Home

Rechtbank Noord-Holland, 29-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10035, AWB - 17 _ 5675

Rechtbank Noord-Holland, 29-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10035, AWB - 17 _ 5675

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
29 oktober 2020
Datum publicatie
4 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:10035
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5675

Inhoudsindicatie

Douane. Indeling van flipcases. Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen hebben de flipcases tot doel de smartphone erin op te bergen ter bescherming. Daarmee zijn het bergingsmiddelen. Deze zijn het meest soortgelijk aan de artikelen genoemd in het tweede gedeelte van de tekst van GS-post 4202. Het beroep is ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 17/5675

(gemachtigde: mr.ing B.J.B. Boersma RB),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 16 januari 2017 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt ten bedrage van € 35.027,42 aan douanerechten op industriële producten.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de utb, voor zover het een bedrag van € 3.986,51 betreft.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de utb gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen op 21 december 2017 beroep ingesteld en bij brief van 19 april 2018 de gronden aangevuld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend op 23 februari 2018.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2020 te Haarlem.

Namens eisers is verschenen mr. A.P. van Breukelen, kantoorgenoot van mr. Boersma voornoemd, bijgestaan door de heer [A] .

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] en [C] .

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen van alle categorieën telefoonhoezen die in geschil zijn (behalve typenummers [# 1] en [# 2] ) één monster aan de rechtbank toe te sturen en één aan verweerder. Eiseres heeft bij brief van 3 maart 2020, ontvangen bij de rechtbank op 5 maart 2020, een aantal monsters overgelegd. Vervolgens is verweerder in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Verweerder heeft bij brief van 10 april 2020, ontvangen bij de rechtbank op 16 april 2020, hierop gereageerd.

Bij brief van 24 juni 2020 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat de rechtbank van oordeel is dat het niet nodig is om in deze zaak opnieuw een zitting te houden en een nadere zitting daarom achterwege wordt gelaten, tenzij partijen binnen een termijn van vier weken aangeven dat zij mondeling op een zitting willen worden gehoord.

Bij fax van 1 juli 2020 heeft gemachtigde van eiseres aangegeven dat geen nadere zitting nodig is. Verweerder heeft niet binnen de termijn van vier weken gereageerd.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan uit de distributie van, de (groot)handel in en de im- en export van consumentenproducten.

2. Door de douane-expediteur [D] B.V zijn in de periode van 24 augustus 2015 tot en met 22 februari 2016 in totaal 13 aangiften gedaan als direct vertegenwoordiger van eiseres tot het brengen in het vrije verkeer van goederen, namelijk beschermhoesjes voor mobiele telefoons. In zes van deze aangiften zijn beschermhoesjes van het merk [E] voor diverse types smartphones van de merken [F] en [G] aangegeven. Het gaat om de beschermhoesjes met typenummers [# 1] , [# 2] , [# 3] , [# 4] , [# 5] die voorzien zijn van een flap (hierna ook “flipcase” genoemd).

3. Eiseres heeft de flipcases in de aangiften van 24 augustus 2015, 28 september 2015, 9 november 2015, 2 december 2015 en 12 januari 2016 aangegeven onder goederencode 8517 70 90 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN). In de aangifte van 22 februari 2016 zijn de flipcases aangegeven onder goederencode 4202 31 00 90.

4. Verweerder heeft bij eiseres een controle na de invoer (hierna: cni) ingesteld naar de juistheid van de goederencode en van het gehanteerde tarief. Hiervan is op 30 november 2016 een voorlopig rapport en op 9 januari 2017 een definitief controlerapport opgemaakt (hierna: het controlerapport). Bij de controle is onder meer geconstateerd dat de flipcases zijn aangegeven onder een onjuiste goederencode en dienen te worden ingedeeld onder goederencode 4202 32 10 00.

5. Verweerder heeft naar aanleiding van de cni de onderhavige utb uitgereikt voor een bedrag van € 35.027,42. Daarvan ziet een bedrag van € 11.911,95 op de flipcases.

6. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank van verweerder twee monsters ontvangen van de flipcases met typenummers [# 1] en [# 2] . Na de zitting zijn door eiseres monsters van flipcases met typenummers [# 3] , [# 6] en

[# 7] overgelegd.

Geschil 7. In geschil is de indeling van de flipcases met typenummers [# 3] , [# 2] , [# 1] , [# 4] en [# 5] in de GN.

8. Eiseres stelt dat de flipcases dienen te worden ingedeeld als producten van kunststof onder GN-code 3926 90 97 omdat geen sprake is van een bergingsmiddel zoals bedoeld in GS-post 4202. De daar bedoelde bergingsmiddelen zijn zodanig geconstrueerd dat het opgeborgen artikel steeds volledig uit het bergingsmiddel moet worden gehaald om te kunnen worden gebruikt. Dit is een van de karakteristieke eigenschappen van de artikelen van die post. De telefoon die is opgeborgen kan echter volledig worden gebruikt zonder de flipcase te verwijderen. De flipcase heeft drukknoppen, besturingsknoppen dan wel bedieningsknoppen, waardoor de flipcase een eigen functie heeft en deze niet kan worden beschouwd als bergingsmiddel. De flipcase is vergelijkbaar met de onderwaterbehuizing voor een camera, die ook niet als bergingsmiddel kwalificeert vanwege de aanwezigheid van verschillende druk-, besturings- of bedieningsknoppen en daarom wordt ingedeeld onder GN-code 3926 90 97. Eiseres verwijst naar de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2011 (hierna: Uitvoeringsverordening 875/2011).

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de utb met een bedrag van € 3.986,51. De rechtbank begrijpt dit als een bedrag van € 3.987,58. Daarbij is uitgegaan van de berekening in het cijfermatig overzicht dat als bijlage 13 bij het verweerschrift is gevoegd.

9. Verweerder stelt dat de flipcases dienen te worden ingedeeld onder GN-code 4202 32 10 als bergingsmiddel voor een mobiele telefoon die normaal in de zak of in de handtas wordt meegedragen. Het artikel is bestemd om er een specifiek apparaat (mobiele telefoon, smartphone) in te bergen. Het heeft daarom de objectieve kenmerken van een bergingsmiddel dat gelijkenis vertoont met de bergingsmiddelen als vermeld in het eerste gedeelte van de tekst van GS-post 4202. Daarnaast heeft de flipcase geen ander doel (behalve bescherming) dan het opbergen van een mobiele telefoon. De flipcase is niet vergelijkbaar met de onderwaterbehuizing voor een camera omdat een onderwaterbehuizing, anders dan de flipcase, druk-, besturings- en/of bedieningsknoppen heeft en een eigen functie, namelijk het mogelijk maken van gebruik onder water van een digitale camera. De flipcase is ontworpen voor het opbergen van een specifiek type mobiele telefoon. Het feit dat de mobiele telefoon niet uit de flipcase gehaald hoeft te worden voor het gebruik ervan, komt ten goede aan de beschermende functie van de flipcase en betekent niet dat geen sprake is van een bergingsmiddel. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Van toepassing zijnde regelgeving.

11. GS-post 4202 luidt – voor zover van belang – als volgt:

“4202 Reiskoffers en valiezen, koffers voor toiletbenodigdheden, documentenkoffertjes, aktetassen, school- en boekentassen, etuis, foedralen en kokers voor kijkers, voor camera's, voor wapens, voor muziekinstrumenten of voor brillen, alsmede dergelijke bergingsmiddelen; reiszakken, isothermische zakken voor voedsel of voor dranken, toiletzakken, rugzakken, handtassen, boodschappentassen, portefeuilles, portemonnees, kaartentassen, sigarettenkokers, tabakszakken, gereedschapstassen en -zakken, tassen, etuis, foedralen en kokers voor sportartikelen, etuis, foedralen en kokers voor flacons, juwelendoosjes, poederdozen, etuis, foedralen en kokers voor messenmakerswerk, alsmede dergelijke bergingsmiddelen, van leder, van kunstleder, van kunststof in vellen, van textiel, van vulkanfiber of van karton, of geheel of voor het grootste deel bekleed met deze stoffen of met papier

(…)

– artikelen van de soort die in de zak of in de handtas worden

meegedragen

4202 31 00 – – met een buitenkant van leder of van kunstleder

4202 32 – – met een buitenkant van kunststof in vellen of van textiel

4202 32 10 – – – van kunststof in vellen

12. GS-post 3926 luidt – voor zover van belang – als volgt:

3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen

bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914

3926 90 – andere

– – andere

3926 90 97 – – – andere

13. In de toelichting IDR op GS-post 4202 staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:

“Deze post omvat uitsluitend artikelen die in de tekst van de post zijn genoemd en soortgelijke bergingsmiddelen.

(…)

Behoudens het bepaalde in de Aantekeningen 2 en 3 IDR op dit hoofdstuk mogen de in het eerste gedeelte van de omschrijving genoemde artikelen zijn vervaardigd van ongeacht welke stof. De uitdrukking ‘dergelijke bergingsmiddelen’ omvat hoedendozen, etuis voor toebehoren van camera’s en patroontassen, scheden voor jacht- of kampeermessen, draagbare gereedschapskisten of -koffers die speciaal zijn gevormd of aan de binnenkant uitgerust voor het erin opbergen van bepaald gereedschap, met of zonder hun toebehoren, enz.

De artikelen vervat in het tweede gedeelte van de omschrijving van de post mogen echter uitsluitend zijn vervaardigd van de stoffen die in de omschrijving zijn opgesomd of moeten geheel of voor het grootste deel met deze stoffen of met papier zijn bekleed (het steunmateriaal mag van hout, metaal, enz. zijn). Als ‘leder’ wordt eveneens aangemerkt zeemleder (gecombineerd gelooid zeemleder daaronder begrepen), lakleder, gelamineerd lakleder en gemetalliseerd leder (zie Aantekening 1 IDR op dit hoofdstuk). De in dit tweede gedeelte gebezigde uitdrukking ‘dergelijke bergingsmiddelen’ omvat portefeuilles voor papiergeld, correspondentiemappen, etuis voor vulpennen, voor papiergeld of kaarten, naalden, sleutels, sigaren, pijpen, borsteldozen, schoenendozen, enz.

Een hoes van kunststof en ontworpen voor een bepaald model mobiele telefoon (zie ook afbeelding 22 hierna) moet onder onderverdeling 4202.32 worden ingedeeld.”

14. In de Toelichting EG bij GS-post 4202 is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

“De onderverdelingen 4202 3100 tot en met 4202 3900 omvatten eveneens hoezen voor mobiele telefoons die, naar aard en ontwerp, normaal in de zak of in de handtas worden meegedragen.

Hoezen voor mobiele telefoons van deze onderverdelingen vallen onder het eerste gedeelte van de tekst van de post en kunnen bijgevolg uit elk materiaal zijn vervaardigd.

Zij kunnen ontworpen zijn voor een specifieke mobiele telefoon of voor verschillende modellen mobiele telefoons die dezelfde afmetingen hebben.

Zij kunnen eventueel voorzien zijn van een sluitmechanisme. Zij bedekken de achterkant, de zijkanten en de voorkant van de mobiele telefoon om deze te beschermen. Eenvoudige hoezen die alleen de achterkant en de zijkanten van de mobiele telefoon bedekken, zijn evenwel uitgesloten omdat zij niet de kenmerken hebben van post 42.02, en zij worden ingedeeld naar het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd.”

15. In de Uitvoeringsverordening 875/2011 staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:

“Onderwaterbehuizing voor digitale camera’s, hoofdzakelijk vervaardigd van kunststof in de zin van aantekening 1 op hoofdstuk 39. (…). Het product is bestemd om een complete digitale camera te bevatten en maakt het mogelijk de camera te gebruiken in een vochtige of stofrijke omgeving.

Indeling (GN-code 3926 90 97).

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 op hoofdstuk 39, en de test van de GN-codes 3926, 3926 90 en 3926 90 97. Indeling onder post 42.02 als een foedraal voor camera’s is uitgesloten. Foedralen voor camera’s zijn onder post 42.02 begrepen. De onderwaterbehuizing is echter niet alleen maar een houder voor digitale camera’s maar een product met een eigen functie. Gelet op de aanwezigheid van drukknoppen en besturings- of bedieningsknoppen mag het product niet worden beschouwd als een houder.”

Beoordeling van het geschil

16. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).

17. Voorts kan, volgens de rechtspraak van het HvJ, de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product. Die inherentie moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie r.o. 40 van voornoemd arrest).

18. De telefoonhoesjes van de typen [# 6] en [# 8] , waarvan eiseres na de zitting monsters heeft overgelegd, maken, anders dan eiseres kennelijk meent, geen onderdeel uit van het geschil. Deze types worden in het controlerapport, dat aan de basis ligt van de utb, niet genoemd. Het antwoord op de vraag of type [# 8] beschikt over losse drukknoppen (afzonderlijke functieknoppen) en de vraag of in dat geval sprake is van een bergingsmiddel in de zin van post 4202, zal de rechtbank daarom niet in het oordeel betrekken.

19. Van de flipcases met nummer [# 1] , [# 2] en [# 3] zijn monsters overgelegd. Van de nummers [# 4] en [# 5] zijn geen monsters overgelegd. Verweerder heeft in zijn brief van 10 april 2020 aangegeven een monster van het type

[# 5] in bezit te hebben en deze desgewenst aan de rechtbank te kunnen overleggen. De rechtbank acht dit niet nodig, omdat verweerder in genoemde brief aangeeft dat dit telefoonhoesje er vrijwel identiek uitziet als het hoesje van het type [# 1] en deze hoesjes over nagenoeg dezelfde eigenschappen beschikken. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit niet juist zou zijn.

20. De overgelegde flipcases zijn bestemd als behuizing voor de smartphones [F] (model [# 1] ), [F2] (model [# 2] ), [F3] ( [# 3] ). Daarnaast zijn twee flipcases bestemd voor twee types [G2] (modellen [# 4] [# 5] ). De smartphone wordt met zijn achterzijde tussen de opstaande randen van het product vastgeklemd, de kunststof flap (“flip”) kan vervolgens om het geheel (met inbegrip van de voorzijde/het scherm met aanraakfunctie van de smartphone) heen worden dichtgevouwen. Blijkens de verpakking bieden de ultra dunne, lichtgewicht producten “Advanced impact protection” door toepassing van “Flexshock”.

De flipcases zijn rechthoekige voorwerpen van gevormde kunststof met afgeronde hoeken en opstaande randen, van ongeveer 138 tot 155 mm bij 70 tot 80 mm bij 11 mm. In de rechterbovenhoek zit een uitsparing van 20 mm bij 30 mm, ten behoeve van de cameralens/lenzen. In de opstaande rand bevinden zich – aan de korte zijden – enkele uitsparingen ten behoeve van de oplaadstekker, een koptelefoon/oortjes en het microfoondeel, en – aan de lange zijden – een drietal op de bedieningsknoppen van de desbetreffende smartphone (aan/uit, volume hoger, volume lager) aansluitende verdikkingen. In de voorzijde van de flap bevindt zich een uitsparing voor de speaker. Aan de achterzijde is over de lengte een kunststof flap bevestigd, van ongeveer 143mm bij 155mm ( [# 1] ), [# 4] en [# 5] ) respectievelijk 143mm bij 183mm ( [# 2] ) respectievelijk 155mm bij 198mm ( [# 1] ) die om het voorwerp heen kan worden dichtgevouwen en worden gesloten met een kunststof rand ( [# 1] , [# 4] en [# 5] ) of met een ingebouwde magneetsluiting ( [# 2] en [# 3] ). De flap bestaat uit twee op elkaar geplakte lagen kunststof. Aan de achterzijde van de flipcase zit (ook) een uitsparing van 20mm bij 30mm. Aan de binnenzijde van de flap is de binnenste laag over een lengte van 90mm opengewerkt, waardoor een ruimte van 90mm bij 50mm tussen de twee lagen ontstaat.

Door op het drietal verdikkingen in de kunststof te drukken kunnen de aan/uit-knop en de volumeknoppen van de smartphone worden bediend terwijl hij in de behuizing blijft. In de uitsparing aan de binnenzijde van de flap kunnen kleine platte voorwerpen worden opgeborgen (papiergeld, pasjes, etc.). Wanneer de flap wordt geopend en tegengevouwen, kan de smartphone schuin worden neergezet.

De in geschil zijnde flipcases hebben als eigenschap dat de smartphone kan worden gebruikt zonder dat deze uit de flipcase hoeft te worden gehaald.

21. De rechtbank constateert dat de flipcase niet als artikel wordt genoemd in de tekst van GS-post 4202. Daarom dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van “soortgelijke bergingsmiddelen” en overweegt als volgt.

Voor alle bergingsmiddelen die in GS-post 4202 worden genoemd, geldt dat zij het doel hebben om daarin een artikel of artikelen in op te bergen om de artikel(en) te beschermen. Ook de flipcases hebben tot doel de smartphone erin op te bergen ter bescherming, gelet op de hiervoor vermelde objectieve kenmerken en eigenschappen. Daarmee zijn het bergingsmiddelen. Eén van de eigenschappen van de flipcases is dat de smartphone voor het gebruik ervan niet uit de flipcase behoeft te worden gehaald. Anders dan eiseres stelt, blijft sprake van een bergingsmiddel omdat de opbergfunctie en beschermingsfunctie blijven bestaan. Dat de smartphone tijdens het gebruik van de smartphone in de flipcase kan blijven zitten, komt zelfs ten goede aan deze beschermende functie.

