Rechtbank Noord-Holland, 10-09-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:7835, AWB - 18 _ 990
Rechtbank Noord-Holland, 10-09-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:7835, AWB - 18 _ 990
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 10 september 2019
- Datum publicatie
- 24 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2019:7835
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 990
Inhoudsindicatie
Het concern waarvan eiseres deelt uitmaakt, houdt zich bezig met de ontwikkeling van vastgoed. In dat kader verstrekt eiseres leningen aan groepsvennootschappen. Eiseres wenst in 2011 ruim € 6 miljoen af te waarderen op leningen aan groepsvennootschappen. In 2012 bijna € 2 miljoen. De rechtbank oordeelt dat het arm’s length beginsel (artikel 8b wet Vpb) zich verzet tegen de afwaarderingen ten laste van de winst. De in aanmerking te nemen rente ten aanzien van de onzakelijke leningen wordt vastgesteld analoog aan een borgstelling. Niet in geschil is dat de rentevorderingen ten aanzien van twee leningen mogen worden afgewaardeerd naar nihil. De overige rentevorderingen mogen niet worden afgewaardeerd. Omdat verweerder de afwaardering van één van de rentevorderingen niet eerder heeft toegestaan, en in de beroepsfase wel, is het beroep gegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/990 en 18/991
(gemachtigde: mr. F. de Ruiter),
en
Procesverloop
HAA 18/990
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting (vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.208.705.
HAA 18/991
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een aanslag vpb opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 985.791.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroepen ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2019 te Haarlem.
Namens eiseres is ter zitting verschenen haar gemachtigde bijgestaan door [A ] , controller bij eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. H.P. Brouwer en mr. G. Verbeek.
Overwegingen
Feiten
De statutaire naam van eiseres luidde van 3 juni 2005 tot en met 9 december 2016 [L BEDRIJF] BV, nadien [G BEDRIJF] BV.
Eiseres maakt onderdeel uit van een concern van vennootschappen dat vastgoedprojecten (her)ontwikkelt. Een vastgoedproject wordt veelal ondergebracht in een aparte projectvennootschap. Een gedeelte van de groepsstructuur, zoals die in 2011 en 2012 gold, kan als volgt worden weergegeven.
Eiseres verstrekte leningen aan groepsvennootschappen en projectvennootschappen.
Leningen aan [F BEDRIJF] BV
Lening 1
Eiseres (schuldeiser) is per 1 september 2008 een overeenkomst van geldlening aangegaan met [F BEDRIJF] BV (schuldenaar) op grond van onder meer de volgende voorwaarden:
- er wordt maximaal € 2.400.000 verstrekt;
- met de verstrekte lening wordt vastgoed aan de [A ADRES] ontwikkeld;
- de looptijd is tien jaren;
- de rente is 4% per jaar. Deze rente kan jaarlijks worden aangepast;
- er is een additionele rente van 5% verschuldigd over het positieve projectresultaat;
- na verkoop van het vastgoed wordt, na aflossing van de bank, de lening pro rata met de overige leningen afgelost;
- op verzoek van de schuldeiser wordt een tweede hypotheek gevestigd.
Deze lening wordt aangeduid als lening 1.
Eiseres heeft op grond van lening 1 in 2009 en 2010 respectievelijk € 780.000 en € 750.000 verstrekt aan [F BEDRIJF] BV. Eiseres heeft in haar administratie verwerkt dat deze vorderingen in hetzelfde jaar als dat deze ontstonden (dus in 2009 en 2010), zijn overgedragen aan [D BEDRIJF] BV en [C BEDRIJF ] BV. In 2011 werden deze vorderingen weer in de administratie van eiseres verwerkt. De omvang van deze vorderingen bedroeg eind 2011 € 1.436.345. Daarnaast is in 2011 additioneel een bedrag van € 302.654,97 verstrekt en is € 10.239,07 aan rente bijgeschreven op de lening. Ultimo 2011 bedroeg het totale openstaande bedrag van lening 1 € 1.749.238,90. In 2012 werd nog een bedrag van € 428.450 verstrekt.
Lening 2
In 2011 had [M BEDRIJF] een vordering ten titel van lening op [F BEDRIJF] BV. [I BEDRIJF] BV heeft per 7 maart 2011 ter zake van deze vordering van [M BEDRIJF] op [F BEDRIJF] BV een bedrag van € 1.411.615,18 voldaan. In dat kader zijn [I BEDRIJF] BV en [F BEDRIJF] BV per 7 maart 2011 een geldleningsovereenkomst ter hoogte van eenzelfde bedrag overeengekomen onder de volgende voorwaarden:
- de lening ziet op de terugbetaling van een door [M BEDRIJF] verstrekte lening ten behoeve van [F BEDRIJF] BV;
- de looptijd is tien jaren;
- de rente is 4% per jaar;
- na verkoop van het vastgoed wordt, na aflossing van de bank, de lening afgelost.
Deze lening wordt aangeduid als lening 2.
Per 7 maart 2011 heeft eiseres lening 2 overgenomen van [I BEDRIJF] BV tegen de nominale waarde van € 1.411.615,18. Ultimo 2011 bedroeg deze vordering € 1.457.869,75.
Omvang lening 1 + lening 2 en afwaarderingen
De totale omvang van de vorderingen van eiseres op [F BEDRIJF] BV voortvloeiende uit lening 1 en lening 2 bedroeg ultimo 2011 € 3.207.108,04. Eiseres heeft in haar aangifte vpb 2011 deze vorderingen op [F BEDRIJF] BV volledig afgewaardeerd. In 2012 heeft eiseres het in dat jaar aan [F BEDRIJF] BV additioneel verstrekte bedrag van € 428.450 volledig afgewaardeerd.
Lening aan [H BEDRIJF] BV – lening 3
Eiseres (schuldeiser) is per 23 november 2010 een overeenkomst van geldlening aangegaan met [H BEDRIJF] BV (schuldenaar) op grond van onder meer de volgende voorwaarden:
- er wordt maximaal € 3.000.000 verstrekt;
- de lening is bedoeld om door te lenen aan de dochtervennootschap van [H BEDRIJF] BV, te weten [K BEDRIJF] BV, welke het aanwendt voor de ontwikkeling van vastgoed;
- de looptijd is tien jaren;
- de rente is 4% per jaar;
- bij oplevering is een additionele rente van 2% verschuldigd over de jaarlijkse hoofdsom;
- op verzoek van eiseres wordt meegewerkt aan het verpanden van aandelen in [K BEDRIJF] BV en/of [J BEDRIJF] BV, dan wel vorderingen van [K BEDRIJF] BV;
- na verkoop van het vastgoed wordt de lening (pro rata) afgelost.
Deze lening wordt aangeduid als lening 3.
Per ultimo 2011 bedraagt lening 3 € 2.988.149 (inclusief € 44.690 aan rente). [H BEDRIJF] BV heeft het geleende bedrag doorgeleend aan [K BEDRIJF] BV. Eiseres heeft in haar aangifte vpb 2011 de gehele vordering uit hoofde van lening 3 afgewaardeerd.
Lening aan [I BEDRIJF] BV – lening 4
Eiseres (schuldeiser) is per 23 november 2010 een overeenkomst van geldlening aangegaan met [I BEDRIJF] BV (schuldenaar) op grond van onder meer de volgende voorwaarden:
- er wordt maximaal € 3.000.000 verstrekt;
- met de lening wordt kavel D ( [N BEDRIJF] ) aan de [B ADRES] ontwikkeld;
- de looptijd is drie jaren;
- de rente is 4% per jaar;
- er is een additionele rente van 5% over het positieve projectresultaat verschuldigd;
- op verzoek van de schuldeiser wordt een tweede hypotheek gevestigd op de te ontwikkelen onroerende zaak, er worden geen andere zekerheidsrechten gevestigd dan na goedkeuring van eiseres, het onroerend goed wordt niet verhuurd of verkocht, dan na goedkeuring van eiseres;
- na verkoop van het vastgoed wordt de lening afgelost.
Grafisch kunnen de hiervoor weergegeven (gedeeltelijke) groepsstructuur en de door eiseres verstrekte leningen in 2011 en 2012 als volgt worden weergegeven.
Aangiften vennootschapsbelasting
Verweerder ontving van eiseres op 26 april 2013 de aangifte vpb 2011 en op 24 mei 2013 een verbeterde versie. Op 21 januari 2014 ontving verweerder de aangifte vpb 2012. In deze aangiften heeft eiseres de volgende afwaarderingen ten laste van het resultaat gebracht:
2011 2012
[F BEDRIJF] BV € 3.207.109 € 428.450
[H BEDRIJF] BV € 2.988.149 -/- € 250.462 [I BEDRIJF] BV € 462.536 € 1.529.519
Verweerder heeft met dagtekening 26 september 2015 de aanslag vpb 2011 opgelegd naar een belastbare winst van € 2.208.705. Op basis van een boekenonderzoek heeft verweerder op 29 augustus 2016 een controlerapport uitgebracht. Op 17 september 2016 heeft verweerder de aanslag vpb 2012 opgelegd naar een belastbare winst van € 985.791. Verweerder heeft de afwaarderingen zoals eiseres in haar aangiften had opgenomen en hiervoor onder 1.13 zijn weergegeven, niet in aanmerking genomen.
Geschil
In geschil is of eiseres de leningen aan [F BEDRIJF] BV, [H BEDRIJF] BV en
[I BEDRIJF] BV (leningen 1 t/m 4) mocht afwaarderen ten laste van het resultaat. Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat verweerder terecht de afwaarderingen heeft geweigerd, is in geschil welke rente in aanmerking dient te worden genomen en of de resterende rentevorderingen als afwaardering ten laste van het resultaat kunnen worden gebracht.
Eiseres betoogt primair dat de voorwaarden van de verstrekte leningen zakelijk zijn en dat de afwaarderingen ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Zowel ten tijde van het sluiten van de geldleenovereenkomsten, als ten tijde van het verstrekken van de gelden bestond de verwachting dat met de door middel van de leningen gefinancierde vastgoedprojecten positieve resultaten zouden worden behaald en dat de leningen konden worden afgelost. De oorzaak van de oninbaarheid van de leningen was de slechte vastgoedmarkt. Subsidiair stelt eiseres dat de rente overeenkomstig jurisprudentie van de Hoge Raad volgens de borgstellingsanalogie dient te worden gewaardeerd op 50% van de overeengekomen rente. De resterende rentevorderingen dienen vervolgens te worden afgewaardeerd naar nihil, dan wel in eenzelfde mate als de hoofdsom te worden afgewaardeerd omdat deze rentevorderingen – net als de leningen waaruit deze rente voortvloeit – gedeeltelijk (on)inbaar waren.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen tot:
- primair naar een belastbare winst in 2011 van € 4.449.089 negatief en in 2012 van € 721.716 negatief;
- subsidiair naar een belastbare winst in 2011 van € 2.133.685 en in 2012 van € 873.121 verminderd met gehele dan wel gedeeltelijke afwaardering van de resterende rentevorderingen.
Verweerder stelt dat eiseres in strijd met het at-arm’s-length beginsel leningen heeft afgewaardeerd. Immers, de door eiseres van haar aandeelhouders overgenomen vordering op haar zustervennootschap [F BEDRIJF] BV was ten tijde van de overname in 2011 waardeloos. De overige door eiseres verstrekte leningen aan concernvennootschappen waren onzakelijk. Immers, ten tijde van het aangaan van de leningen waren de debiteurenrisico’s zodanig dat een onafhankelijke willekeurige derde de leningen niet onder dezelfde voorwaarden overeen zou zijn gekomen zonder dat de vergoeding winstdelend zou worden. Eiseres heeft deze risico’s aanvaard om de belangen van haar zuster- en dochtervennootschappen te dienen. De afwaarderingen van deze leningen komen dan ook niet in aanmerking bij de winstbepaling.
Ten aanzien van de in aanmerking te nemen rente stelt verweerder zich op het standpunt dat deze overeenkomstig de borgstellingsanalogie op de helft van de overeengekomen rente dient te worden gewaardeerd. Verweerder accepteert voorts de afwaardering van de rentevorderingen ten aanzien van de leningen (1 en 2) aan [F BEDRIJF] BV tot op nihil. Ten aanzien van de resterende rentevorderingen op de leningen aan [H BEDRIJF] BV (lening 3) en [I BEDRIJF] BV (lening 4) stelt verweerder dat deze niet voor afwaardering in aanmerking komen omdat de hoofdsom van deze leningen niet volledig was afgewaardeerd.
Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen tot een berekend naar een belastbare winst van € 2.133.685 in 2011 en € 873.121 in 2012.
Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil