Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-08-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:9828, HAA 18/5462 V

Rechtbank Noord-Holland, 28-08-2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:9828, HAA 18/5462 V

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 augustus 2019
Datum publicatie
23 december 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2019:9828
Zaaknummer
HAA 18/5462 V

Inhoudsindicatie

verzet ongegrond. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank onder meer aan dat hij lichamelijke schade heeft opgelopen door onrechtmatig handelen van de overheden, met name de Belastingdienst. Alle instanties achten zich onbevoegd. Opposant vraag zich af aan welke rechter hij zijn schadeverzoek zou moeten voorleggen

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 18/5462 V

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld naar aanleiding van brieven van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam van 24 oktober 2018 (referentie [# 1] ) en 29 oktober 2018 (referentie [# 2] ), inzake klachtafhandelingen. Eiser verzoekt om toekenning van een schadevergoeding.

Bij uitspraak van 12 maart 2019 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.

Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Bij brief van 9 juni 2019 heeft opposant nadere gronden ingediend.

Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2019. Opposant is aldaar verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht.

2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is.

3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank onder meer aan dat hij lichamelijke schade heeft opgelopen door onrechtmatig handelen van de overheden, met name de Belastingdienst. Alle instanties achten zich onbevoegd. Opposant vraag zich af aan welke rechter hij zijn schadeverzoek zou moeten voorleggen.

4. De rechtbank is van oordeel dat in de uitspraak van 12 maart 2019 het juiste toetsingskader is aangelegd en dat de daarop genomen beslissing juist is. Hetgeen opposant naar voren heeft gebracht, faalt dan ook.

5. Met betrekking tot het door opposant voor het beroep betaalde griffierecht overweegt de rechtbank dat dit aan opposant zal worden geretourneerd op de voet van artikel 2.5, lid 6, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet-KEI-zaken) 2017.

6. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.

7. Ter voorlichting aan opposant merkt de rechtbank nog op dat de civiele rechter de bevoegde rechter is als het gaat om acties uit onrechtmatige daad.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel