Home

Rechtbank Noord-Holland, 03-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2394, AWB - 19_5617

Rechtbank Noord-Holland, 03-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2394, AWB - 19_5617

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
3 april 2020
Datum publicatie
16 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:2394
Zaaknummer
AWB - 19_5617

Inhoudsindicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/5617

en

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 14 november 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 27 september 2019 inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van het jaar 2014 met aanslagnummer 2589.39.813.H.46.01.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 47. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 31 december 2019 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 29 januari 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 31 januari 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.

4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.

5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.

6. Verder geldt voor het indienen van een beroepschrift op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

7. De dagtekening van het bestreden besluit is 27 september 2019. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 8 november 2019.

8. De rechtbank heeft het beroepschrift op 14 november 2019 ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.

9. Eiser heeft in zijn beroepschrift gesteld dat hij niet eerder heeft kunnen reageren omdat hij in Rusland was. De rechtbank is van oordeel dat verblijf in het buitenland geen verontschuldiging is voor de te late indiening. Het komt voor eisers eigen rekening dat hij het beroepschrift niet tijdig heeft ingediend.

10. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel