Home

Rechtbank Noord-Holland, 21-06-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:4970, AWB - 17 _ 5601

Rechtbank Noord-Holland, 21-06-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:4970, AWB - 17 _ 5601

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
21 juni 2019
Datum publicatie
17 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2019:4970
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5601

Inhoudsindicatie

Aan eiseres is een informatiebeschikking afgegeven in verband met door haar in het buitenland gehouden vermogen. De informatiebeschikking is kort voor de zitting bij de rechtbank, op 29 maart 2019, vernietigd door verweerder. Eiseres heeft verzocht om een integrale vergoeding van de gemaakte proceskosten. In geschil is of eiseres daar recht op heeft. De rechtbank volgt eiseres niet in haar primaire standpunt dat ten tijde van het afgeven van de informatiebeschikking dan wel ten tijde van de uitspraak op bezwaar, waarbij (een deel van) de informatiebeschikking is gehandhaafd, sprake is van het geven van een (informatie)beschikking/uitspraak op bezwaar terwijl op dat moment duidelijk is dat die (informatie)beschikking/uitspraak op bezwaar in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden. Ook van in vergaande mate van onzorgvuldig handelen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Zowel de informatiebeschikking als de uitspraak op bezwaar zijn van vóór de arresten van de Hoge Raad van 16 maart 2018 waarin de Hoge Raad uitleg geeft over de vraag wanneer inkomen in het buitenland opkomt in de zin van artikel 16, vierde lid, van de AWR. De rechtbank ziet wel aanleiding eiseres te volgen in haar subsidiaire standpunt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld door de informatiebeschikking tot kort voor de zitting bij de rechtbank te handhaven terwijl de arresten van de Hoge Raad dateren van 16 maart 2018.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 17/5601

(gemachtigde: mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 27 juni 2017 een informatiebeschikking genomen met betrekking tot aan eiseres op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2005 tot en met 2008.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiseres (gedeeltelijk) gegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is ongehuwd en woonachtig in Amsterdam. Vanaf 2005 is zij in loondienst geweest bij [A BEDRIJF] BV. Vanaf 2008 is zij in loondienst bij [B BEDRIJF] BV. De heer [A] is eigenaar van deze onderneming. Eiseres ontvangt jaarlijks een inkomen van ongeveer € 41.000.

2. Bij brief van 2 september 2016 heeft eiseres opgave gedaan van door haar in het buitenland gehouden vermogen. Het betreft een bankrekening die zij in 2008 heeft geopend bij de UBS bank in Zwitserland en waarop zij een bedrag van € 115.000 heeft gestort.

3. Bij brief van 4 oktober 2016 is eiseres in de gelegenheid gesteld vóór 5 december 2016 middels het formulier ‘Verklaring vrijwillige verbetering’ nadere informatie te verstrekken.

4. In reactie hierop heeft de gemachtigde van eiseres, bij brief van 30 januari 2017, de volgende informatie verstrekt:

Opening

De rekening, bestaande uit meerdere subrekeningen, is door [eiseres] geopend op 15 december 2008. Het openingsformulier treft u bijgaand aan (bijlage 1). De portfolio-overzichten over de jaren 2008 tot en met 2015 treft u bijgaand aan (bijlage 2).

Stortingen

Het in 2008 gestorte saldo is in de jaren daarvoor in Nederland opgebouwd en vervolgens in 2008 in contanten overgebracht en gestort op de Zwitserse bankrekening. Verdere stortingen hebben niet plaatsgevonden.

Opnames

Zoals ook blijkt uit de bijgevoegde mutatie-overzichten (bijlage 3), hebben de volgende opnames plaatsgevonden:

datum bedrag omschrijving

08-10-2010 € 15.150,00 Cash Withdrawal

14-07-2011 € 15.150,00 Cash Withdrawal

05-10-2012 € 10.100,00 Cash Withdrawal

Deze opnames (bijlage 4) zijn alle volledig consumptief besteed.”

5. In een e-mail van 30 maart 2017 heeft verweerder enkele vragen gesteld over het gestorte geld op de Zwitserse bankrekening. De volgende vragen zijn gesteld:

“Ik verzoek u een nadere toelichting te geven over het opgebouwde saldo:

 Met welke activiteiten is het saldo opgebouwd?;

 Valt het saldo op te splitsen in jaren? Zo ja, welke jaren betreft het, inclusief het bedrag per jaar;

 Waar werd contant geld aangehouden?”

6. Hierop is door de gemachtigde van eiseres, per e-mail van 12 april 2017, het volgende geantwoord:

“In reactie op uw vragen kan ik u namens [eiseres] berichten:

 Het saldo is in de loop der jaren opgebouwd uit overtollig spaargeld;

 Een opsplitsing per jaar is niet beschikbaar. Voor zover [eiseres] die splitsing wel zou kunnen maken zie ik overigens de fiscale relevantie daarvan niet in, nu het om in Nederland gespaarde/aangehouden gelden gaat waarover geen navordering meer mogelijk is;

 Het geld werd contant in Nederland bewaard, bewijzen daarvan zijn niet voorhanden.”

7. Verweerder heeft (de gemachtigde van) eiseres daarop, per e-mail van 19 april 2017, het volgende bericht:

“[Eiseres] was uit mij ter beschikking staande informatie gedurende het jaar 2008 woonachtig op het adres [A ADRES] . Zij woonde op het aangegeven adres samen met (fiscaal partner) de heer [A] , een cannabisondernemer.

Op 15 december 2008 wordt € 115.000 aan contanten gestort in Zwitserland. Ik heb u gevraagd naar herkomst van het geld. Het antwoord betreft een “blote” stelling: het saldo is in de loop der jaren opgebouwd uit overtollig spaargeld en werd contant in Nederland bewaard. De stelling is verder niet onderbouwd met bescheiden.

De bewijslast voor de stelling ligt bij [eiseres]. Tot op heden heeft [eiseres] niet voldaan aan de informatieplicht van artikel 47 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.”

8. Hierop heeft nog een korte e-mailwisseling tussen partijen plaatsgevonden.

9. Met dagtekening 27 juni 2017 is de informatiebeschikking afgegeven. In de informatiebeschikking is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Hoewel op u de verplichting rust om aan mijn informatieverzoek te voldoen heeft u niet of niet geheel aan dit informatieverzoek voldaan (art. 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en art. 49 AWR). Daarom ontvangt u hierbij een informatiebeschikking ex art. 52a AWR voor het kalenderjaar 2005 tot en met het kalenderjaar 2008 ten behoeve van de op te leggen (navorderings)aanslag(en) inkomstenbelasting over het genoemde jaar (jaren).

Het gaat om de volgende vragen en informatieverzoeken:

- Met welke activiteiten is het saldo (€ 115.000) opgebouwd;

- Valt het saldo op te splitsen in jaren? Zo ja, welke jaren betreft het, inclusief het bedrag per jaar;

- Waar werd contant geld aangehouden;

- Contant geld kent een oorsprong. Op welke wijze bent u in het bezit gekomen van het totaalbedrag aan contanten? Geld van een spaarrekening opgenomen in contanten en vervolgens thuis aangehouden? Of salaris wat contant werd uitbetaald? Kortom, nadere informatie die uw “blote stelling” onderbouwen.

U kunt er naar aanleiding van deze beschikking voor kiezen alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Ik verzoek u de gevraagde gegevens binnen zes weken na dagtekening van deze brief aan mij te verstrekken.”

10. Namens eiseres heeft haar gemachtigde op 3 augustus 2017 pro forma bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking en het bezwaar gemotiveerd bij brief van 11 oktober 2017.

11. Bij brief van 31 oktober 2017 heeft verweerder een vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar aan de gemachtigde van eiseres gestuurd. Hierin is eiseres in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Per e-mail van 10 november 2017 heeft zij verweerder bericht van die gelegenheid geen gebruik te maken.

12. Met dagtekening 14 november 2017 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Hierin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Beoordeling van uw bezwaar

Beslissing kostenvergoeding

Beslissing op uw bezwaar

Geschil 22. In geschil is of eiseres recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding. De informatiebeschikking is niet meer in geschil nu deze door verweerder is vernietigd.

Beslissing

Rechtsmiddel