepsgoederen-, besloten bus- en taxivervoer, het binnenbeurtvaartbedrijf en het kraanverhuurbedrijf. Het voert de pensioenregeling uit die de organisaties van werkgevers en werknemers in deze bedrijfstakken zijn overeengekomen in het kader van het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg.

2. Eiseres stelt zich volgens haar statuten ten doel binnen de kring van de aangesloten werkgevers en overeenkomstig de bepalingen van de statuten en de reglementen van het fonds, de deelnemers, de gepensioneerden, de gewezen deelnemers alsmede hun nagelaten betrekkingen aanspraken c.q. rechten toe te kennen op uitkeringen bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid of overlijden en/of op uitkeringen wegens vervroegde uittreding. Hiertoe int eiseres geldelijke bijdragen (premies) van de werkgevers.

3. In Pensioenreglement I van eiseres is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“Artikel 1.3.1

Aanspraken

1. Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.

(…)

Artikel 1.3.2

Artikel 2.1

Artikel 2.4

Artikel 4.1

Artikel 10.1

“Artikel 7.1

Geschil 11. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Daaromtrent houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag of ten aanzien van de diensten van de buitenlandse dienstverleners sprake is van het beheer van ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens, welk beheer op grond van artikel 11, eerste lid, letter i, ten derde, van de Wet OB is vrijgesteld van omzetbelasting. Indien het antwoord hierop bevestigend luidt, is in geschil of het fiduciaire vermogensbeheer door [A BEDRIJF] kwalificeert als ‘beheer’. Tussen partijen is dan niet in geschil dat de overige diensten van buitenlandse dienstverleners als ‘beheer’ kwalificeren en derhalve zijn vrijgesteld. Partijen gaan er vanuit dat eiseres en het FGR te vereenzelvigen zijn en dat de omzetbelasting die verschuldigd is aldus bij eiseres kan worden nageheven. Verder is tussen hen niet in geschil dat uitsluitend Pensioenreglement I van belang is voor de beoordeling van het geschil.

Beslissing