22. Gelet op deze eigenschap, namelijk dat de smartphone in de flipcase kan blijven zitten tijdens het gebruik, is de rechtbank van oordeel dat de flipcases het meest soortgelijk zijn aan de artikelen die genoemd worden in het tweede gedeelte van de tekst van GS-post 4202, na de puntkomma, omdat daartoe ook bergingsmiddelen behoren waarbij het artikel niet volledig uit het bergingsmiddel hoeft te worden gehaald voor het gebruik ervan.

De rechtbank vindt hiervoor steun in de Engelse taalversie van de Toelichting IDR op GS-post 4202 waarin – voor zover van belang – het volgende staat vermeld:

“The expression “similar containers” in this second part includes note-cases, writing-cases, pen-cases, ticket-cases, needle-cases, key-cases, cigar-cases, pipe-case, tool and jewellery rolls, shoe-cases, brush-cases, etc.”

De “writing-cases” “en ticket-cases” zijn, net als de in geschil zijnde flipcases, bergingsmiddelen waarbij de artikelen voor het gebruik ervan niet uit de bergingsmiddelen behoeven te worden gehaald. Een writing-case is een schrijfmap, waarbij het papier, voor het gebruik ervan, niet uit de map hoeft te worden gehaald. Een ticket-case is een doorzichtige hoes voor het scannen van toegangsbewijzen. Het ticket hoeft daarvoor niet uit de hoes te worden gehaald. Deze voorbeelden worden niet duidelijk genoemd in de Nederlandse taalversie van de Toelichting IDR op GS-post 4202. De rechtbank zal daarom de Engelstalige toelichting, gelet op het feit dat van de teksten van het GS slechts de Engelse en de Franse versies authentiek zijn, als uitgangspunt nemen voor haar beoordeling.

23. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige flipcases vallen onder het tweede gedeelte van GS-post 4202. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de Toelichting EG bij GS-post 4202 waarin staat vermeld dat hoezen voor mobiele telefoons vallen onder het eerste gedeelte van de tekst van GS-post 4202. De stelling van verweerder ter zitting dat de flipcases de meeste gelijkenis vertonen met de bergingsmiddelen als genoemd in het eerste gedeelte van de tekst van GS-post 4202 omdat daarin artikelen worden genoemd die bestemd zijn om er een specifiek apparaat in op te bergen, volgt de rechtbank niet. Dit is geen onderscheidend criterium, gelet op het feit dat ook ná de puntkomma bergingsmiddelen worden genoemd die bestemd zijn om een specifiek apparaat in op te bergen.

24. De rechtbank is van oordeel dat de flipcases niet vergelijkbaar zijn met de onderwaterbehuizing voor een digitale camera zoals beschreven in de Uitvoeringsverordening 875/2011. De onderwaterbehuizing functioneert ook als beschermend bergingsmiddel van de camera, maar dat is niet de hoofdfunctie van deze behuizing. De hoofdfunctie is namelijk dat deze het gebruik van een gewone digitale camera onder water mogelijk maakt. Daarvoor is noodzakelijk dat de behuizing beschikt over druk-, besturings- en/of bedieningsknoppen. Zonder de onderwaterbehuizing kan de camera alleen in droge omstandigheden gebruikt worden. Doordat gebruik onder water mogelijk is, heeft de onderwaterbehuizing een extra functie naast de bestaande functies.

De flipcases beschikken over een drietal verdikkingen die op de bedieningsknoppen van de desbetreffende smartphone (aan/uit, volume hoger, volume lager) aansluiten, maar dit zijn geen zelfstandige druk- besturings- of bedieningsknoppen. Anders dan de onderwaterbehuizing hebben de flipcases geen eigen functie, naast de opbergfunctie en beschermingsfunctie. Gesteld noch gebleken is dat de flipcases onderwatergebruik van smartphones mogelijk maken. De beroepsgrond kan daarom niet slagen.

25. Tussen partijen is niet in geschil dat de flipcases artikelen zijn van de soort die in de zak of in de handtas worden meegedragen en dat de buitenkant van de flipcases bestaat uit kunststof in vellen. De flipcases dienen daarom te worden ingedeeld onder GN-code 4202 32 10. Het gelijk is aan verweerder.

26. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

27. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 29 oktober 2020 door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, en mr.drs. C.M. van Wechem en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier.

Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel