Rechtbank Noord-Holland, 20-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:11518, AWB - 17 _ 4739
Rechtbank Noord-Holland, 20-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:11518, AWB - 17 _ 4739
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 20 november 2020
- Datum publicatie
- 18 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:11518
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2021:4281, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 4739
Inhoudsindicatie
Douane. Indeling van elektronische netwerktoegangsmechanismen (zogeheten one-time-password-items of password tokens) en kunststof behuizingen daarvan. Toepassing van het begrip “deel of toebehoor”.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/4739
[X] B.V., voorheen [Xa] B.V. gevestigd te [Z] , eiseres
(gemachtigde: mr. N.J. Helder),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 2 mei 2017 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt ten bedrage van in totaal € 297.074,86 aan douanerechten.
Bij uitspraak op bezwaar van 13 september 2017 heeft verweerder de bezwaren van eiseres deels gegrond verklaard en de utb verminderd met € 13.218,54 en een rentevergoeding van € 256,26 toegekend.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020 te Haarlem.
Namens eiseres zijn verschenen: [A] , [B] , [C] , en [D] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door: mr. [E] en
mr. [F] .
Overwegingen
Feiten
1. In de periode 26 maart 2014 tot en met 2 augustus 2016 heeft eiseres diverse aangiften gedaan of laten doen voor het brengen in het vrije verkeer van – onder andere – elektronische assemblages aangegeven onder post 8473 en delen van computers aangegeven onder post 8473.
2. Verweerder heeft bij eiseres een controle na de invoer (hierna: cni) ingesteld naar de juistheid en de volledigheid van de hiervoor bedoelde aangiften.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van de cni voor een aantal producten de aangegeven GN-code gecorrigeerd in 8543 70 90 99 en 3926 90 97 90 en de onderhavige utb uitgereikt. De utb ziet – na de vermindering in bezwaar – op de volgende producten, waarbij de rechtbank zich voor de omschrijving van de producten heeft gebaseerd op de door partijen overgelegde productinformatie, de daarop ter zitting gegeven toelichting en de ter zitting getoonde monsters en getoonde video van de (werking van de) producten:
Elektronische netwerktoegangsmechanismen, ook wel elektronische beveiligingsproducten (zogeheten one-time-password-items of password tokens; hierna ook: tokens).
De producten zijn omschreven als
- -
-
[G] hardware Token; ,
- -
-
[I] etoken Pass, en
- -
-
[H] Token.
De tokens (bestaande uit elektronica met een plastic behuizing) worden gebruikt om geautoriseerde toegang te verlenen tot een computersysteem. De term token wordt in dit dossier ook gebruikt voor de elektronica zonder behuizing. De rechtbank zal daarvoor de term toegangssleutel gebruiken.
I) De toegangssleutel omvat een onbedekt/onbeschermd elektronisch circuit op een printplaat met schakelingen, chips, drukknoppen (in het geval van dubbele identificatie een toetsenbord), een batterij als voeding en een display. De toegangssleutel heeft geen USB-aansluiting. Door de toegangssleutel wordt een “one-time password” gegenereerd. Op het display verschijnt de gegenereerde code. Het computersysteem waar toegang toe wordt gezocht, moet zijn voorzien van specifieke software die de toegangssleutel koppelt aan dat bepaalde computersysteem.
II) De behuizingen van plastic, die exclusief bedoeld zijn voor de toegangssleutels, worden nog niet samengesteld met de toegangssleutels ingevoerd, dit om naar wens van de afnemers op kleur, eventueel na bedrukking van de behuizing, te kunnen worden samengesteld, en om de afnemers de keuze te kunnen laten voor een behuizing met of zonder sleutelhangerring. Na het assembleren van de toegangssleutel met de plastic behuizing blijven deze onafscheidelijk met elkaar verbonden totdat de levensduur van de token (in feite: de levensduur van de batterij) is bereikt.
Geschil 4. In geschil is of de utb terecht is uitgereikt. Meer in het bijzonder is in geschil de indeling van bovengenoemde producten in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de tokens (bedoeld wordt: de toegangssleutels) moeten worden ingedeeld onder GN-code 8473 30 20 00 en 8473 30 80 00 (gegevens verwerkende machines), als deel of toebehoor (andere dan koffers, hoezen en dergelijke) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor gegevensverwerkende machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472.
Voorts meent eiseres dat de behuizingen van de tokens als deel daarvan moeten worden ingedeeld onder post 8473.
Ter zitting heeft eiseres zich in aanvulling van het op bladzijde 2 van haar beroepschrift gestelde aangevoerd dat verweerder, terwijl het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, ten onrechte heeft nagelaten een vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure toe te kennen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de utb en veroordeling van verweerder in de kosten van zowel de bezwaar als de beroepsprocedure.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de tokens (bedoeld wordt: de toegangssleutels) moeten worden ingedeeld onder GN-code 8543 70 90 99 als elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie. De behuizing moet volgens verweerder worden ingedeeld onder GN-code 3926 90 97 90 als (ander) artikel van kunststof. Subsidiair stelt verweerder dat indien de plastic behuizing als “deel” wordt aangemerkt, indeling ook dient plaats te vinden in GN-code 8543 70 90 99.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Toepasselijke regelgeving
8. GS-post 3926 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten
3926 90 - andere:
3926 9097 - - andere:
3926 9097 90 - - - andere”.
9. GS-post 8473 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“8473 Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en dergelijke) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 84.70 tot en met 84.72:
8473 30 - delen en toebehoren van de machines bedoeld bij post 84.71:
8473 3020 00 - - elektronische assemblages
8473 3080 00 - - andere”.
10. De tekst van GS-post 8543 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“8543 Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk:
8543 70 - andere machines, apparaten en toestellen:
8543 70 - - andere:
8543 70 - - - andere:
8543 7090 99 - - - - andere.”
11. Bijlage bij Indelingsverordening (EG) nr. 888/2006 van de Commissie van 16 juni 2006 tot indeling van bepaalde goederen in de nomenclatuur:
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een beveiligingsapparaat, ontworpen om toegang te bewerkstelligen tot gegevens die zijn opgeslagen in een automatische gegevensverwerkende machine. Het bestaat uit een beeldscherm met vloeibare kristallen (LCD), een samenstel van gedrukte schakelingen en een batterij, in een kunststoffen behuizing die aan een sleutelring kan worden bevestigd. Het apparaat genereert een reeks van zes cijfers die specifiek is voor een welbepaalde gebruiker en verleent die gebruiker toegang tot de in een automatische gegevensverwerkende machine opgeslagen gegevens. Het apparaat kan niet worden aangesloten op een automatische gegevensverwerkende machine en functioneert onafhankelijk van een dergelijke machine. |
8543 89 97 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en op basis van de tekst van de GN-codes 8543, 8543 89 en 8543 89 97. Het apparaat kan niet worden ingedeeld onder post 8470 omdat het niet mogelijk is om gegevens in te voeren. Zelfs de rekenfunctie in de zin van de tekst van deze post is niet aanwezig (zie de GS-toelichtingen bij deze post). Het kan niet worden ingedeeld onder post 8471 omdat het niet vrij programmeerbaar is overeenkomstig de behoeften van de gebruiker (zie aantekening 5, onder A, punt a, 2, op hoofdstuk 84), noch is aan te merken als een eenheid van een automatische gegevensverwerkende machine omdat het niet op de centrale verwerkingseenheid kan worden aangesloten (zie aantekening 5, onder B, punt b, op hoofdstuk 84). Het apparaat wordt ingedeeld onder post 8543 omdat het een elektrisch apparaat is met een eigen functie niet elders genoemd noch elders onder begrepen. |
Jurisprudentie
12. ( In dit deel van de overwegingen zijn de cursiveringen van de rechtbank.)
In het arrest van het HvJ van 15 februari 2007, Ruma, C‑183/06, Jurispr. blz. I‑1559, is geoordeeld dat een toetsenbordfolie (een schakelmat van polycarbonaatfolie, met aan de bovenkant voorgevormde toetsen en aan de onderkant contactpennen, die wordt gebruikt als bedienings- en afdekmat voor het toetsengedeelte van het toetsenbord van mobiele telefoons) moet worden ingedeeld als deel van een mobiele telefoon. Het HvJ heeft onder meer overwogen:
“31 Zoals reeds gezegd, impliceert het begrip „deel” de aanwezigheid van een geheel, voor de werking waarvan dit deel noodzakelijk is (zie arrest Peacock, reeds aangehaald, punt 21, en arrest van 7 februari 2002, Turbon International, C‑276/00, Jurispr. blz. I‑1389, punt 30).
32 Dienaangaande moet worden vastgesteld dat door de assemblage van de toetsenbordfolie met de andere onderdelen van de mobiele telefoon de functionele eenheid van die telefoon ontstaat. Van een „functionele eenheid” zoals gedefinieerd door de rechtspraak van het Hof is sprake wanneer een machine of toestel bestaat uit afzonderlijke elementen, die zijn ontworpen om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten (arrest van 7 oktober 1985, Telefunken Fernseh und Rundfunk, 223/84, Jurispr. blz. 3335, punt 29).
33 In casu speelt de folie een rechtstreekse rol in het gebruik van de mobiele telefoon, doordat hij het mogelijk maakt de contactpunten te bedienen en daardoor ook, toegang te krijgen tot de verschillende functies van de telefoon. Zonder de toetsenbordfolie is het onmogelijk toegang te krijgen tot die verschillende functies. Bijgevolg is de folie ontegenzeglijk een onmisbaar onderdeel voor de werking van de mobiele telefoon.
34 Daarentegen is het toetsenbord van een mobiele telefoon geen functionele eenheid die los staat van het toestel waar het deel van uitmaakt, daar het niet onafhankelijk kan worden gebruikt en evenmin kan worden gebruikt voor een andere functie dan die welke de telefoon als geheel kan verrichten (zie met name, in die zin, arrest Telefunken Fernseh und Rundfunk, reeds aangehaald, punt 31).
(…)
37 In casu sluiten de structuur van de toetsenbordfolie – met name de speciaal voor een bepaald type mobiele telefoon geschikte vorm – en de manier waarop hij werkt, ieder ander gebruik van deze folie dan als onderdeel van die telefoon uit. Door de eigenschappen van de toetsenbordfolie wordt tevens een zekere mate van dichtheid van de telefoon verzekerd, doordat met name het indringen van stof en vocht wordt verhinderd.”
13. De Commissie van de EG had dienaangaande onder meer (zie rechtsoverweging 23) aangevoerd:
“Enerzijds is deze folie onmisbaar doordat hij een rechtstreekse rol speelt in het gebruik van de mobiele telefoon, en anderzijds beschermt hij de mobiele telefoon tegen vocht en stof, waardoor deze blijft werken.”
14. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) van 12 december 2013, C-450/12 (Hark GmbH & Co KG Kamin- und Kachelofenbau) is onder meer overwogen:
“36. De GN bevat geen definitie van het begrip „delen” in de zin van GN-post 7321. Niettemin volgt uit de rechtspraak die het Hof heeft ontwikkeld binnen de context van de hoofdstukken 84 en 85 van afdeling XVI en van hoofdstuk 90 van afdeling XVIII van de GN, dat het begrip „delen” de aanwezigheid impliceert van een geheel, voor de werking waarvan deze delen noodzakelijk zijn (zie met name arresten van 15 februari 2007, Ruma, C‑183/06, Jurispr. blz. I‑1559, punt 31; 16 juni 2011 Unomedical, C‑152/10, Jurispr. blz. I‑5433, punt 29, en reeds aangehaald arrest Rohm & Haas Electronic Materials CMP Europe e.a., punt 34). Uit die rechtspraak volgt dat om een artikel te kunnen doen vallen onder de „delen”, in de zin van bovengenoemde hoofdstukken, het niet voldoende is dat wordt aangetoond dat de machine of het apparaat zonder dat artikel niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd, doch dient eveneens te worden aangetoond dat de mechanische of elektronische werking van die machine of dat apparaat afhangt van de aanwezigheid van dat artikel (zie in die zin arrest van 7 februari 2002, Turbon International, C‑276/00, Jurispr. blz. I‑1389, punt 30, en reeds aangehaald arrest Rohm & Haas Electronic Materials CMP Europe e.a., punt 35). Bovendien moet aantekening 2, sub a, op afdeling XV van de GN in aanmerking worden genomen, die preciseert dat waar, inter alia, in post 7321 „delen” worden genoemd, zulks niet slaat op „delen voor algemeen gebruik”.”
Vervolgens heeft het HvJ overwogen dat in het belang van een coherente en uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief het begrip „delen”, in de zin van GN-post 7321, dezelfde definitie dient te krijgen als die welke voortvloeit uit de in punt 36 van het onderhavige arrest genoemde en ten aanzien van andere hoofdstukken van de GN gewezen rechtspraak. Gelet op de feitelijke vaststellingen van de verwijzende rechter stelt het HvJ vervolgens vast dat een buisbochtstuk van een kachel onmisbaar is voor de werking van de kachel en dan ook moet worden aangemerkt als een deel van de kachel.
Die feitelijke vaststellingen betroffen de omstandigheid dat het buisbochtstuk (een verbindingsstuk met afsluiter), dat ertoe dient de kachel te verbinden met de schoorsteen, voor die kachel exclusief bestemd is, en bij het ontbreken van dit stuk de kachel niet in werking kan worden gesteld, daar anders de rookgassen zouden ontsnappen.
15. In het arrest van de Hoge Raad van 1 juni 2018, nr. 16/05293, ECLI: NL:HR:2018:799 (aquariumverlichtingsreflector) heeft de Hoge Raad met verwijzing naar het arrest van het HvJ van 8 december 2016, Lemnis Lighting B.V., C-600/15, ECLI:EU:C:2016:937, overwogen dat een reflector ten behoeve van een aquariumverlichtingstoestel niet als deel daarvan kan worden ingedeeld, omdat de aquariumverlichting goed functioneert zonder dat de reflector op de tl-buis is bevestigd, de werking van het aquariumverlichtingstoestel niet afhangt van de aanwezigheid van de reflector, en de reflector voor de werking daarvan als geheel niet noodzakelijk is.
Overwegingen
16. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
17. Voorts kan, volgens de rechtspraak van het HvJ, de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product. Die inherentie moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie r.o. 40 van voornoemd arrest).
De toegangssleutels
18. Gelet op vorengenoemde jurisprudentie moet worden beoordeeld of de mechanische of elektrische werking van gegevensverwerkende machines afhangt van de toegangssleutel, zoals eiseres stelt.
19. De rechtbank stelt vast dat een toegangssleutel bepaalde software of internetsites (zoals bijvoorbeeld betalingsprogramma`s van een bank) ontsluit, zodat vervolgens (gebruikers van) de gegevensverwerkende machines toegang wordt verleend tot die sites of software. Dit betekent dat de mechanische of elektrische werking van de gegevensverwerkende machines niet afhankelijk is van de toegangssleutel. Immers sites en software die niet zijn afgesloten voor ongeautoriseerde gebruikers zijn beschikbaar voor (gebruikers van) gegevensverwerkende machines. Deze sites en software kunnen dan ook zonder tussenkomst van een toegangssleutel door (gebruikers van) een gegevensverwerkende machine worden geraadpleegd en gebruikt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een toegangssleutel dan ook geen deel is van een gegevensverwerkende machine. Hoewel, zoals eiseres heeft gesteld, de toegangssleutels gelet op hun kenmerken zijn ontworpen om (uitsluitend) te worden gebruikt voor gegevensverwerkende machines en niet kunnen functioneren zonder gegevensverwerkende machines, is dit bij de beoordeling of zij een deel vormen van een gegevensverwerkende machine niet relevant. De toegangssleutel moet worden ingedeeld onder GN-code 8543 70 90 99 omdat het een elektrisch apparaat is met een eigen functie die niet elders wordt genoemd noch elders onder wordt begrepen. Het betoog van eiseres op dit punt slaagt niet.
De behuizingen
20. ( In dit deel van de overwegingen zijn de cursiveringen van de rechtbank.)
Niet in geschil is dat de plastic behuizing een functionele eenheid vormt met de toegangssleutel en is ontworpen om samen met de toegangssleutel de functie van passwordtoken te vervullen.
21. Kort samengevat dient te worden vastgesteld of het “deel” noodzakelijk, en dus onmisbaar is voor de elektronische of mechanische werking van het geheel. Genoemde werking van het geheel moet afhankelijk zijn van het desbetreffende deel. Daarbij moet worden bedacht dat het begrip “werking” in vorenbedoelde zin wel is begrensd, zoals ook blijkt uit het hierboven in overweging 15 reeds genoemde arrest Lemnis Lighting B.V., waarin is geoordeeld dat een ledlamp geen “deel” is van een verlichtingstoestel. Zonder ledlamp kan het verlichtingstoestel (de armatuur) niet de functie vervullen waarvoor het verlichtingstoestel is bestemd (het verspreiden van licht), maar het verlichtingstoestel is voor de werking ervan niet afhankelijk van de ledlamp (het niet verspreiden van licht is niet het gevolg van een gebrekkige werking van het verlichtingstoestel, maar van het ontbreken van een lamp). In gelijke zin ook het arrest Turbon, arrest van 7 februari 2002, Turbon International, C‑276/00, waarin door het HvJ is geoordeeld dat een inktcartridge geen deel van een printer betreft.
22. Het vorenstaande in aanmerking genomen komt bij de beantwoording betekenis toe aan wat in meer inhoudelijke zin onder “werking” van het geheel op zichzelf beschouwd moet worden verstaan.
Uit de overwegingen in samenhang met de feitelijke vaststellingen in de hiervoor reeds genoemde zaken Hark, Ruma en die betreffende de aquariumverlichtingsreflector (zie met name de door de rechtbank aangebrachte cursiveringen) leidt de rechtbank af dat het een goede werking van een machine of apparaat, gedurende een langere periode (“blijft werken”) moet betreffen. Tevens leidt de rechtbank uit Hark en Ruma af dat de goede werking betrekking kan hebben op veiligheidsaspecten (het voorkomen van het ontsnappen van rookgassen) en de bescherming van de werking van de machine of het apparaat tegen negatieve invloeden van buitenaf (het verhinderen van het indringen van stof en vocht).
23. Genoemd veiligheids- en beschermingsaspect komt bij de onderhavige beoordeling van de plastic behuizing van de tokens betekenis toe. De rechtbank acht aannemelijk gemaakt dat de goede werking van een toegangssleutel, een onbedekt/onbeschermd elektronisch circuit met een spanningsbron op een printplaat met schakelingen en chips als gevolg van de inwerking van vocht en stof, alsook door aanrakingen van gebruikers, met niet ondenkbare risico’s op kortsluiting, gedurende een langere gebruiksperiode niet zal zijn gegarandeerd.
Hiervoor kan steun worden gevonden in door eiseres genoemde BTI’s die betrekking hebben op diverse te onderscheiden behuizingen voor computers en een SD-kaartlezer, zoals vermeld in punt 51 van haar pleitnota.
24. Uit het vorenstaande volgt dat de plastic behuizingen als deel aangemerkt moeten worden en verweerder wordt gevolgd in zijn subsidiair ingenomen standpunt dat de indeling daarvan, net als de toegangssleutel van de passwordtokens, dient plaats te vinden onder goederencode 8543 70 90 99. Het douanetarief betreft dan 3,7 % in plaats van 6,5% (goederencode 3926 90 97 90). De utb dient overeenkomstig te worden verminderd met een bedrag van € 32.228 aan douanerechten en een corresponderend bedrag aan rente op achterstallen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
Proceskosten
25. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat in de uitspraak op bezwaar een vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure aan eiseres had moeten worden toegekend. De rechtbank zal daarin voorzien.
26. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.311 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 261 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de behuizingen betreft;
- vermindert de utb met € 32.228 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de rente op achterstallen dienovereenkomstig;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.311;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. C.M. van Wechem, voorzitter, mr. F. Kleefmann, en mr. P.H. Lauryssen, leden, in aanwezigheid van E. Hoekman, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: